RECENSIE ‘Ik wil zo graag een poes’

Misschien nog wel meer dan Dennendal is ‘de Hafakker’ in Noordwijkerhout een fascinerende episode in de Nederlandse zwakzinnigenzorg. Inge mans schreef daar een monumentaal boek over: ‘Hart van de zorg – Idealen en praktijken in de verstandelijk gehandicaptenzorg bij de Hafakker’.

De Hafakker is een kleine woonvoorziening voor zwakzinnigen in Noordwijkerhout die in de roerige jaren zeventig bij sommigen de nekharen deed rijzen maar bij vele anderen het hart sneller deed kloppen. Vanaf 1971 werd er in woord en daad een nieuwe omgang met zwakzinnigen ontwikkeld: het medische model van de jaren zestig werd vervangen door een gezinsmodel, dat de mens in de zwakzinnige centraal stelde. Voor de bewoners betekende dat een enorme bevrijding: opeens mocht bijna alles. De groepsleiders kregen het volste vertrouwen van de directie en maakten van die ruimte optimaal gebruik. Inwoners van Noordwijkerhout vroegen zich wel eens af wie de cliënten en wie de begeleiders waren. Natuurlijk wilden de groepsleiders de beste zorg voor hun bewoners, maar dat was in het kader van een project dat ook hervorming van de ‘prestatiemaatschappij’ beoogde. De zwakzinnige kon de wereld iets leren, mits die ervoor open wilde staan.

Het overeenkomstige Dennendal trok begin jaren zeventig veel meer aandacht, zeker toen deze kliniek in 1974 door de politie werd ontruimd en ongeveer honderd medewerkers werden ontslagen. Bescheidener ging de Hafakker door, met name met de zogeheten ‘omgekeerde integratie’: niet de verstandelijk gehandicapten in kluitjes en met 24-uurs zorg op afroep huisvesten in de samenleving maar net andersom: de samenleving het inrichtingsterrein op trekken door daar een woonwijk te bouwen. Aan die ‘verdunning’ is ruim vijftien jaar hard getrokken voordat in 1986 de eerste ‘normale’ bewoners in woonwijk de Hafakker kwamen wonen. De ironie van de geschiedenis wil dat de eveneens beoogde maatschappijhervorming toen al van de agenda verdwenen was.

Inge Mans heeft in haar boek een onwaarschijnlijke hoeveelheid materiaal verwerkt: naast visiestukken en beleidsnota’s ook stapels cliëntendossiers, verslagen van de groepsleiders en jaargangen van het instellingsblad. Ook interviewde ze circa honderd betrokkenen en kon ze haar eigen ruime ervaring gebruiken, als groepsleider en als vrijwilliger bij de Hafakker. Mooi aan ‘Hart voor de zorg’ is, dat die betrokkenheid een kritische blik niet in de weg staat en al evenmin tot cynisme leidt over wat er sinds die mooie revolutiejaren verloren is gegaan. Mans is mild en wijs over de vele veranderingen sindsdien: de opkomst van de managers, de overheids­druk op de groepsleiders om te professionaliseren, de invoering van de functiedifferentiatie en de zorgplannen, de fusies. Misschien is die wijsheid wel vooral omdat ze zich door alle mooie woorden niet laat afleiden en zich consequent afvraagt wat dat alles nou betekende voor het dagelijks leven van de zwakzinnigen. Dat levert een ontroerende inkijk op in het leven in zo’n instelling: van spelletjes en gezelligheid tot kleien met poep, schreeuwen en zelfmoord.

En: werden de zwakzinnigen er beter van? Mans heeft er een paradoxaal antwoord op: alles werd anders, beter en slechter. Misschien staat het wel het mooist in conclusie 3 op pagina 384

'Om cliënten meer zeggenschap over eigen leven te geven, hebben begeleiders minder zeggenschap over eigen werk gekregen. Sindsdien zijn het vooral managers, die het leven van cliënten bepalen.’

Greetje: ‘Ik wil zo graag een poes. Maar dat kan niet, zeggen ze.’”

Inge Mans, ‘Het hart van de zorg – Idealen en praktijken in de verstandelijk gehandicaptenzorg bij de Hafakker (1960-2010) is met ISBN978-90-6728-318-2 uitgegeven door Papieren Tijger.

Dit is één van de recensies van Nico de Boer in het nieuwe Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.