Registratie herkomst migranten blijft belangrijk

Er is veel steun voor het recente advies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) aan het kabinet om niet langer etnisch te registreren en te categoriseren. Maar toch blijft registratie belangrijk om inzicht te krijgen in hoe migranten hun weg vinden in Nederland.

Categorieën als autochtoon en westers of niet-westers allochtoon zouden niet meer moeten worden gebruikt, aldus de RMO. Tot nu toe wordt iemand als allochtoon beschouwd als hij of zij zelf in het buitenland is geboren of als minstens een van de ouders dat is. De Raad heeft geen bezwaar tegen het registreren van het geboorteland en de geboorteplaats van wie als migrant naar Nederland komt, maar wil het geboorteland van de ouders niet langer vastleggen. Dat betekent dat de tweede generatie niet langer kan worden onderscheiden.

Behoud het huidige systeem van etnische registratie!

In Nederland vormt de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) de ruggengraat van het huidige systeem van etnische registratie. In de GBA zijn voor alle inwoners de geboorteplaats en het geboorteland van de persoon en van de ouders geregistreerd op grond waarvan de herkomst van personen wordt vastgesteld. Personen hoeven slechts een keer hun geboorteland in de GBA vast te leggen: bij geboorte of bij immigratie. Indien het geboorteland van de ouders in de GBA bekend is, wordt dit aan de gegevens van de persoon gekoppeld. Zijn deze gegevens niet al bekend, zoals bij migranten, dan worden de geboortelandgegevens van de ouders geregistreerd bij de inschrijving in de gemeente. Ook dit gebeurt eenmalig.

De GBA dient als bron voor bevolkingsstatistieken en er worden, aangevuld met gegevens uit andere databronnen, gegevens aan ontleend over bijvoorbeeld de inkomens en uitkeringen van bevolkingsgroepen. Ook wordt de GBA benut om gericht steekproeven te trekken onder migrantengroepen, zodat een representatief beeld van de verschillende groepen kan worden verkregen. Deze functies worden alle uitgevoerd door het CBS, dat scherp toeziet op het naleven van de privacyregelgeving. Het huidige registratiesysteem is uniform, betrouwbaar en afgesloten. In de huidige definiëring  zorgt  het systeem voor zijn eigen ‘einde’, namelijk bij de derde generatie.

Als beide ouders in Nederland geboren zijn, worden de kinderen tot de autochtone bevolking gerekend. Het huidige systeem is ingevoerd in de jaren negentig. Informatie over migrantengroepen was versnipperd, onvergelijkbaar en onbetrouwbaar. Diverse vormen van identificatie bestonden naast elkaar. Zo werden groepen geïdentificeerd op grond van nationaliteit. Hierdoor bleven bijvoorbeeld de Surinaamse en Antilliaanse groepen grotendeels buiten beeld.

Instellingen registreerden vaak de etnische achtergrond van hun cliënten, maar de wijze waarop liep sterk uiteen. In de jaren negentig is over verschillende manieren van identificatie en registratie nagedacht. Nationaliteit viel al snel af. Ook zelfidentificatie – tot welke groep rekent u zich? – werd destijds van de hand gewezen. In Nederland gaan echter weer stemmen op om gebruik te gaan maken van zelfidentificatie (zie bijvoorbeeld de bijdrage van Duyvendak en De Zwart in de Volkskrant van 15 mei jl.). Personen zouden dan zelf kunnen bepalen tot welke groep ze zich rekenen. In enquêteonderzoek kan en wordt een dergelijke vraag al vaak gesteld, maar voor bevolkingsstatistieken biedt zelfidentificatie geen oplossing. In de Verenigde Staten wordt op deze wijze in de census (volkstelling) de etniciteit van de bevolking vastgesteld. In Nederland bestaat sinds 1971 geen volkstelling meer. Het is ondoenlijk om op een andere manier de bevolkingsstatistieken geschikt te maken voor zelfidentificatie. Het is ook niet nodig. In Nederland beschikken we anders dan in de VS wel over een bevolkingsregister.

De RMO heeft geen bezwaar tegen onderzoek naar etnische groepen, maar vindt dat het niet langer zou moeten via de huidige registratiemethode. Dat zou een belangrijke stap terug zijn. De gevolgen laten zich raden. Onderzoekers en instellingen gaan hun eigen indelingen ontwikkelen. In Vlaanderen is door sommige instanties bijvoorbeeld gebruik gemaakt van naamherkenning, waarbij de etniciteit wordt vastgesteld op grond van lijsten van Turkse en Marokkaanse namen. Dit doet niet alleen vragen rijzen over de betrouwbaarheid, maar ook en vooral met betrekking tot de privacy. Als we de huidige registratie stopzetten, zijn we eigenlijk weer terug bij af, namelijk in de jaren tachtig waar door gefragmenteerde registratie de kennis bij beleidsmakers over de positie van migranten ernstig te wensen overliet. Zeker met dat perspectief is er veel aan gelegen om het huidige systeem van registratie te handhaven.

Kritisch nadenken over etnische categorisering

Internationaal is wel kritiek te horen op de Nederlandse wijze van categoriseren van etnische herkomst, die toch ook wel als stigmatiserend gezien wordt. Er zit bovendien een zekere willekeur in. Nederlanders afkomstig uit Suriname en de voormalige Antillen worden ook in de tweede generatie als niet-westers allochtoon beschouwd, maar dat geldt niet voor wie ouders heeft die in Indonesië (Nederlands-Indië) geboren zijn. Dan ben je westers allochtoon, net als een in Nederland wonende Japanner, Duitser of Amerikaan. Wat betreft de categorisering van etniciteit zijn we het met de RMO eens dat de indeling in de categorieën westers en niet-westers kan worden geschrapt. Ook vervangen we de term allochtonen – die inmiddels teveel besmet is geraakt – liever door migranten en hun nakomelingen.

Waar het om gaat is hoe migranten hun weg in Nederland proberen te vinden, welke knelpunten zij daarbij ondervinden en hoe het beleid hier wat aan zou kunnen doen. Voor inzicht in deze onderwerpen is wel goede informatie nodig. Niet alleen om vast te kunnen stellen of achterstanden worden ingelopen, maar ook om te kunnen bepalen of er sprake is van discriminatie. Integratie is bij alle migrantengroepen een zaak van de lange termijn. Daarom is het belangrijk om dit ook voor de tweede generatie – de nakomelingen van migranten – te volgen.

Ook al voert de overheid momenteel geen etnisch specifiek beleid meer, dan is het nog van belang om vast te kunnen stellen of het algemene beleid ook voor migrantengroepen goed genoeg werkt. Bovendien kan een volgend kabinet besluiten dat toch etnisch specifieke maatregelen nodig zijn. Moet de registratie dan weer worden ingevoerd? Er zal behoefte blijven aan informatie over migrantengroepen. Het thans bestaande eenvoudige en in de praktijk anonieme systeem van etnische registratie kan hiertoe nog steeds goede diensten bewijzen.

Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts zijn verbonden aan het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en voeren de redactie van het Jaarrapport integratie.