Problematisch druggebruik van LVB’er vergt speciale aanpak

Mensen met een Lichte Verstandelijke Beperking (LVB) werden tot voor kort niet als risicogroep voor alcohol-, tabak-, of druggebruik gezien. Onterecht blijkt uit recent onderzoek. Niet onderkend gebruik kan tot problemen met de directe omgeving en maatschappij leiden. En dat vereist in dit geval een speciale aanpak.

Mensen met een lichte verstandelijke beperking (LVB) gebruiken vaker cannabis en tabak dan mensen zonder een verstandelijke beperking. En wat alcohol en overig druggebruik doen ze niet of nauwelijks onder voor de algemene bevolking. Tot aan de start van mijn onderzoek was er in Nederland weinig bekend over hoe vaak middelengebruik onder deze groep voor komt. Zo gaven in 2007 de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Jeugd en Gezin aan dat er in Nederland ‘…enkele honderden verslaafde licht verstandelijk gehandicapte jongeren in de LVG-instellingen’ zouden zijn (Tweede Kamer der Staten-Generaal, 2007). In de dagelijkse praktijk komen professionals in de zorg echter legio voorbeelden van cliënten met LVB en verslaving tegen.

Ze zijn eerder geneigd veel drugs of alcohol te gebruiken

Zoals de meeste mensen komen ook mensen met een LVB in aanraking met alcohol, tabak en andere middelen. Zij vormen een risicogroep voor problematisch gebruik. Een combinatie van risicofactoren zoals een lage sociaaleconomische status, gedrags- en psychiatrische problemen, problemen op het gebied van werk, dagbesteding, financiën en beperkte vaardigheden om met deze problemen om te gaan, leidt ertoe dat zij eerder geneigd zijn te veel drugs of alcohol te gebruiken.

Uit mijn onderzoek blijkt dat het overgrote deel (97 procent) van de mensen met een LVB wel eens legale middelen (alcohol en tabak), en bijna de helft wel eens illegale middelen (voornamelijk cannabis) geprobeerd heeft. Ook het actuele middelengebruik is behoorlijk: 62 procent rookt (dat is aanzienlijk meer dan in de algemene bevolking), 64 procent drinkt wel eens alcohol, vijftien procent heeft afgelopen maand cannabis gebruikt, en één procent gebruikte de afgelopen maand stimulerende middelen (speed of cocaïne).

Deze aantallen komen overeen met de met de signalen die ik van mijn patiënten in de verslavingszorg krijg. Het boek dat ik met twee collega’s schreef heet niet voor niets ‘Iederéén gebruikt toch?’

Vaak denken begeleiders of ouders dat hun LVB’er niet gebruikt

Een van de problemen bij problematisch gebruik is dat het vaak lang bestaat zonder dat het opvalt. Vaak denken begeleiders of ouders dat hun cliënt niet gebruikt, helaas hebben ze dat soms mis.

Het in kaart brengen van gebruik bij mensen met een LVB is extra lastig, omdat veel standaard screeningsinstrumenten voor hen te ingewikkeld zijn wat betreft taalgebruik en de directheid van de benadering. Wij ontwikkelden daarom een nieuw instrument, de SumID-Qmet aangepast taalgebruik, visuele ondersteuning met plaatjes en een niet-confronterende stap voor stap benadering.

LVB zorg en verslavingszorg moeten goed samenwerken

Gelukkig is het goed mogelijk om de groep mensen met LVB die in de problemen komt met middelengebruik te helpen. Daarvoor is wel intensieve samenwerking met verslavingszorg nodig. Concrete tips over hoe dat vormgegeven kan worden zijn bijvoorbeeld het aanpassen van taalgebruik en tempo van de behandeling; het praktisch oefenen, zoals het doen van rollenspellen om ‘nee’ te leren zeggen tegen middelen; en het intensief samenwerken met een vertrouwenspersoon uit het netwerk van de patiënt.

GGZ wil LVB’ers uitsluiten

Toch zijn er ook zorgen, want mensen met een lichte verstandelijke beperking krijgen binnen de GGZ vaak niet de zorg die ze verdienen. En dat is jammer en onnodig, want het kan wel. Verslavingszorg is een onderdeel van de GGZ dat voorloopt met de behandeling van LVB’ers op de GGZ als geheel. Toch zegt diezelfde GGZ dat patiënten met een verstandelijke beperking die geestelijke gezondheidsproblemen hebben, beter af zijn bij ‘gespecialiseerde instellingen’.

Deze redenering is in meerdere opzichten opmerkelijk. Allereerst is de combinatie verstandelijke beperking en psychiatrische problematiek niet bepaald zeldzaam: vijftien procent van de Nederlanders heeft een verstandelijke beperking en dus een hoger risico op psychiatrische aandoeningen. De GGZ sluit dus een aanzienlijke groep van potentiële patiënten buiten.

Bijzonder, want je zou juist van de GGZ mogen verwachten dat deze cliëntgroep wordt aangesproken op een manier die recht doet aan hun capaciteiten, beperkingen en eigenaardigheden. Voor zover mij bekend sluiten chirurgen, internisten en KNO-artsen ook geen patiënten buiten vanwege hun beperking. Waarom de GGZ wel?

Het werken met LVB’ers is vaak uitdagend en vergt bijzondere vaardigheden. Maar die vallen te leren. Liever dan naar specialistische voorzieningen te verwijzen, zou de GGZ de zorg voor hen moeten omarmen. Door mensen te trainen en methodieken te ontwikkelen voor deze doelgroep. De verslavingszorg laat zien dat het kan. Hopelijk volgt nu de algemene GGZ.

Joanneke van der Nagel is psychiater en opleider bij Tactus verslavingszorgen promoveerde onlangs op het onderwerp middelengebruik en misbruik bij mensen met een verstandelijke beperking.

Foto: unai mateo (Flickr Creative Commons)