Overheid is wèl een geluksmachine

De overheid is geen geluksmachine, vindt Mark Rutte. Vergeleken bij andere landen is ‘geluk’ hier geen beleidsthema. Toch draagt de overheid via gemeentelijk beleid en door voorwaarden te scheppen al veel bij aan het geluk van haar burgers. Gelukkig maar.

In Nederland is er in tegenstelling tot de ons omringende landen weinig aandacht voor het thema ‘geluk’ in beleid. In Engeland, Frankrijk en Duitsland hebben de kabinetten van Cameron, Sarkozy en Merkel serieus werk gemaakt van onderzoek naar het geluk van burgers. Deze belangstelling voor geluk komt onder meer voort uit een rapport dat de Nobelprijswinnaars Sen en Stiglitz samen met de econoom Fitoussi schreven in opdracht van de Franse president Sarkozy. In dat rapport geven ze de stand van zaken weer van het onderzoek naar kwaliteit van leven en doen ze een aantal aanbevelingen. Eén van de aanbevelingen is dat kijken naar het Bruto Binnenlands Product van een land niet genoeg is om iets te zeggen over de kwaliteit van een samenleving. Er moet ook aandacht zijn voor andere aspecten zoals de kwaliteit van leven en duurzaamheid.

Geluk als beleidsthema blijft niet beperkt tot West-Europa. De algemene vergadering van de Verenigde Naties heeft vorig jaar een resolutie aangenomen dat overheden het geluk van hun burgers moeten proberen te vergroten. Deze resolutie was een initiatief van de Himalayaanse staat Bhutan, dat zelf al jaren geleden koos voor het Bruto Nationaal Geluk als richtsnoer van nationaal beleid in plaats van het Bruto Nationaal Product. Er zijn overigens veel ideeën over wat geluk is. Wij volgen hier een in de wetenschap breed geaccepteerde definitie van geluk als levensvoldoening, dat wil zeggen de mate waarin een individu voldoening schept in zijn leven als geheel.

Nederlanders zijn al heel gelukkig

Is het een gemiste kans dat geluk in Nederland geen beleidsthema is? Premier Rutte liet bij zijn aantreden weten dat wat hem betreft de overheid geen geluksmachine is. Daar is wat voor te zeggen. Nederlanders behoren met de Scandinaviërs tot de gelukkigste mensen op deze aarde. Kunnen en moeten we dan nóg gelukkiger worden? Nederlanders zijn bovendien al jaren gelukkig zonder specifiek geluksbeleid, dus waarom zouden we daar dan nu in navolging van andere landen mee moeten beginnen?

Een ander veelgehoord argument is dat geluk een privéaangelegenheid is waar de overheid zich niet mee moet bemoeien. In het verlengde daarvan zou je ook kunnen zeggen dat geluk louter iets voor private ondernemingen is. Er is overigens al een enorme markt van aanbieders die geluk beloven, variërend van zelfhulpboeken, kloostercursussen en wellnesscentra tot kettingen en stenen.

Wat geluk bevordert

Moeten we geluk dan maar aan de markt overlaten? Dat lijkt ons niet verstandig. Onderzoek laat namelijk zien dat de overheid veel aan het menselijk geluk bijdraagt:

-          Mensen in een democratie zijn gelukkiger.

-          Deelname aan besluitvorming maakt gelukkiger.

-          Decentrale beslissingen, dicht bij de burgers dragen bij aan het geluk.

-          Goed bestuur draagt bij aan het geluk.

-          Onvrijwillig werklozen zijn ongelukkiger dan degenen met werk.

-          Schenken en vrijwilligerswerk maken gelukkiger.

-          Gezonde mensen zijn gelukkiger dan ongezonde mensen.

-          Hoogopgeleide mensen zijn gelukkiger dan laagopgeleide mensen.

De overheid voert dan ook feitelijk al heel lang ‘geluksbeleid’. Al sinds de jaren zestig kennen we immers een ‘welzijnsbeleid’. Gemeenten laten sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning in 2007 zien dat het dan nog maar een kleine stap is naar een geluksbeleid.

Er is al veel geluksbeleid

Zo zet de gemeente Almelo met dank aan de Wmo een ‘geluksbudget’ in om kansarmen de gelegenheid te geven weer mee te doen aan de samenleving. Met een kleine, eenmalige individuele welzijnssubsidie van maximaal 450 euro stimuleert de gemeente zelfstandig wonende inwoners die chronisch ziek zijn en in een sociaal isolement leven tot sociale activering. In Nieuwegein formuleren zorg- en welzijnsinstellingen samen geluksdoelstellingen om kwetsbare burgers vooruit te helpen.

Op allerlei terreinen neemt het geluksbeleid toe. Bedrijven, instellingen en scholen bieden gelukscursussen aan werknemers, hulpverleners, klanten, docenten en leerlingen om de prestaties te verhogen en het ziekteverzuim terug te dringen. Geïnspireerd door wetenschappelijke inzichten gaan bedrijven anders met hun werknemers om, zorginstellingen vriendelijker met klanten en scholen zorgzamer met leerlingen. Zij maken hiervoor bewust beleid.

