RECENSIE Complexe professionaliteit

Onlangs nam Hans van Ewijk afscheid als bijzonder hoogleraar Maatschappelijk Werk. Bij wijze van testament publiceerde hij tegelijkertijd het boek ‘Omgaan met sociale complexiteit – professionals in het sociale domein’. Dat is een wijs en warm boek geworden, met verrassende consequenties voor betaalde en onbetaalde sociaal werkers.

De hoofdlijnen van Van Ewijks gedachtengoed staan er nog eens in: complexiteit, professionele vriend, zijn afkeer van een strikte evidence based benadering, zijn pleidooi voor samenspel in de buurt, vakmanschap en normatieve professionalisering – om er maar eens een paar te noemen. Van Ewijk bouwt zijn boek (dat grotendeels bestaat uit eerder gepubliceerde, maar bewerkte en in samenhang geplaatste teksten) op in vier delen.

In het eerste daarvan maakt hij een plaatsbepaling van sociaal werk in de context van sociale complexiteit. De wereld is enorm complex geworden en dat leidt tot problemen. De hulpverlening maakt die niet zelden nog erger, doordat ze zelf een complicerende factor is geworden. ‘Het te sterk denken in behandelplannen ontkent het chronisch karakter van mensen met problemen in het sociaal functione-ren.’ (24) Er adequater mee omgaan vergt van de sociaal werker onder meer het vermogen om kwetsbaarheid te accepteren, om complexiteit enigszins te ontrafelen en te denken in termen van leefbaarheid, begeleiding en socialiseren, in plaats van ‘helen’ en oplossen.

In het tweede deel specificeert Van Ewijk die algemene opdracht naar het optreden van sociaal werkers in de drie ‘zones’ van het sociaal werk: het ouderenwerk (vermaatschappelijking), de jeugdzorg (professionele vriend) en de buurten (samenspel). Met name in die laatste zone ziet Van Ewijk een ‘kloof tussen de professionele wereld en de burgerwereld of tussen burgerkracht en systeemkracht. Het zal erop aankomen om in de sociale zone burgers een veel duidelijkere rol te geven in het definiëren van problemen, in het onderzoeken van wat in hun context, zoals de wijk of het gezin, aan de hand is, en in het ontwikkelen van plannen.’ (79).

Deel drie bevat een theoretische verdieping. Van Ewijk schetst daarin de veranderingen die het sociaal werk als professie ondergaat. Het blijft gaan om het ‘ondersteunen van sociaal functioneren’, maar dan zonder straffe paradigmatische benaderingen en disciplinaire scheidslijnen. ‘Dat geldt voor elk domein maar sociaal werk is daarin misschien wel koploper doordat het weigert vanuit een verkokerd perspectief te kijken en te werken.’ (p89) De sociaal werker lijkt in dat opzicht op een ‘moeraswerker’, een ‘citizen-professional’, een ‘perfect friend’ of een ‘medereiziger’. Harde kennis en uitgeschreven methodieken zijn voor dit type professionals maar deels behulpzaam, ‘het komt op andere kwaliteiten aan, op het vermogen complexiteit te doorzien en daarin al zoekend, samen met de cliënt, een weg te zoeken.’ (p89)

De moderne hang naar evidence based practice deelt Van Ewijk dan ook niet. Liever ziet hij een bredere benadering: meer uitgaan van de ervaringskennis van professionals en cliënten, op zoek gaan naar ‘werkzame elementen’ in het handelen en meer onderzoek doen naar ‘ervaren baat’ en ‘return on investment’. Die relativerende houding onderstreept hij door nog eens terug te komen op complexiteit als context voor sociaal werk. ‘Zou het kunnen zijn dat de complexiteit van het wereldgebeuren en de complexiteit in de microsituaties veel sneller toeneemt dan ons vermogen die complexiteit aan te kunnen? […] Erkennen dat we voor een deel de grip aan het verliezen zijn is het eerste wat nodig is.’ (p135) Daarmee omgaan vergt een normatieve professionaliteit, door Van Ewijk gedefinieerd als ‘de individuele en collectieve ontwikkeling van de kwaliteit van het professionele handelen verbonden met goed werk doen in de ethische, esthetische en instrumentele zin.’ Hij maakt daarbij professioneel handelen expliciet los van alleen de professional. ‘Professioneel handelen kan ook betrekking hebben op een organisatie of sector of op handelen van vrijwilligers en vakmensen.’ (p142)

