Postliberalisme als antwoord op het doorgeslagen denken van links en rechts

De technocratische controlestaat noch het neoliberalisme heeft de Europese burgers gelukkig gemaakt. Ze zijn vooral angstig, onzeker en rancuneus geworden. Postliberalisme kan oplossing bieden en de terugkeer van historische demonen voorkomen.

In het uiterst povere mens- en wereldbeeld van liberalen en neoliberalen wordt het menselijk leven rigide beschouwd in termen van vrij ondernemerschap en consumentenvrijheid. Telkens weer blijkt dat dit leerstuk ernstig tekort schiet in tijden van globalisering, megasteden, en mondiale netwerken en productieketens. Want waar blijft in die globale geweld de kleine ondernemer? Wat is individuele vrijheid waard in de nieuwe ongelijkheid van de meritocratische standensamenleving? En wat resteert er straks van het Europese samenlevingsmodel − de liberale democratie op basis van gelijkwaardig burgerschap − in een mondiale marktsamenleving zonder grenzen en begrenzingen?

Neoliberalisme, populisme en antiwesterse islam vormen giftige cocktail

Maar het kan nog erger. De neoliberale ontwrichting van tradities en zekerheden én de culturele spanningen veroorzaakt door slecht begeleide massamigratie en de crisis van de islamitische wereld hebben een riskante reactie uitgelokt: die van het rechtspopulisme. Rechtspopulisten verkondigen de valse ‘vrijheid’ van de etnisch-homogene natiestaat en de valse vrijheid van ‘het (ongedeelde) volk’ dat met één stem, liefst vertolkt door een autoritaire leider, opstaat tegen een al even eenvormig gedacht Establishment, dat samen met migranten bezig zou zijn de natiestaat op te heffen. De reactie van rechts(extreme) populisten is olie op het vuur van maatschappelijke confrontatie en conflict, en een zeer ernstig te nemen alarmsignaal. Van een crisis in politieke representatie en vertrouwen.

Het verkruimelen van het naoorlogse Europese samenlevingsmodel heeft alles te maken met het globaliserings- of internationaliseringsproces dat twee tegengestelde bewegingen tegelijkertijd produceert. Aan de ene kant groeit de wereld meer naar elkaar toe, wordt de mensheid sterker onderling afhankelijk en meer ‘vertrouwd’ door een ongekende en avontuurlijke expansie van communicatie (het wereldwijde web), onderling verkeer en voortgaande integratie in de wereldeconomie. Maar aan de andere kant maakt datzelfde proces nationale volkshuishoudingen en samenlevingen onder anderen door migratie of bedrijfsovernames complexer, diverser, minder controleerbaar en minder vertrouwd.

Een belangrijke complicerende factor daarbij is dat de wereld weliswaar ‘kleiner’ wordt voor met name mobiele en meertalige hoogopgeleiden, maar dat de gevolgen van het ‘diverser’ en flexibeler worden van de nationale samenlevingen voor een belangrijk deel worden afgewenteld op de minder internationaal aangehaakte lager opgeleide groepen. Zij hebben het meest te maken met verdringende concurrentie, lagere lonen op de arbeidsmarkt en het gemêleerder worden van de woonomgeving. Verder is er nog de omvangrijke middengroep die er onzeker van is of ze internationaal kan aanhaken of uiteindelijk ook tekort zal schieten: ‘the squeezed middle.’

Demonen uit het verleden keren terug

Het draagvlak van de naoorlogse consensus is veel fragieler dan we ooit voor mogelijk hebben gehouden en de demonen uit het verleden lijken weer terug te keren. Het wilde Angelsaksische aandeelhouderskapitalisme lijkt de verhouding tussen kapitaal en arbeid terug te voeren naar negentiende eeuwse toestanden, met alle ellende van dien. Daar komt nog bij dat het Project Europa als bezwering van nationalisme en grootmacht-denken zijn naoorlogse heilige aureool heeft verloren en dat het post-Holocaust-taboe op vreemdelingenangst en vreemdelingenhaat erodeert met de opmars van het (extreem-) rechts-populisme.

