Spreekrecht ouders is wel het minste

Door de zaak Robert M staat het spreekrecht volop in de belangstelling. Biedt het afleggen van een verklaring een helend effect? Critici menen van niet. Desondanks is het wel het minste dat we voor de ouders van de misbruikte kinderen kunnen doen.

Het spreekrecht voor slachtoffers, dat in 2005 inNederland is ingevoerd, is een goed voorbeeld van de toegenomen aandacht voor slachtoffers van een misdrijf. Het spreekrecht geeft slachtoffers en nabestaanden (van twaalf jaar en ouder) van ernstige delicten het recht op de openbare terechtzitting te spreken over de gevolgen die het delict bij hen teweeg heeft gebracht. In de zaak Robert M heeft de Rechtbank Amsterdam voor het eerst bepaald, dat gezien de aard en omvang van de zaak, ook de ouders van de jonge kinderen als slachtoffer moeten worden gezien, en namens de kinderen het woord mogen voeren: ‘Schade aan het kind is schade aan de ouders’, aldus de Rechtbank.

10 minuten spreekrecht is niet te vergelijken met de behandelkamer

Het voornaamste slachtoffergerichte doel van het spreekrecht is, aldus de Motie van Toelichting op de wetswijziging die slachtoffers in 2005 het spreekrecht gaf, het bevorderen van een (begin van) herstel van emotionele schade. Het afleggen van een mondelinge verklaring ter zitting zou een bijdrage leveren aan het herstel van de emotionele schade als gevolg van het delict. De andere genoemde doelen zijn niet direct gericht op de belangen van het slachtoffer in de rechtszaak, maar hebben betrekking op informatievoorziening voor de rechter en op het voorkomen van misdrijven gepleegd door de dader of door anderen.

De therapeutische terminologie als het gaat om het slachtoffergerichte doel heeft verschillende auteurs een directe link met de behandelkamer van de psycholoog doen veronderstellen. Het spreken in de rechtszaal wordt dan op één lijn gesteld met de helende werking van het uiten van emoties (‘disclosure’) in therapievormen. Dit is echter een misvatting. Tien minuten spreken in de rechtszaal, ook met voldoende ‘luisterende oren’ in de zaal, is volstrekt onvoldoende om eenzelfde impact te genereren als een meerdere uren durende therapie. Bovendien kenmerkt de behandelkamer zich door veiligheid en vertrouwelijkheid, kwaliteiten die de rechtszaal node ontbeert.

Het voorkomt dat slachtoffers zich buitengesloten voelen

Niet doen dus, dat spreekrecht? Toch wel, omdat ook in positieve zin de directe vergelijking tussen therapie en spreekrecht mank gaat. Het gegeven dat het spreekrecht juist in een strafrechtelijke context plaats heeft verleent het additionele betekenis. In de eerste plaats voorkomt het dat slachtoffers zich buitengesloten voelen in hun ‘eigen’ rechtszaak. Een Leitmotif in de ontwikkeling van slachtofferrechten is dat een strafbaar feit niet alleen een inbreuk op een abstracte rechtsorde is, maar ook een schending van de rechten en persoonlijke integriteit van een concreet persoon, het slachtoffer. De ontkenning hiervan die spreekt uit het marginaliseren van slachtofferbelangen in een strafrechtelijk proces, levert een vorm van secundaire victimisatie op.

Omgekeerd geldt dat slachtoffers die deelnemen een verhoogd niveau van procedurele rechtvaardigheid ervaren, door onderzoekers ‘voice’ genoemd. De versterkte rol in de procedure beïnvloedt ook de boodschap die voor slachtoffers uitgaat van de rechtszaak en de uitspraak hierin. De boodschap krijgt een persoonlijk tintje, in de zin dat de straf voor de dader - in ieder geval deels - uit naam van het slachtoffer gebeurt en deel van de maatschappelijke erkenning van de waarde van het slachtoffer vormt. Het is voor de erkenning niet noodzakelijk dat het slachtoffer daadwerkelijk ingaat op het aanbod om ter rechtszitting te spreken. Het gegeven dat het aanbod bestaat is deels al voldoende. Sterker nog: juist de vrijwillige keuze die slachtoffers openstaat om al dan niet deel te nemen aan het spreekrecht is winst. Deze keuze is te zien als een bijdrage aan het (herwinnen van) een gevoel van controle, die het slachtoffer door het delict dikwijls is ontnomen. De vrijwillige keuze beperkt verder ook ten zeerste het risico dat men juist door deelname additionele schade oploopt; de gedachte dat het spreekrecht wel eens therapeutisch ‘gevaarlijk’ zou kunnen zijn, is door onderzoek ontkracht.

Het minste wat we voor de ouders kunnen doen

Terug naar de Amsterdamse zedenzaak. Ook hier zal het spreekrecht nauwelijks directe therapeutische effecten – het door de wetgever beoogde begin van herstel van emotionele schade - sorteren. Dat is gezien de ernst maar ook de aard van de misdrijven - waarvan de gevolgen pas na jaren aan de oppervlakte kunnen komen – geen haalbare kaart, hoe graag we dat ook anders zouden willen zien. De erkenning voor het leed van de ouders dat spreekt uit de handelswijze van de rechtbank en met name de toekenning van het spreekrecht is echter wel reëel. Sterker nog: in tegenstelling tot wat de advocaten van Robert M. hopen – dat de wetenschap hun pogingen om het spreekrecht te dwarsbomen uiteindelijk wel zal steunen – zijn deze academici van mening dat dit wel het minste is wat we voor deze ouders kunnen doen.

Prof. dr. Rianne Letschert en dr. Antony Pemberton zijn als victimologen verbonden aan INTERVICT, Tilburg University.