Opvattingen over vluchtelingen zijn diverser dan we denken

In het vluchtelingendebat lijken zowel burgers als opinieleiders lijnrecht tegenover elkaar te staan. Maar daartussen blijkt nog een heel scala aan opvattingen te liggen. Dit blijkt uit het nieuwe kwartaalbericht van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven.

Neem nu de ethische vraag of het onze morele plicht is om vluchtelingen op te vangen. Denker des Vaderlands Marli Huijer en hoogleraar ethiek Martin van Hees lijken aan de ene kant van het spectrum te zitten, met hun pleidooi voor meer openheid.[i] Of gastvrijheid nu een plicht is, zoals de Franse denker Jacques Derrida (1930-2004) beweerde, of eerder een recht, zoals in de filosofie van de Duitse Immanuel Kant (1724-1804), hun conclusie is dat we open moeten staan voor opvang.

In zijn essay voor de maand van de filosofie bestempelt Paul Scheffer een dergelijke opvatting als eenzijdig. Het zou te veel uitgaan van de overtuiging dat we zorg moeten dragen voor slachtoffers van geweld buiten de grenzen, en te weinig stil staan bij de gevolgen van (ongelimiteerde) opvang voor het welzijn van de bevolking binnen de grenzen:

‘We moeten terug naar Max Webers beroemde onderscheid tussen overtuigingsethiek en verantwoordelijkheidsethiek. Er is volgens Weber 'bijna geen diepere tegenstelling denkbaar dan die tussen iemand die handelt volgens het overtuigingsethische maxime, dat religieus geformuleerd luidt: “Doe wat  je moet doen, en laat de gevolgen aan God over”,  en iemand die handelt volgens het verantwoordelijkheidsethische maxime dat je moet instaan voor de (voorzienbare) gevolgen van je handelen.’[ii]

Positieve consequenties voor de bevolking binnen de grens zijn volgens Scheffer overtrokken. Hij legt dus de nadruk op negatieve gevolgen.

Meerderheid ziet opvang als morele plicht

Een meerderheid (63 procent) vindt dat we een morele plicht hebben om mensen op te nemen die vluchten voor oorlog en vervolging. 15 procent vindt van niet, en 23 procent is neutraal of weet het niet. Moeten we in de termen van Weber aannemen dat de meerderheid handelt vanuit een ‘overtuigingsethisch maxime’? Heeft de minderheid die geen morele plicht ziet helemaal geen oog voor ‘slachtoffers van geweld buiten de grenzen’?

Uit toelichtingen die mensen op hun antwoorden geven, blijkt dat het niet zo zwart-wit ligt. Er is weliswaar een groep die uitsluitend aan de gevolgen voor de eigen bevolking denkt – ‘eigen volk eerst’ – en een groep die volledig overtuigd is van de morele plicht tot opvang. Dit laatste voert vaak terug op christelijke, humanistische of kosmopolitische beginselen:

‘Dat is een kernwaarde die verankerd is in de Nederlandse beschaving, voorvloeiend uit de christelijke, joodse en humanistische leefregels.’

‘Een mens is een mens, die hoor je in nood opvang aan te bieden.’

‘Wij zijn ook bewoners van deze aarde en moeten daar ook voor deze groep een veilige plek bieden.’

‘Het is de plicht van naastenliefde elkaar te helpen indien nodig.’

‘Het is een elementaire vorm van beschaving.’

Ook vindt een enkeling dat Nederland een schuld heeft in te lossen voor onze betrokkenheid in de conflicten waarvoor mensen nu vluchten, of voor ons koloniale verleden. Tussen de twee uitersten zitten echter allerlei ‘nee, maar…’- en ‘ja, maar…’-redeneringen.

Nee, maar…

Dat mensen aangeven dat ze vinden dat Nederland geen morele plicht heeft om vluchtelingen op te vangen, wil niet per definitie zeggen dat de situatie van vluchtelingen ze koud laat. Er zijn binnen deze groep ook mensen die pleiten voor opvang ‘in de regio’, mensen die vinden dat we een morele plicht hebben om de oorlog waarvoor mensen vluchten te stoppen, én mensen die geen morele plicht zien, maar tóch vinden dat het goed is om te helpen:

‘Niets is een plicht. Het is goed om te helpen met de vluchtelingencrisis, maar het moet wel goed geregeld worden in een tempo dat een land aankan.’