Kortom, geluksbeleid is dieper verankerd in de samenleving dan menigeen denkt: van het kabinetsbeleid via gemeenten tot in bedrijven, zorginstellingen en scholen. Met investeringen in bestuur, onderwijs, zorg en cultuur draagt de overheid immers fors bij aan het geluk van burgers.

Gemeenten spelen door allerlei decentralisaties een steeds grotere rol in het geluksbeleid. Zij zouden hun wettelijke taak om de gezondheid van hun burgers te volgen kunnen verbreden naar welzijn en geluk. Geluksmetingen zouden daarbij helpen.

Ten dele onbewust en onbedoeld sturen rijksoverheid en gemeenten op het geluk van burgers.  De overheid is dus wèl een geluksmachine.

Cretien van Campen en Jeroen Boelhouwer zijn onderzoekers bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en redacteuren van Sturen op geluk: Geluksbevordering door nationale overheden, gemeenten en publieke instellingen (SCP-publicatie 2012-13) dat 23 mei verschijnt en gepresenteerd wordt tijdens het politiek denkcafé Sturen op geluk in Arminius in Rotterdam (www.arminius.nu)

Foto: Bas Bogers

Dit artikel is 3334 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Mark Rutte (clichémannetje tenslotte) had vorig jaar een lekker beeld te pakken met zijn uitspraak dat de overheid geen geluksmachine is. Dat beeld nemen Cretien van Campen en Jeroen Boelhouwer over in de bijdrage vandaag op Sociale Vraagstukken, waarmee ze hun SCP-bundel ‘Sturen op Geluk’ presenteren.

    Ze keren hem alleen om: De overheid is allang, nog steeds en voortdurend een geluksmachine.

    ‘Sturen op geluk’ laat dat zien aan de hand van een reeks aan projecten en beleid van gemeenten, scholen en zorginstellingen. Het is een bonte hoeveelheid, maar een ding valt direct op. De ‘doelgroepen’ van het geluksbeleid hebben vrijwel allemaal zorg nodig: kinderen, zieken, ouderen en sociaal zwakkeren. Dat lijkt logisch – voor volwassenen die geen probleem hebben, hoef je je als overheid of maatschappelijk middenveld niet te gaan uitsloven. Maar bij geluk gaat die vlieger niet op. Je hoeft niet ziek te zijn, of op school te zitten om ongelukkig te zijn.

    Blijkbaar ‘stuurt’ de overheid vooral ‘op geluk’ bij groepen aan wie ze toch al aandacht besteedt. Nu bedoelde Mark Rutte met zijn machinemetafoor niet zozeer dat de overheid de zwakkeren moet laten zitten, maar dat succes en welbevinden in het leven primair een eigen verantwoordelijkheid is. Het lijkt er vooral op dat het onderwijs, de zorg en het welzijn aan het sleutelen zijn aan hun doelstellingen – en dat de notie van geluk daarbij helpt. Wat niet slecht is; het sluit aan bij de trend om de ervaring van de afnemers van zorg en onderwijs centraal te stellen.

    De enige doelgroep in ‘Sturen op Geluk’ die niet noodzakelijk zit te wachten op de zorg van de overheid, zijn de ongelukkige werknemers. ‘Positieve interventies’ maken volgens Onno Hamburger en Ad Bergsma mensen op de werkvloer gelukkiger, wat weer tot betere resultaten en grotere voldoening zorgt. Bijzonder om te lezen, omdat de volgorde traditioneel (en intuïtief) omgekeerd is: goed werk maakt gelukkig. Vandaar dat mensen ongelukkig zijn in ongezonde organisaties en bedrijven waar het slecht mee gaat – daar kun je immers je werk niet goed doen.

    Emeritus hoogleraar Ruut Veenhoven, grondlegger van het Nederlandse geluksonderzoek, schreef een meer inleidend hoofdstuk, met daarin de basics van zijn geluksconcept. Ik interviewde Veenhoven afgelopen najaar voor De Grote Verwenning. Bij het opbreken vroeg ik aan hem of geluksonderzoek gelukkig maakt. ‘Onderzoek doen, dat maakt gelukkig’, was zijn antwoord. Het is evident dat zijn eigen geluk niet het doel van Veenhovens werk is. Het is een bijproduct.

    Dat is de paradox: goed werken heeft als bijproduct geluk, maar je gaat beter werken als je je goed voelt. Ik vind de ontboezeming van Veenhoven uiteindelijk van de meeste realiteitszin getuigen. Geluk is onmisbaar, terwijl het verdwijnt zodra als je er een doel van maakt.

    Is dat bijgeloof?

    Hoe komt het dat de positieve psychologen en beleidsmakers daar geen last van hebben?

    En wat betekent het eigenlijk dat geluk daardoor steeds meer een politiek thema wordt?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.