Samenleving profiteert van sociale mobiliteit migranten

Ruim vijftig jaar geleden kwamen de eerste gastarbeiders naar Noordwest Europa om de krapte op de arbeidsmarkt op te heffen. Nu, een halve eeuw later, stijgen hun kinderen steeds verder op de sociale ladder. Maar hun achterstandspositie blijft. Dat zou anders moeten. 

Ruim 25 procent van de Nederlandse bevolking onder de 21 jaar bestaat straks uit allochtonen. In Nederland heeft deze demografische ontwikkeling, evenals in de rest van Noordwest Europa, verstrekkende gevolgen voor de arbeidsmarkt. Vooral omdat de komende jaren een toenemend aantal autochtone werknemers (de bayboomers) met pensioen gaat. De uitdaging voor de westerse samenleving is om jonge migranten zodanig te integreren dat ze op voet van gelijkwaardigheid met hun autochtone leeftijdsgenoten komen. Dat is geen sinecure want in de meeste landen staan migrantenkinderen op grote achterstand als het gaat om werk en opleiding.

Krimp bevordert sociale mobiliteit

De sociale en economische achterstanden van migranten kunnen alleen ingehaald worden als de westerse samenleving beter gebruik weet te maken van hun talenten. De kern van een beleid daartoe ligt in de bevordering van een mobiliteit waarbij de vooruitgang van de een (de migrantenjongeren) niet ten koste gaat van de ander (autochtone jongeren). Tot voor kort was deze non-zero sum mobiliteit vooral het product van economische groei. Anders gezegd: de vraag naar hogeropgeleiden in perioden van welvaart nam zo sterk toe dat de autochtone beroepsbevolking alleen er niet in kon voorzien en er dus een beroep moest worden gedaan op migranten. De verwachting is dat het straks niet zozeer de economische groei is, maar de krimp van de autochtone bevolking en de gelijktijdige groei van de allochtone groepen die non-zero-sum mobiliteit mogelijk maken.

Gelet op dat scenario is integratiebeleid voor de overheid in Noordwest Europa (en de Verenigde Staten) een dwingende opdracht. Wil ze de economische en sociale dynamiek van de samenleving behouden, dan moet ze nieuwkomers grondig voorbereiden op volwaardige deelname aan de samenleving. En dient ze er via het onderwijs voor te zorgen dat iedereen gelijke kansen heeft. Om dat te kunnen garanderen, moet de overheid er in haar beleid meer rekening mee houden dat scholen bestaande maatschappelijke ongelijkheden reproduceren.

Vooruitgang en blokkades

Onderzoek toont aan dat migrantenjongeren vaak een grote stap voorwaarts maken en hun ouders veelal voorbij streven op het gebied van opleiding. Dat heeft voor een deel te maken met het feit dat de jongeren opgroeien in een samenleving waarin de leerplicht veel uitgebreider en dwingender is dan in het geboorteland van hun ouders. Maar, ondanks dat de migrantenjongeren grote vooruitgang boeken, staan ze vaak nog op grote achterstand van hun autochtone leeftijdgenoten. Een belangrijke oorzaak daarvoor is dat veel migrantenkinderen opgroeien in huishoudens waar de culturele en sociale voorwaarden ontbreken voor het leveren van goede schoolprestaties.

Om maar een paar blokkades te noemen: ouders zijn veelal laag geschoold en kunnen hun kinderen niet helpen bij het maken van huiswerk. Omdat migrantenouders vaak onbekend zijn met de mogelijkheden van het onderwijssysteem, kunnen ze hun kinderen ook niet adviseren bij het zoeken naar de juiste opleiding of school. Daar komt nog bij dat thuis vaak een andere taal wordt gesproken dan op school. En tenslotte impliceren etnische, raciale en religieuze verschillen een zekere afstand tussen leerlingen, ouders en leraren. Om een scheef beeld te voorkomen: migrantenkinderen krijgen van huis uit ook zaken mee, zoals discipline en ambitie, die een positieve invloed hebben op schoolprestaties.

Standaardisatie en stratificatie

Het onderwijssysteem zelf tenslotte is ook van invloed op de prestaties van migrantenjongeren. Dat systeem kan ingedeeld worden langs de dimensies standaardisatie en stratificatie. Standaardisatie verwijst naar de mate waarin het geboden onderwijs voldoet aan een consistent aantal nationale kwaliteitscriteria. Stratificatie refereert aan de aard en het bereik van het onderwijssysteem. Dus welke groepen leerlingen bedient het systeem, hoe speelt het in op de talenten en vaardigheden van leerlingen en hoe begeleidt het hen naar de verschillende onderwijsdoelen?

De mate van standaardisatie van het onderwijssysteem blijkt uit de tolerantie van ongelijkheden. Ofwel in hoeverre staat het systeem inhoudelijke verschillen toe tussen scholen op lokaal en regionaal niveau, tussen openbare en privéscholen en in curricula. In een systeem waarin het onderwijs nauwelijks is gestandaardiseerd, gaan migrantenleerlingen vaker naar scholen met een lagere dan gemiddelde kwaliteit. Dat gebeurt vooral als de ouders niet in staat zijn om voor hun kinderen op te komen of om ze thuis bij te spijkeren.

Initiële verschillen leiden tot grote achterstanden

In geen enkele samenleving is de school de enige verantwoordelijke voor de educatie van kinderen. Ook het gezin en de gemeenschap hebben een rol. Dat blijkt al op de eerste dag op school. Sommige kinderen zijn meer dan andere in staat tot stilzitten en luisteren. Weer anderen kunnen al een paar woordjes lezen. Die initiële verschillen in vaardigheden blijven een cruciale rol spelen bij de verdere schoolloopbaan. Gelet op de afstand tussen een typisch migrantenhuishouden en de hoofdstroom in de samenleving, zorgen onderwijssystemen die minder verantwoordelijkheid toekennen aan scholen en meer aan familie en gemeenschap, ervoor dat de achterstand van migrantenkinderen alleen maar groter wordt.

De achterstanden geven aan dat de meeste immigrantenleerlingen extra aandacht nodig hebben in het klaslokaal willen ze aansluiting kunnen vinden bij hun leeftijdgenoten. Er is bewijs dat zij die ondersteuning gewoonlijk niet krijgen in de westerse landen. Nederland vormt wat dat betreft een gunstige uitzondering: hier krijgen scholen met veel migrantenleerlingen extra geld en ook zijn er fondsen beschikbaar voor het financieren van huiswerkklassen.

Publieke investeringen in onderwijs hard nodig

De kleinere aanwas van de meest begunstigde groepen lijkt gunstig voor een toename van de non-zero-sum mobiliteit. Jongeren uit achterstandsgroepen krijgen daardoor steeds meer mogelijkheden om sociaal te stijgen, zonder dat hun leeftijdgenoten in de bevoorrechte groepen zich daardoor bedreigd voelen. Als de westerse landen hun relatief sterke positie in een steeds competitievere wereld willen behouden, dan kunnen zij zich het niet langer veroorloven om de toegang tot leidinggevende posities te reserveren voor krimpende bevolkingsgroepen. Ook daarom zijn publieke investeringen in het onderwijs essentieel om de kansen en mogelijkheden voor jongeren met een migrantenachtergrond te vergroten.

Richard Alba is hoogleraar sociologie aan de City University of New York. Dit artikel is een vertaalde en ingekorte versie van de lezing die hij 7 juni hield op de Erasmus Universiteit Rotterdam op uitnodiging van het Centre for Citizenship, Migration and the City (CIMIC) van opleiding Sociologie.

De lezing is ook te zien op Youtube.

Foto: Roel Wijnants