Wat zouden ouders bij het opvoeden kunnen hebben aan het advies van een filosoof? Als filosoof denk ik na en probeer ik mijn gedachten te ordenen, bijvoorbeeld door het gebruik van een analogie. Als je die gebruikt om over een bepaalde zaak na te denken, dan probeer je helderheid te krijgen over een problematische zaak aan de hand van systematische overeenkomsten en verschillen die je kunt ontdekken door die problematische zaak te vergelijken met een jou wel bekende zaak. Dat kan ook bij het denken over hoe ouders zouden kunnen doen wat zij als ouders behoren te doen: goed opvoeden.
‘Goed opvoeden’ is blijkbaar een problematische zaak, een zaak waar ouders mee worstelen. Als filosoof denk ik daarover na met behulp van drie analogieën. Twee daarvan zijn welbekend: opvoeden lijkt op tuinieren en opvoeding lijkt op timmermanswerk. Deze analogieën bevallen mij niet, omdat ze te veel gewicht toekennen aan aspecten van het opvoedingsproces die zoveel gewicht helemaal niet waard zijn. Dat kan ik duidelijk maken aan de hand van een derde analogie: opvoeden lijkt op samen wandelen.
Het kind als lijdend voorwerp
De analogieën van het tuinieren en het timmermanswerk worden in onze cultuur geregeld gebruikt om ons denken over opvoeden te structureren. Deze analogieën wijzen een helder lijdend voorwerp aan: het kind waarmee iets gebeuren moet. De timmerman – dat wil zeggen, de ouder, en eventueel ook de leerkracht en andere betrokken volwassenen – moet iets van dat kind maken. Dat kind ligt er als een stapel materiaal passief bij. Voor de tuinman is dat kind niet zo passief, maar is het wel een lijdend voorwerp: het moet opgevoed worden. Als je het kind aan zijn lot overlaat dan zal het onkruid welig kunnen tieren. Opvoeden is voor de tuinman een kwestie van begeleiden, van laten groeien, maar wel aandachtig en met een plan voor ogen. Laat er uit komen wat er in zit, maar leidt die groei wel in goede banen. Voor de tuinman en de timmerman is het verhaal over de verantwoordelijkheid helder. Die ligt bij hen. Bovendien is er een heldere visie op het moment waarop het proces voltooid is: als het meubelstuk in elkaar gezet is en de tuin zijn opbrengst heeft voortgebracht.
Opvoeden als samen wandelen
Dit beeld van het opvoedingsproces bevalt mij niet. Ik hou meer van de analogie met het samen wandelen. Deze analogie structureert met name de vragen die je als opvoeder serieus moet nemen en die welke je beter kunt laten liggen. Ik zie een aantal snelle voordelen wat betreft het onderuit halen van vastgeroeste en volgens mij ondeugdelijke vooroordelen.
1.Samen wandelen heeft geen lijdend voorwerp. Je doet het samen, met elkaar, en niemand doet de ander iets aan. Er is geen kind dat ergens heen gewandeld moet worden.
2.Samen wandelen heeft geen einddoel. Samen wandelen doe je om de activiteit zelf. Het is het maken van een ommetje, een tocht die eindigt waar hij begon. Je gaat nergens heen, maar bent samen met elkaar onderweg. Dit kan ook in termen van tijd uitgedrukt worden: je kunt grotere en kleinere wandeltochten maken en op een belangrijke manier is het tijdstip waarop de wandeling eindigt tamelijk arbitrair. Dat tijdstip is niet intrinsiek met de activiteit verbonden, maar is meer een beëindiging die van buiten komt.
3.Samen wandelen doe je samen. Ieder heeft daarin zijn eigen rol, zijn eigen verantwoordelijkheid en zijn eigen handelingsruimte. Het belangrijkst hierbij is dat het om de kwaliteit van het wederzijds op elkaar afstemmen gaat. Samen wandelen is meer dan toevallig tegelijkertijd dezelfde route afleggen. Het gaat om rekening houden met elkaar en om samen een goede tijd doorbrengen, waarbij de inspanning zelf, het wandelen, tamelijk bijkomstig is en geen specifieke aandacht behoeft. Wandelen gaat vanzelf, net als ademhalen. Het onderhouden van de gezamenlijkheid is het echte werk.
Ouders hoeven helemaal niet zo veel te doen
Deze analogie geeft een heleboel te denken. Om te beginnen zet zij de inspanning van de ouders in een nieuw licht. Ouders hoeven helemaal niet zo veel te doen. Er drukt geen zware verantwoordelijkheid op hun schouders. Het kind doet de helft, want in je eentje kun je niet samen wandelen. Verder houdt opvoeden nooit op. Je kunt het tijdelijk onderbreken, maar je zult het altijd en eeuwig weer opnieuw kunnen en moeten oppakken. Iedere ouder beseft dit, zoals ook iedere ouder beseft dat er momenten zijn waarop hij zijn eigen ouders opvoedt. Op die momenten besef je dat de opvoedingrelatie gemakkelijk omkeerbaar is – een inzicht dat vanzelfsprekend is als we het hebben over samen wandelen. Tenslotte is vooral het besef van het ontbreken van een einddoel heel verrassend. Het gaat niet om wat je uiteindelijk bereikt. Het gaat niet om het produceren van een goed opgevoed kind. Het gaat om de weg. Het gaat om de gezamenlijkheid, om de kwaliteit van de relatie die je met elkaar weet te realiseren, voor de rest van je leven.
De conclusies die ik uit deze analogie trek, vormen geen ‘filosofische waarheid’. De analogie is niet meer dan een hulpmiddel om over goed opvoeden na te denken. Zij levert ongetwijfeld allerlei vragen op. Als filosoof heb ik daarbij dan maar één hoop: dat deze nieuwe vragen betere vragen zijn.
Jan Bransen is hoogleraar Filosofie van de gedragswetenschappen aan de Radboud Universiteit. In zijn boek ‘Word zelf filosoof’ (2010) gaat hij gedetailleerd in op het samen wandelen.
Afbeeldingsbron: NKBV/ByRyanPhotography.com (Flickr Creative Commons)