Voor lokale participatie hoef je elkaar niet de les te lezen

Gemeenten zoeken naar nieuwe manieren om zich tot burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties te verhouden. Ervaringen in Tilburg wijzen erop dat leren van elkaar weliswaar niet gemakkelijk, maar wel essentieel is voor participatie.

De buurvrouw die buurtkinderen leert lezen, de volleybalvereniging die een tijdelijke moestuin aanlegt, de buurtbewoners die een stadscamping runnen - het zijn maar enkele voorbeelden van actieve bewoners die, al dan niet georganiseerd, iets ondernemen om hun omgeving te verbeteren. Dat doen ze omdat ze het nuttig, nodig of gewoon fijn vinden.

Niet doodknuffelen, maar wat dan?

Gemeenten staan voor de uitdaging om adequaat met het groeiend aantal burgerinitiatieven om te gaan. Nu weet elke bestuurder inmiddels wel wat hij in ieder geval níet moet doen, namelijk initiatieven doodknuffelen of overnemen. Maar daarmee is niet gezegd wat hij dan wel moet doen.

Op zoek naar de juiste verhoudingen tussen burger en overheid heeft de Brabantse gemeente Tilburg geëxperimenteerd met een gemeenschappelijke reflectie van burgers, ondernemers, gemeente en onderzoekers op projecten die inzet waren en zijn van felle politieke strijd. Daaronder vielen onder meer de planologie voor een braakliggend terrein; de opzet van een armoedefonds en de ontwikkeling van een sportkanaal.

Rollenspel laat zien hoe lastig iemands positie is

De partijen hebben gezamenlijk gekeken naar de manier waarop de gemeente bij deze projecten de interactie met de samenleving is aangegaan, en andersom. De bijeenkomsten waren soms spannend, er werden de nodige jij-bakken uitgedeeld, maar ze hebben niet geleid tot aardverschuivingen in de bestaande verhoudingen. Toch werden er kleine en grote successen behaald. Een regieteam van bewoners en gemeenteambtenaren is bijvoorbeeld belast met het maken van een plan voor een braakliggend terrein. Ook een mooi resultaat van het experiment is dat ambtenaren hebben toegezegd om voortaan duidelijker met burgers en ondernemers te communiceren en hen óók te informeren wanneer plannen eenmaal in de formele besluitvorming terecht zijn gekomen.

Op basis van dilemma’s en lessen uit het verleden hebben ambtenaren, actieve bewoners, ondernemers en bestuurders in het kader van het experiment een rollenspel gespeeld. De Duitse psycholoog Uti Ritterfeld noemt dat een vorm van serious gaming (Ritterfeld et al. 2009). Wat hier inhoudt dat de burger en de wethouder van rol wisselden, en zo ook de ambtenaar en de ondernemer. Het idee was dat de spelers al doende aan den lijve konden ervaren hoe lastig de positie van de ander is, maar ook hoe lastig zij zelf soms voor die ander zijn. De actieve bewoner die de rol van wethouder was toebedeeld riep na afloop uit: ‘Wethouder zijn is echt te moeilijk. Hoe kun je nu besturen in een omgeving die zoveel verschillende eisen aan je stelt?’

Inclusieve samenleving is niet vanzelfsprekend

De deelnemers aan het Tilburgse experiment concludeerden allemaal dat de participatieladder, waarvan de treden oplopen van reguleren tot loslaten (Rob 2012 ) en informeren tot coproductie (Arnstein 1969), het leerproces vaak blokkeert. Alsof de hoogste trede altijd de beste is en overheden en burgers maar één rol bekleden. De participanten merkten op dat zij gedurende de processen van beraadslaging en besluitvorming de trap meerdere keren zowel op- als aflopen.

Ook constateerden zij dat zij op de verschillende bijeenkomsten voortdurend tegen hét dilemma van de energieke samenleving aanliepen: dat burgers weliswaar worden verondersteld actief aan de participatiesamenleving deel te nemen, maar dat er ook mensen zijn die er de energie of vaardigheden niet voor hebben en een overheid heel hard nodig hebben om zich staande te houden in een al maar complexere wereld.

In het Tilburgse experiment kwamen de thema’s uit het debat op deze website tussen Jan Willem Duyvendak en Evelien Tonkens versus Jan Rotmans als ware tot leven. Waar Rotmans het ontstaan van een energieke en inclusieve samenleving bijna als een natuurwet beschouwt, uiten Duyvendak en Tonkens hun twijfels over de wijze waarop het eigenbelang wordt verweven met het publieke belang. Zij zijn er veel minder zeker van dan Rotmans dat de samenleving oog heeft of houdt voor mensen die niet op eigen kracht vooruit kunnen en niet zelfredzaam zijn. Ook voor de deelnemers aan het Tilburgse experiment is een inclusieve, energieke samenleving niet vanzelfsprekend.

Soms is het goed om politieke strijdbijl te begraven

Opvallend is dat bijna alle deelnemers verlangen naar ruimte voor het nastreven van belangen, maar tegelijkertijd de politieke retoriek afwijzen, die daar vaak mee samenhangt. De in Tilburg gecreëerde experimenteerruimte kan gezien worden als een publiek-private denktank. Een groot aantal raadsleden in Tilburg dat het rollenspel later ook speelde, concludeerde dat het soms goed is om de politieke strijdbijl te begraven om burgers en ondernemers meer kans te geven. Dat ze er soms goed aan doen om niet meteen in termen van politieke kleur en politiek gewin te denken en veel beter een gezamenlijke zoektocht kunnen ondernemen om tot de best mogelijke uitkomst voor iedereen te komen. Partijen hoeven elkaar niet voortdurend de les te lezen, ze kunnen ook van elkaar leren. Dat is wellicht de belangrijkste les van het Tilburgs experiment en tevens de grootste uitdaging voor welke vorm van participatie dan ook.

Tamara Metze is universitair hoofddocent Politiek en Bestuur aan Tilburg University

Noten

Ritterfeld, U., Cody, M.J.; Vorderer, P. (2009). Serious Games: Mechanisms and effects. New York: Routledge.

Rob (2012) Loslaten in vertrouwen. Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt én samenleving. Den Haag: Raad voor het openbaar bestuur.

Arnstein, S.R. (1969) “A ladder of citizen Participation”, JAIP, 35 (4) pp. 216-224.

http://www.socialevraagstukken.nl/wetenschapper-rotmans-moet-zich-niet-wagen-aan-voorspellingen/

 

Afbeeldingsbron: Singelpark (jw@broekema.info) (Flickr Creative Commons)