Slecht begeleide massamigratie, een ondoordacht systeem van Europees vrij personenverkeer, en de angst voor moslimradicalisme creëren behalve sociaaleconomische onzekerheid ook ressentiment rond sociale declassering en daarmee een gevaarlijke voedingsbodem voor zondebokmechanismen. Deze ontwikkeling zou politieke, culturele en economische ‘elites’ moeten nopen tot de grootste wijsheid, matiging en verantwoordelijkheid. Het tegendeel is echter het geval. De elites, een wat respectloos begrip voor beleidsmakers en bestuurders, zien permanente hervorming als het beste antwoord op een continu veranderende wereld, maar verzaken aan te geven wat waard is om te behouden en op welke prestaties uit het verleden we met zijn alles trots zouden moeten zijn.

De elites geven evenmin antwoord op de cruciale vraag hoe de samenleving ruimte zou kunnen bieden aan de ene groep – waar de economische innovatiekracht vooral vandaan moet komen − en tegelijkertijd bescherming kan bieden aan de andere groep. Veel hangt af van de invulling van het verraderlijke begrip participatiesamenleving. Is dat een top-down-begrip waarmee de kans-rijken de kans-armen disciplineren en vernederen? Of doet ze een handreiking naar maatschappelijke betrokkenheid en nieuwe vormen van democratie?

Europa neemt het slechtste van Amerika over

De ‘liberalisering’ en ‘technocratisering’ van de wereld is vooral het gevolg van de enorme opmars van het management en consultancy-adviescomplex (de McKinsey-factor), die hun best practice-efficiencymodellen mondiaal hebben uitgerold in zowel de private als de publieke sector. Op die manier heeft het markt- en efficiencydenken, het meritocratische prestatie- en bonusdenken en de financialisering van het globale kapitalisme de wereld veroverd, niet via liberale politiek in enge zin. Sommigen spreken in dit verband onnauwkeurig van neoliberalisme. Op te vatten als een geperverteerde ideologie van de marktsamenleving waarin mensen niet meer dan contractpartner of consument zijn. Een leerstelling die schuurt met het Europese sociaaldemocratische en christendemocratische samenlevingsmodel van sociale markteconomie en overlegeconomie.

Centrum-links dacht ooit een antwoord gevonden te hebben tussen de dwaalweg van het neoliberalisme aan de ene kant, en de behoudzucht van de verworven rechten-ideologie van de oude verzorgingsstaat aan de andere kant. Maar deze Derde Weg mondde uiteindelijk in de orgie van hebzucht en graaizucht van de jaren negentig, die op haar beurt eindigde in de kladderadatsch van de financieel-economische crisis. In plaats van alternatief voor, of zelfs maar correctie of amendement op het neoliberalisme te zijn, verwerd zij tot collaborateur. Grote delen van haar klassieke achterban hebben zich in de afgelopen decennia verraden gevoeld, ontdaan van ‘sociale zekerheid’, omdat de sociaaldemocratie zich sinds de jaren tachtig heeft ingelaten met de voortdurende hervorming van de verzorgingsstaat. Iets wat door haar achterban meer en meer gezien werd als de voortdurende afbraak van de sociale welvaartsstaat.

De vrijwel permanente ‘veronzekering’ van mensen, vooral van hen die – in termen van sociaal, financieel en cultureel kapitaal − minder zijn opgewassen tegen de verplichtingen en eisen van de globale flexibele wereld, heeft geleid tot een enorme voedingsbodem voor populisme. Tot een potentieel zeer gevaarlijke opstand van rancune en ressentiment tegen ‘het establishment’ en tegen ‘de elite’-waarbij links en/of de sociaaldemocratie in dat perspectief is komen samen te vallen met de elite.

