Er is maar één oplossing voor voetbalclubs die worstelen met integratie

Voetbalclubs worstelen al decennialang met de integratie van allochtonen. Dit probleem stak weer de kop op toen de Nijmeegse club Quick 1888 een ledenstop voor allochtonen aankondigde. Lector Sportbusiness Development  Jan Janssens vreest dat het weer bij brandjes blussen zal blijven.

“Voetbalclub Quick selecteert voortaan op huidskleur”, kopte De Gelderlander eind april. Het Nijmeegse Quick 1888, een van de oudste voetbalverenigingen van Nederland, had besloten tot een ledenstop voor allochtonen. “Van de 550 leden is op dit moment 80 procent allochtoon. Leden die al tientallen jaren lid zijn, voelen zich niet meer thuis bij hun eigen club”, zo stelde een bestuurslid vast, “we willen weer een normale club worden”. Het was het begin van een stroom publicaties, ook in de landelijke pers. Vrijwel op hetzelfde moment was ook in het Brabants Dagblad een alarmerend bericht te lezen: “Bossche voetbalclubs eisen hulp bij de integratie van allochtone jongeren” was de  kop boven een artikel waarin beschreven werd hoe enkele voetbalclubs worstelden met Marokkaanse leden die zich afzonderden, overlast veroorzaakten, geen vrijwilligerswerk deden, enzovoorts. “Het is hoge nood in het amateurvoetbal”, verklaarde de voorzitter van voetbalvereniging TGG. “Als voetbalclubs nemen we zowat de hele wijk op sleeptouw. We vervullen een belangrijke rol in de integratie van allochtonen. Dat is goed. Maar dat brengt ook problemen met zich mee. (…) Als er vijf of meer in één elftal zitten gaat het fout.”

Ideale plek voor integratie?
Wie deze publicaties in de pers en vooral ook de reacties op de internetpagina’s van de regionale kranten leest, zal geneigd zijn grote vraagtekens te plaatsen bij de claims die regelmatig worden gelegd op de sport in relatie tot participatie en integratie van nieuwkomers. Het vertrouwen in de bindende kracht van de sportclubs lijkt misplaatst. Toch zijn er voldoende indicaties dat sport wel degelijk een belangrijke bijdrage kan leveren aan de maatschappelijke integratie van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving.[1] Maar wat is er dan eigenlijk aan de hand in Nijmegen en Den Bosch? En wat zou daar nu moeten gebeuren?

Een  opvallende constante in de afgelopen decennia waren de noodklokken die op gezette tijden bij deze of gene sportclub werden geluid. Hulpkreten die vaak verpakt werden in aankondigingen van draconische maatregelen. Zo haalde begin jaren negentig de v.v. Haaksbergen de landelijke en zelfs internationale pers met de aankondiging dat zij een ledenstop voor Turken zou invoeren. In Gouda was het de voetbalclub GSV die de pers haalde met een kantineverbod voor Marokkaanse jeugd. En in Amsterdam voelde v.v. Amstelland zich genoodzaakt om het ene na het andere team uit de competitie terug te trekken en “een adempauze” in te lassen. In Tegelen stuurde het bestuur van r.k.t.v.v. Tiglieja een vijf kantjes tellende brandbrief naar het gemeentebestuur over de allochtonenproblematiek van de club: “een niet te onderschatten en uit vele facetten bestaande problematische ontwikkeling”.[2]

Het lijstje met clubs die de noodklok luidden over de allochtonenproblematiek kan naar believen worden uitgebreid. In vrijwel al deze gevallen volgden kortstondige interventies vanuit de gemeente of de voetbalbond en pakte een aantal allochtone leden hun biezen. De brandjes werden geblust. De clubs gingen zo goed en zo kwaad weer over tot de orde van de dag en ‘de brandweer’ trok zich terug, om na verloop van tijd opnieuw uit te rukken omdat er hier of daar weer alarm werd geslagen.

Extra aandacht en begeleiding
Wat al deze clubs gemeen hebben is dat zij zich onvoldoende hebben gerealiseerd dat een adequate inpassing van nieuwkomers in de sport extra aandacht en begeleiding vergt. Ze hebben eenvoudig de poorten van het sportcomplex open gezet en zijn er te vanuit gegaan dat allochtonen zonder problemen mee zouden kunnen draaien. Maar helaas kennen verenigingen allerlei eigenaardigheden, praktijken, routines en ongeschreven regels die voor veel allochtonen allerminst vanzelfsprekend zijn. Door verschillen in cultuur en communicatie liggen misverstand en onbegrip voortdurend op de loer. “Als ze zich maar zouden aanpassen…” is een veelgehoorde en ook begrijpelijke verzuchting. Maar dat het voor allochtonen vaak onduidelijk is waaraan zij zich moeten aanpassen, wordt niet gerealiseerd. Tekst en uitleg blijven uit. Onmacht wordt uitgelegd als onwil en corrigerend optreden wordt nagelaten tot de spreekwoordelijke druppel de emmer doet overstromen.