Het vierde en laatste deel bevat Van Ewijks kijk op de toekomst. Eerdere thema’s uit het boek worden hier toegespitst, met onder meer een oproep om ‘de problematiek van de burger niet professioneel te monopoliseren’. En een bijna achteloos pleidooi om de generalistische maatschappelijk werker in de wijk ‘te verzelfstandigen, zoals huis¬artsen en advocaten’ om zo te voorkomen dat de burger ze ziet ‘als representan¬ten van grote instellingen, aanbieders van diensten’. (p152)

Het boek illustreert de enorme waarde die Van Ewijk al enkele jaren voor het sociaal werk in Nederland heeft. Dat al zijn hoofdlijnen binnen 180 pagina’s in één kaft staan, maakt de samenhang zichtbaarder. En het biedt de kans om de erfgenamen een paar suggesties te doen. Een eerste daarvan is het kernbegrip ‘complexiteit’ zelf. Van Ewijk stelt dat die in de postmoderne samenleving enorm is toegenomen en betoogt dat dat leidt tot een groei van het aantal mensen die daardoor de aansluiting gaan missen. Daarmee dient zich volgens hem een nieuwe ‘sociale kwestie’ aan: het probleem van adequaat sociaal functioneren in een uiterst complexe samenleving. Hoe evident dat ook klinkt, is die complexiteit – zeker in de microsituaties van het dagelijks leven – momenteel groter dan bijvoorbeeld tijdens het uiteenvallen van het Romeinse rijk, de Honderdjarige oorlog of zelfs de Industriële revolutie? En is het die complexiteit zelf die leidt tot uitval? Of zijn er andere mechanismen werkzaam die het (on)mogelijk maken om een aanvaardbaar sociaal leven te leiden, desnoods door die complexiteit te negeren of naar je hand te zetten? Wat verklaart dat sommige mensen – ook laagopgeleide mensen met een slechte sociaaleconomische status – wel beschikken over de daarvoor benodigde ‘zelfwerkzaamheid’?

Overigens is het bij het zoeken naar een remedie tegen complexiteit dat Van Ewijk zijn hartverwarmende pleidooi voert voor de ‘professionele vriend’: iemand die samen met de cliënt complexiteit als een gegeven aanvaardt, deze helpt ontrafelen, op zoek gaat naar manieren om toch weer in beweging te komen en een gevoel van richting te hervinden. Dat is een van de mooiste delen uit Van Ewijks testament, maar tegelijk aanleiding voor een tweede suggestie: een scherpere bepaling van wat (professioneel) sociaal werk is.

Van Ewijk ziet drie functies voor het sociaal werk: (1) integratie van burgers, (2) eigen en sociale verantwoordelijkheid ondersteunen en ertoe aanmoedigen en (3) sociale rechten verwezenlijken door sociale ondersteuning te bieden. Hij tekent daarbij aan dat ‘sociale ondersteuning altijd vooral door burgers onderling gebeurt, maar bij te grote sociale kwetsbaarheid ondersteunt en intervenieert de sociaal werker’ (49). Betaalde krachten hebben dus volgens de meester bepaald geen alleenrecht op het uitvoeren van sociaal werk.

Maar wat is dan de relatie tussen betaling, professionalisering en de verbetering van de kwaliteit van het sociaal domein? Is die kwaliteit gebaat bij gesloten professionalisering en beroepsregistratie (zoals de Gezondheidsraad onlangs bepleitte)? Of moet je aan het begin van de 21ste eeuw die relatie tussen professionele waarden en loonlijsten loslaten? Al in zijn inleiding vraagt Van Ewijk zich af: ‘Waarom laat ons beroepenveld zo met zich spelen?’ (15) In zijn laatste hoofdstuk voegt hij daaraan toe dat hem één ding duidelijk is: ‘Het komt erop aan dat we het sociaal werk stevig positioneren en profileren […]’ (147) Beide uitspraken komen hem duidelijk uit het hart, maar ze verdienen meer analyse. Misschien is sociaal werk wel vooral een speelbal doordat de grens met lekenkennis niet te trekken valt (waarmee de sociaal werker een paar jaar voor loopt op de medicus) en is die profilering vooral gewenst ten opzichte van pogingen om sociaal werk te modelleren naar andere, verkokerde disciplines en te reserveren voor een selecte groep beroepskrachten. Misschien is het wel juist de postmoderne complexiteit die zulk simpel professionalisme uitsluit. Paradoxen zat voor Van Ewijks opvolger Margo Trappenburg.

Hans van Ewijk, ‘Omgaan met sociale complexiteit – professionals in het sociale domein’ is met ISBN978-90-8850-5522 uitgegeven door SWP