We kunnen dus niet zo maar aannemen dat iedereen die vindt dat we geen morele plicht hebben alleen oog heeft voor de gevolgen voor de eigen bevolking. Wel stellen ze in hun opvattingen grenzen aan actieve solidariteit en openheid.

Ja, maar…

Mensen die wel een morele plicht zien, verbinden daar ook vaak voorwaarden aan. Ten eerste maken ze veel vaker dan mensen die geen morele plicht zien een onderscheid tussen wat ze ‘echte vluchtelingen’ noemen en andere migranten (‘economische vluchtelingen’, ‘gelukszoekers’, ‘profiteurs’, etc.). De eerste groep is zonder meer welkom, de tweede niet.

Een tweede voorbehoud dat velen maken is dat onze morele plicht tijdelijk is. Zo gauw de landen van herkomst weer veilig zijn, moeten mensen terug. Interessant is dat de groepsgesprekken die we hielden in aanvulling op de enquête suggereren dat mensen niet echt geloven dat vluchtelingen hier meestal tijdelijk zullen zijn, als ze er even over doorpraten. Het is dus de vraag hoe we hun antwoorden op de enquête moeten interpreteren.

Ten derde suggereren mensen dat we dan wel een morele plicht mogen hebben, maar dat we die beter moeten delen met andere EU-lidstaten en met landen ‘in de regio’. Kortom, mensen die een morele plicht zien hebben lang niet allemaal de overtuiging dat onvoorwaardelijke openheid wenselijk is. Het lijkt erop dat mensen heen en weer geslingerd worden tussen verschillende ethische maximes.

Morele plicht vaak vanuit een idee van wederkerigheid

Ook in een ander opzicht blijkt dat een morele plicht tegelijkertijd een onvoorwaardelijke overtuiging kan zijn (‘overtuigingsethiek’), én een manier om na te denken over de gevolgen van die overtuiging (‘verantwoordingsethiek’). Het gaat dan alleen niet om negatieve gevolgen voor de bevolking binnen de Nederlandse grenzen. Opvallend veel mensen formuleren de morele plicht vanuit het idee van wederkerigheid:

‘Stel, het overkomt ons een keer, dan wil je toch ook geholpen worden’.

Je zou dit kunnen veralgemeniseren door te zeggen dat internationale solidariteit op de lange termijn wel eens een groot goed zou kunnen blijken. Opvallend is dat veel mensen in hun antwoorden deze langetermijnsolidariteit in een historische context plaatsen:

‘Nederlanders zijn in wo2 ook opgevangen door andere landen. Mensen in nood moet je helpen.’

Geen genuanceerd debat, wel divers

We doen er goed aan om meer dan twee morele opties te onderscheiden in dit debat. De groepsgesprekken die we over dit thema hielden laten zien dat mensen zich zorgen maken over de verharding in het debat. Bovendien lijken mensen, in ieder geval als groep, bekend te zijn met het hele scala aan argumenten voor en tegen. Genuanceerd is het debat misschien niet altijd, maar divers is het wel. Laten we dat benadrukken.

Er zijn ongeveer evenveel mensen die zich vooral zorgen maken over de negatieve effecten van de komst van vluchtelingen voor Nederland (35 procent) als mensen die zich zorgen maken over de afwijzende houding in Nederland tegenover vluchtelingen (32 procent). De rest zit in het midden. Als mensen denken dat er alleen extreme opvattingen zijn onderdrukt dat de discussie. Het stimuleert de zwijgspiraal: mensen denken dat ze alleen staan met hun opvatting, en durven die niet de uiten; daardoor wordt die opvatting minder gehoord en durven nog minder mensen zich zo uit te drukken. Al met al leidt het tot onnodige verdere polarisatie.

Josje den Ridder, Wouter Mensink en Esther Schrijver zijn werkzaam bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Dit artikel is gebaseerd op het vandaag verschijnende Burgerperspectieven 2016|2. Kwartaalbericht van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven, Den Haag.

[i] Huijer, Marli en Hees, Martin van (2016). Wij zijn allemaal migranten. Amsterdam: Boom filosofie.

[ii] Scheffer, Paul (2016). De vrijheid van de grens. Amsterdam: De bezige bij / Lemniscaat, p. 59.

 

Foto: DFID - UK Department for International Development (Flickr Creative Commons)