De recente kwesties in Nijmegen en Den Bosch zijn uitingen van een veel bredere problematiek die zich niet beperkt tot deze steden en die ook niet alleen betrekking heeft op het vraagstuk van integratie door sport. Maar deze komt juist hier duidelijk aan de oppervlakte. De vrijwilligers die het kader van de sportverenigingen vormen, zijn in veel gevallen eenvoudig niet in staat om hun club structureel zo goed te organiseren dat tegemoet wordt gekomen aan alle verwachtingen van de leden, de bonden, de overheden en de samenleving. Het ontbreekt op veel plaatsen niet alleen aan kennis en inzicht, maar vooral ook aan tijd en energie. De vrijwilligers hebben hun handen al meer dan vol aan allerlei basale taken op het vlak van organisatie en begeleiding. Ze willen en/of kunnen de benodigde extra inspanningen gewoon niet opbrengen.

Indringend gepraat
De gemeente en de voetbalbond hebben, naar aanleiding van de recente publiciteit indringend met de  voetbalclub Quick gepraat. De club heeft hierop de selectieve ledenstop ingetrokken. En de bond en de gemeente gaan de club helpen. Er is een gezamenlijke projectgroep gevormd. De Gelderlander meldt hierover: “Onder meer de mogelijkheden voor managementondersteuning en pedagogische scholing van de trainers worden onder de loep genomen.” De toekomst zal uitwijzen of dit voldoende is, maar als de verenigingsorganisatie niet structureel wordt versterkt, zal ook deze interventie weer beperkt blijven tot het bekende brandjes blussen.

Deze twijfels rijzen ook bij de aanpak van de problemen in Den Bosch, waar voetbalclubs worstelen met Marokkaanse leden. De lokale Bossche politiek heeft in dit geval geopperd dat een stedelijke welzijnsorganisatie de voetbalclubs gaat helpen. Een lokale denktank gaat twee brochures maken om enerzijds allochtonen uit te leggen wat van hen wordt verwacht als lid van een voetbalvereniging en om anderzijds trainers en begeleiders uitleg te geven over cultuurverschillen.

Brochures en bijscholingen die het autochtoon sportkader leert hoe het met allochtone leden moet omgaan, en die allochtonen wegwijs maakt in de Nederlandse sportwereld. Ik heb ze kant en klaar op de plank, net als videobanden, handleidingen, draaiboeken voor themabijeenkomst en gedragscodes. Ik woon in de buurt en stel ze graag beschikbaar, maar het verleden leert echter dat goede raad en praktische aanwijzingen alleen niet voldoende zijn. Het zijn de vrijwilligers die de wijze lessen moeten aanhoren en in de praktijk moeten brengen. En die vrijwilligers staan er uiteindelijk dan toch weer alleen voor.

Structurele professionalisering
De gedurige inzet van één of meer gekwalificeerde (betaalde) krachten in de sportvereniging lijkt de enige remedie. Een beperkte maar structurele vorm van professionalisering, ondersteunend aan het werk van al die vrijwilligers die belangrijk blijven, kan soelaas bieden. Daarmee zou op termijn de continuïteit van het verenigingsaanbod kunnen worden gewaarborgd en kan de kwaliteit op een acceptabel niveau worden gebracht. Overheden en landelijke sportorganisaties zouden de verenigingen daarbij moeten ondersteunen. Gelet op hun bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken, is dat zeker gerechtvaardigd. Tegelijkertijd zijn de financiële mogelijkheden daarvoor in tijden van bezuiniging en broekriem natuurlijk beperkt.

Maar minder kostbaar en minstens even belangrijk is het ook eigenlijk om het verenigingskader en de leden ervan bewust te maken dat het langzaamaan onmogelijk is geworden om verenigingen draaiende te houden met louter welwillende vrijwilligers, dat inzet van professionals nodig is en dat kwaliteit en continuïteit ook iets mag kosten. Verenigingssport is nog altijd buitengewoon voordelig. Sporters geven meer uit aan hun sportschoenen en -kleding dan aan hun lidmaatschap. Iedereen met gezond verstand begrijpt dat je voor een dubbeltje niet op de eerste rij kunt zitten, maar in de sport moet dat besef nog groeien.

Jan Janssens is lector Sportbusiness Development bij de opleiding Sport, Management en Ondernemen aan de Hogeschool van Amsterdam

E-mail: j.w.janssens@hva.nl


[1] Zie o.a. De sport: een uitgelezen ontmoetingsplaats voor iedereen? Over participatie in en integratie door sport, een bijdrage die ik samen met Agnes Elling en Paul Verweel schreef voor de bundel Samenspel. Studies over etniciteit, integratie en sportstudies (Kemper, 2010; pp. 103-128).

[2] De lotgevallen van Haaksbergen en Tiglieja worden uitgebreid beschreven in de studie Etnische tweedeling in de sport (Janssens, 1999).