84 Procent van Rotterdamse vrouwen heeft last van seksuele toenadering – dit vraagt om aanpak op maat

Van de Rotterdamse vrouwen tussen 18 en 45 jaar oud had zo’n 84 procent in het afgelopen jaar te maken met seksuele getinte toenaderingen door vreemden op straat. Er is hard aandacht nodig voor dit fenomeen zeggen de vrouwen.

Door nationale en internationale initiatieven als Hollaback en de Nederlandse stichting Stop Straatintimidatie is er een toenemende aandacht voor het fenomeen seksuele straatintimidatie. Hoe verhoudt het beeld dat de media schetst zich met de belevingen van vrouwen op straat? En hoe denken vrouwen en professionals over verklaringen en oplossingen? Het onderzoek seksuele straatintimidatie in Rotterdam zocht dit uit voor Rotterdam.

Wat is seksuele straatintimidatie?

Seksuele straatintimidatie is een moeilijk af te bakenen fenomeen. Gedrag zoals het maken van complimenten, staren, fluiten, sissen en roepen, leidt bij sommige vrouwen tot irritatie, boosheid of onveiligheidsgevoelens, terwijl anderen de gedragingen onschuldig, vermakelijk of onderdeel van de normale omgangsvormen vinden.

Andere vormen zoals schelden, achtervolgen en in het nauw drijven worden vrijwel altijd als negatief ervaren. Van de vrouwelijke respondenten uit onze vragenlijst geeft 44 procent aan seksuele toenaderingen meegemaakt te hebben die ‘irriteerden, tot last waren, kwetsten, beledigden, bedreigden, of beperkten in hun gevoel van persoonlijke vrijheid’. Dat is dus veel minder dan de 84 procent die tenminste een van de vormen van seksuele toenadering meemaakten. Jongere vrouwen rapporteren vaker dat zij intimiderend gedrag meemaken (65 procent).

Normalisering en (onbewust) aanpasgedrag

De uitkomsten van omvangschattingen hangen dus sterk af van de vraagstelling. Daarbij speelt ook dat veel vrouwen gewend zijn geraakt aan het gedrag en er daarom niet snel geïntimideerd door zeggen te raken. Zij vinden het erbij horen, hebben wel ergere dingen meegemaakt, of denken, mede onder invloed van rolmodellen in de (sociale) media, dat het normaal is.

De uitkomst dat hoog opgeleide vrouwen in onze enquête meer seksuele straatintimidatie zeggen mee te maken, komt mogelijk omdat bij hen minder gewenning optreedt. In de interviews bleek bovendien dat ook vrouwen die zeggen geen intimidatie mee te maken wel vaak hun gedrag aanpassen (geen oogcontact maken, niet langs groepen jongens lopen, plaatsen vermijden).

Waar komt het voor?

Seksuele straatintimidatie komt veel voor tijdens de uitgaans- en koopavonden in het centrum en op vaste plekken in de stad waar een uitgebreide straatcultuur is. Wijkagenten en jongerenwerkers geven aan dat er vaak een ingewikkelde mix van wederzijds flirtgedrag en seksuele intimidatie voorkomt.

De vormen van intimidatie waar vrouwen zich het meest onveilig door zeggen te voelen, komen juist vooral in de wijken of routes naar de wijken voor. Het gaat dan veelal om solistisch plegende mannen die vrouwen achtervolgen, aanraken, of intimiderend aankijken. De aandacht die er nu voor seksuele straatintimidatie is, richt zich vooral op de hotspots. Daarmee wordt dus een belangrijk deel van het probleem over het hoofd gezien.

Wat maakt het gedrag verder intimiderend?

De beleving en gevolgen van het gedrag hangen af van factoren als de aard van de pleger, de omgeving, en persoonlijke eigenschappen en ervaringen van de vrouw. Factoren die het gedrag intimiderender maken, zijn het plegen vanuit groepen, een grote sociale afstand (taal, opleiding, etniciteit, leeftijd) en een onverzorgd uiterlijk van de dader. Seksuele toenaderingen in de eigen wijk, op slecht verlichte, stille plekken met beperkt overzicht en afwezigheid van horeca en omstanders zijn ook aanzienlijk intimiderender.

Wie zijn de plegers in de ogen van vrouwen en professionals?

Vrouwen hebben iets vaker met jongere dan met oudere plegers te maken. Vrouwen die veel met plegers uit de eigen buurt te maken hebben, komen uit Charlois en Delfshaven en (in minder mate) uit Centrum. Vrouwen maken vaker intimidatie mee van mannen van wie ze inschatten dat ze een andere etnische afkomst hebben dan zijzelf. Dat geldt zowel voor vrouwen zonder als voor vrouwen met een migratieachtergrond.

Sommige respondenten wijzen plegers uit specifieke etnische groepen aan, anderen zeggen dat het om een heterogene populatie en etnisch gemengde groepen gaat. Vaker wordt de achterliggende problematiek bij de jongens of mannen benoemd zoals: verveling, gebrek aan ondersteunend toezicht door ouders en professionals, de straatcultuur en een beperkte seksuele opvoeding. Volgens de respondenten worden de grootste problemen veroorzaakt door een klein deel van de genoemde etnische groepen bij wie deze factoren in combinatie aanwezig zijn.

Wat moet er gedaan worden?

Vrouwen vinden beleidsaandacht voor het onderwerp erg belangrijk. Voor de aanpak wordt het meest verwacht van bewustzijnsvergroting van de overlast die vrouwen ervaren bij zowel mannen als professionals. Bij de mannen zou het meest bereikt kunnen worden met de techniek van het spiegelen. Door hen te confronteren met het feit dat hun eigen zusje of dochter ook slachtoffer kan zijn van dit gedrag, realiseren ze zich beter wat ze doen.

Professionals geven aan dat hierbij wel heel veel herhaling nodig is en dat het lastig is op te boksen tegen de verwrongen seksuele moraal die via (sociale) media verspreid wordt. Meer aandacht voor normale seksuele omgangsvormen en respect in de opvoeding is daarom ook erg belangrijk. Die opvoeding moet plaatsvinden in het gezin, op school, op straat (door handhavers en buurtwerk maar ook door de mannen onder elkaar), in de (sociale) media en via publiekscampagnes. Onderzoek (Ipsos, 2016) laat zien dat ook in publiekscampagnes de techniek van het spiegelen beter werkt dan bestraffende of belerende boodschappen.

Strafrechtelijke aanpak wordt niet als echte oplossing gezien

Een strafrechtelijke aanpak wordt door de meeste vrouwen en professionals niet als echte oplossing gezien omdat de oorzaak van het probleem daarmee niet wordt aangepakt en het zorgt voor verdere verharding op straat. De handhaving van nieuwe wet- of regelgeving lijkt ook weinig kansrijk. Vrouwen geven aan dat het melden van intimidatie hen te veel kost (tijd, energie, risico) en te weinig oplevert.

Agenten en buurtwerkers zien het gedrag zelf slechts incidenteel gebeuren. Waar wel veel winst te behalen zou zijn volgens de vrouwen is van meer aanwezigheid van handhavers op plaatsen waar veel seksuele straatintimidatie voorkomt. Voor die situaties is het belangrijk dat agenten een duidelijk handelingsstrategie hebben om te reageren op notoire overlastgevers. Er moet echter niet vergeten worden dat de meer bedreigende vormen juist op de rustigere plekken in de stad voorkomen.

Tamar Fischer is Universitair Docent Criminologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Natascha Sprado was ten tijde van het onderzoek, junior onderzoeker bij de sectie Criminologie

Foto: Maciej Kraus (Flickr Creative Commons)