Oude recept van bezuinigen werkt niet meer

Eind vorige eeuw moest de verzorgingsstaat via loonmatiging en ingrepen in de sociale zekerheid aangepast worden aan de nieuwe economische werkelijkheid. Het antidotum tegen de crisis nu bestaat uit investeringen in mensen. Deel 2 van een serie van Anton Hemerijck over een ‘toerustingsagenda’.

De oorzaak van de huidige crisis ligt aan de scheefgroei in de financiële sector, mede als gevolg van te zwakke regulering en niet, zoals in de vorige eeuw, aan een te ruimhartig opgezette verzorgingsstaat en rigide arbeidsmarktstructuren. Bovendien leidt het redden van banken tot grote beperkingen in kredietverlening zodat de economische vraag verder onder druk kom te staan.

De huidige crisis toont in dit opzicht veel meer gelijkenissen met de depressie van de jaren ‘30. Ook toen was er sprake van een financiële sector die ver boven zijn stand had geleefd en op hardhandige wijze te verstaan kreeg dat het terug naar zijn hok moest. Dat ging gepaard met een enorme vraaguitval in de reële economie, met een torenhoge werkloosheid – zonder vangnet – als gevolg. Hetzelfde zien we nu gebeuren in Griekenland, Spanje, Ierland, maar ook in Nederland. Maar gelukkig zijn er nu wel de vangnetten van de verzorgingsstaat, een van de belangrijkste institutionele innovaties van het naoorlogse maakbaarheidsoptimisme.

Er is beleid nodig dat mannen en vrouwen toerust

Achter het huidige beleid gaan belangrijke politieke keuzes schuil. Over het belang van de deelname van jongeren aan hoger onderwijs voor de economie nú en op de lange termijn, over besparingen op onderwijs, maar ook over het geloof dat concurrentievermogen een zaak is van lang volgehouden loonmatiging en de perfecte interne markt als level playing field. In tegenstelling tot de vele beleidsmakers en economen in Nederland en daarbuiten pleit ik voor sociaal investeren als uitweg uit de Grote Recessie.

Er is beleid nodig dat mannen en vrouwen toerust om duurzaam te kunnen participeren in de arbeidsmarkt. Hoge arbeidsparticipatie en lange-termijn concurrentiekracht veronderstellen dat geïnvesteerd wordt in gezinnen, menselijk kapitaal, van crèche tot hogeschool. Belangrijke achterliggende gedachte daarbij is dat de overheid bepaalde sociale risico’s niet meer op een traditionele manier kan verzekeren.

Traditionele sociale verzekering biedt geen effectieve bescherming meer

Tot in de jaren ‘80 was het zo dat werknemers bij een (conjuncturele) economische crisis werden ontslagen. De werknemers, lange tijd vooral mannen, namen vervolgens plaats thuis achter de geraniums, in afwachting van betere tijden. Als die zich dan op gegeven moment aandienden, konden de werknemers weer terug naar dezelfde lopende band in dezelfde fabriek. In de tijd tussen ontslag en opnieuw aan het werk gaan, genoten zij en hun gezinnen bescherming van de verzorgingsstaat. Vandaag de dag verandert de economie door mondialisering en flexibilisering zo snel dat niemand het zich nog kan veroorloven om tijdelijk het opkomende leven in een bloempot gade te slaan. Werknemers moeten ook als ze werkloos zijn voortdurend aan hun menselijk kapitaal en competenties werken, anders staan ze voorgoed aan de kant. Een terugkeer naar de oude, vertrouwde baan is er vaak niet meer bij: het bedrijf waar ze werkten is óf volkomen veranderd óf bestaat niet meer.