De Amerikaanse politiek filosoof Michael Sandel heeft treffend onder woorden gebracht hoe het populisme tegelijk het product is van een vals vrijheidsbegrip en van een moreel vacuüm. ‘Veel aanhangers van rechts-populistische politici zijn economisch kwetsbaar. Ze voelen zich bedreigd door nieuwkomers die mogelijk hun baan inpikken of sociale voorzieningen opsouperen.’ Zij vertalen hun economische onzekerheden politiek gezien in vraagstukken van identiteit. Het gaat dan om vragen als “hoor ik erbij?” “ben ik nog deelgenoot van de samenleving?” “is er respect voor mij?” Volgens Sandel is de grote uitdaging ‘om de nationale identiteiten om te werken tot een collectieve, pluralistische identiteit. Men moet zich op zijn gemak voelen bij verschillen. Dat is een enorme uitdaging en vereist dat we de democratische politiek nieuw leven inblazen. En vergt een nieuw burgerschap, dat zich engageert met waarden, met moraal en met het vraagstuk van het algemeen belang.’

Postliberalisme als stimulans voor nieuw burgerschap

Postliberalisme –een begrip uit de Britse denktank-wereld- zou dat nieuwe burgerschap kunnen bevorderen en stimuleren. Door linkse en liberale ideeën te combineren, kan het postliberalisme het doorgeslagen marktliberalisme en overdreven fake- individualisme corrigeren en een opgefriste terugkeer naar de kernwaarden van de sociaaldemocratie mogelijk maken. Het moet mensen sterker maken, en vooral netwerken van mensen weerbaarder maken tegen de ‘creatieve destructie’ van een wereld op drift. En tegenwicht bieden aan de ontwrichtende en anonimiserende krachten van het globale kapitalisme en de technocratische staat en aan het instrumentele rendements-denken in publiek en privaat management.

Postliberalisme kan de verbindingsbrug vormen tussen de uit elkaar gedreven hoog- en laagopgeleiden in onze meritocratische standensamenleving in wording. Door zich te keren tegen een rigide libertinisme van progressief links − ‘anything goes’ cultureel relativisme; het a-historisch en a-sociologisch weghonen van gemeenschapsbanden als gezin, familie, buurt, natiestaat − aan de ene kant, en tegen de doorgeslagen vrijheden van de marktsamenleving met haar uitbuiting van precaire arbeid en het hyperflexibiliseren van arbeidsvoorwaarden en condities aan de andere kant.

En postliberalisme dient zich te kanten tegen de autoritaire ‘vrijheid’ van het rechtspopulisme, dat mensen reduceert tot hun afkomst en maatschappelijke groepen bloedlink tegen elkaar opzet. Postliberalisme streeft naar een niet-liberale invulling van de participatiesamenleving. Er is immers meer dan eigen verantwoordelijkheid alleen: geen Do it Yourself-society, maar een Do it Together-society. Door te experimenteren met nieuwe vormen en gedachten van democratische cultuur (gekozen bestuurders, referenda), en bij te dragen aan het eerherstel voor gelijkheid en mededogen als maatschappelijke waarden kan postliberalisme tegenwicht bieden tegen doorgeslagen marktdenken, dat de samenleving ongelijk en unfair maakt. Maar ook tegen de technocratische ‘sociaaldemocratische’ regel- en controlestaat, die mensen ongelukkig en afhankelijk maakt.

René Cuperus is senior wetenschappelijk medewerker van de Wiardi Beckman Stichting, de denktank van de Partij van de Arbeid. Hij is tevens columnist van ‘de Volkskrant. Dit artikel is een ingekorte versie van zijn essay in ´Omstreden Vrijheid. Waartoe een vrije samenleving verplicht´, een recent verschenen uitgave van uitgeverij Van Gennep en de Wiardi Beckman Stichting. In de bundel zijn tevens bijdragen opgenomen van Hans Boutellier, Mark Elchardus, Bob de Graaff, Myrthe Hilkens, H.J.A. Hofland, Erik Huizer, Menno Hurenkamp, Marnix Krop, Bram Mellink, Meryn Oudenampsen, Ingrid Robeyns, Rens van Tilburg, Marg Trappenburg, Willem Trommel en Liesbet van Zoonen. Dit boek is te bestellen voor € 22.50 (exl. Verzendkosten) door een mail te sturen naar info@wbs.nl