De traditionele sociale verzekering, een gezamenlijke pool waarop de deelnemers in slechte tijden beroep konden doen, is óók verouderd vanwege de veranderde rol van de vrouw. Tot voor kort was de man vrijwel altijd kostwinner, maar dat is de laatste decennia een achterhaalde realiteit geworden. Vrouwen participeren in steeds grotere getalen op de arbeidsmarkt. Hoewel de opmars van de vrouw op de Nederlandse arbeidsmarkt beperkt is, althans in termen van voltijdbanen, heeft deze ontwikkeling het systeem van de sociale verzekering niet onberoerd gelaten. Vanwege deze ingrijpende sociale (r)evolutie, naast technologische innovatie en economische internationalisering, moet het accent in sociaal beleid daarom verschuiven van ex post, bescherming nádat er iets is gebeurd, naar ex ante, bescherming vóórdat sociale risico’s zich aandienen. Sociaal beleid moet niet langer reactief maar preventief beschermen door mensen te helpen hun competenties op peil te houden, ook als ze ouder worden, tijdelijk geen werk hebben of kinderen opvoeden. In dit opzicht zijn kinderopvang, actief arbeidsmarktbeleid, levenslang leren en flexibel pensioneren onlosmakelijk verbonden met de toerustingsagenda.

Voorwaarden voor een modern sociaal beleid

Om een toerustingsagenda te laten slagen, moet modern sociaal beleid aan enkele voorwaarden voldoen, die ik hier kort opsom. Ten eerste is een evenwicht nodig tussen investering en bescherming. Dat is niet alleen noodzakelijk omdat de zogenaamde ‘klassieke’ sociale risico’s nog prominent aanwezig zijn in onze samenleving (zoals nu weer werkloosheid door vraaguitval) en door de vergrijzing nog prominenter zullen worden. Het is ook nodig omdat het zeer moeilijk is voor een sociaal investeringsbeleid om aan iedereen gelijke kansen te bieden in een samenleving die gekenmerkt wordt door veel grotere ongelijkheden dan twee decennia geleden. Gelijkheid betekent niét dat je uitkomsten gelijk maakt; het gaat erom dat je de mensen reëel dezelfde ontplooiingsmogelijkheden biedt.

Ten tweede zou onderwijs de invloed van ongelijke thuissituaties op latere levenskansen moeten afzwakken in plaats van deze te versterken. Om dezelfde reden moet kinderopvang méér zijn dan het louter opvangen van kinderen voor werkende ouders uit de middenklasse en is ook de cognitieve en socialiserende kwaliteit ervan belangrijk. Hiervoor is maatwerk geboden. Maatwerk betekent dat maximaal rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden en competenties van mensen die beroep doen op bescherming en/of toerusting.

Ten slotte moet een sociaal toerustingsbeleid voldoende ambitieus zijn en samenhangend. Een sociale investeringsstrategie is een pakket, waarbij het geheel sterker is dan de som van de delen. Half werk leidt tot halve resultaten. Goede kinderopvang naast een arbeidsmarkt die moeders benadeelt in carrièremogelijkheden als ze verlof opnemen of deeltijd willen werken, is contraproductief. Een toerustingsagenda is misschien niet goedkoop, maar betaalt zich op termijn dubbel en dwars terug.

Onderwijs, opleiding, activering en kinderopvang van hoge kwaliteit vereisen voldoende middelen en dit staat op gespannen voet met de idee dat belastingen kunnen worden verlaagd. De houdbaarheid van een vitale verzorgingsstaat houdt tevens in dat de fiscale kosten van de pensioenen ondanks de vergrijzing niet te hoog mogen oplopen. Langer werken is hiertoe een sleutel. Burgers en gezinnen moeten kunnen vaststellen dat een sociaal investeringsbeleid daadwerkelijk tot meer werk en minder armoede leidt, dankzij robuuste en gerichte activering, en een zekere ‘wederkerigheid’ in de inspanning van alle betrokkenen.

Anton Hemerijck is decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam, en auteur van het boek ‘Changing Welfare States’ (2013), uitgegeven door Oxford University Press. Dit artikel is deel 2 uit een serie van 3. Het 1ste artikel verscheen gisteren op deze site.