Een robot om lief te hebben

De opkomst van de robots heeft grote invloed op de manier waarop we naar onszelf kijken. Er komen robots die beter schoonmaken en opletten dan wij. Creatieve robots, wijze robots, liefhebbende robots. Maar wie zijn wij dan nog?

Robots gaan onze wereld veranderen. Hun mogelijkheden stijgen in een tempo dat vergelijkbaar is met de stijging van het aantal MB’s van een USB-stick in de afgelopen jaren. In de industrie zijn ze al tientallen jaren een begrip en ook in menig huishouden helpen ze mee: iedereen kan tegenwoordig een robotstofzuiger of een grasmaairobot aanschaffen voor een redelijke prijs. We sturen ze op verkenning naar Mars, in brandende huizen of krappe tunneltjes in piramides. Dan zijn er nog de therapeutische robots die demente ouderen gelukkiger, actiever en gezonder maken, zoals het succesvolle knuffelzeehondje Paro. Ook seks met robots bestaat al, David Levy schreef er een veel geciteerd boek over. Nu vinden we dat nog raar en er zal voorlopig ook nog wel gegniffeld worden als iemand er openlijk voor uit durft te komen dat hij of zij fantastische seks met een robot heeft. Maar dat gaat veranderen.

Onze toekomst met robots

Robots gaan onze samenleving domineren en ons leven grondig veranderen, geleidelijk maar zeker, net zoals internet dat heeft gedaan. Ons dagelijks doen en laten zal er anders door worden, onze kijk op de wereld, op ons sociale leven wordt anders. Zelfs de manier waarop we naar onszelf kijken zal anders worden.

We zullen sociale relaties aangaan met robots, net zoals met mensen en dieren. We gaan van ze houden, we gaan ze haten, we gaan boos op ze worden, blij met ze worden.

En dat zal onderwerp van discussie zijn. Want wat als uw zoon of dochter na een aantal vruchteloze dates aan komt zetten met de ware en het is een robot? Nee, dat is misschien nog een paar bruggen te ver, maar als we het wat eenvoudiger maken: de beste vriend van uw zoontje van vijf is een robot? Dat is wellicht nu al het geval, kinderen zijn dol op robots en speelgoedwinkels staan er vol mee. In laboratoriumsettings stimuleren therapeutische robots autistisch kinderen vriendjes te maken.

Autistische kinderen vinden de voorspelbaarheid en controleerbaarheid van robots fantastisch.  Zet je ze bij een ander kind, dan gaan over de robot praten. Deelt dat kind die fascinatie, dan groeit er iets. Het autistische kind gaat contact maken: praten over de robot met andere kinderen. Na verloop van tijd zelfs over dingen die niets met de robot te maken hebben. De kinderen worden niet ‘genezen’ van hun autisme. Maar er worden dingen bereikt die met geen enkele andere therapie bereikt zijn.

De opkomst van de robots zal een diepe impact hebben op de manier waarop we naar onszelf kijken.

Er komen robots die beter schoonmaken dan wij, beter opletten dan wij. Er zijn al robots die op bepaalde punten beter lassen en efficiënter monteren dan wij. En heus, er zal ooit een robot zijn die beter voetbalt dan wij. En er komen creatieve robots, wijze robots, liefhebbende robots. Maar wie zijn wij dan nog?

Een voorbeeld: mevrouw Piek (87) zit in het tweede stadium van dementie. Sinds een week of twee heeft ze een robotknuffel: een koalabeertje, dat lieve geluidjes maakt als het geknuffeld wordt en je aankijkt als je ertegen praat. Het was even wennen, maar na een paar dagen laat ze het beest niet meer los. Ze knuffelt, zingt, wiegt. Ze lijkt er gelukkig mee te zijn, maar heeft verder geen belangstelling meer voor de rest van de wereld. Haar familieleden voelen zich compleet genereerd als ze langskomen. Ze vragen zich af of ze dit zomaar moeten accepteren.

Het is noodzakelijk dat we grenzen gaan stellen aan de mogelijkheden van robots.

Natuurlijk, grenzen zijn er om te verleggen. Maar om dat te kunnen, moeten we ze eerst stellen. En dan stapje voor stapje verleggen. En sommige robots moeten we wellicht helemaal niet gaan gebruiken. Dus ook niet maken. Want wat moeten we denken van robots die ingezet worden in het leger ter vervanging van soldaten, robots die mensen doodschieten? Wat bijvoorbeeld als zo’n militaire robot in handen valt van de tegenpartij? Of robots die kunnen optillen en naar de wc brengen zodat een oudere langer thuis kan blijven wonen? Wie is er verantwoordelijk als de robot hem laat vallen?

Er zullen ooit robotpsychologen komen die ons helpen robots te begrijpen, die ons helpen met hen te leven en samen te werken.

In het geval van meerdere robots - een wasrobot, een poetsrobot, een stofzuigrobot - met verschillende persoonlijkheden in huis kan het zo zijn dat een paar persoonlijkheden niet met elkaar samengaan. Een robotpsycholoog zou dan uitkomst kunnen bieden.

De robots zullen er anders uitzien dan wij verwachten.

Soms zal het handig zijn als robots op ons lijken. Maar vaker niet. Bovendien gaat het niet alleen om wat handig is, maar ook om wat efficiënt is. En ook nog eens om wat een beter gevoel geeft. Een grasmaairobot heeft meer weg van een vliegende schotel, knuffelrobot Paro is lekker zacht en een aaibaar zeehondje, de robot om seks mee te hebben lijkt wel op een mens, zij heeft grote borsten of kan eindeloos erecties krijgen als je aardig tegen hem bent, het ding voelt alleen nog wat stug aan.

Robots zullen altijd beperkt zijn tot het doel waarvoor ze gemaakt zijn

Een robot kan een vriend zijn, je kunt ervan houden, je kunt er boos op worden en er jaloers op zijn. En ook fysiek kun je ervan houden. Verder kunnen robots op den duur alles wat wij kunnen. Beter zelfs. Maken wij onszelf zo niet overbodig?

Nee, want we zullen nooit aan elkaar gelijk zijn. Hoe slim ze ook zullen zijn, robots zullen altijd beperkt zijn tot het doel waarvoor ze gemaakt zijn. Als ze gemaakt zijn om ons te bedienen, dan zullen ze omgebouwd moeten worden als je ze wilt gebruiken om branden te blussen. Verder zal geen robot ooit zo kwetsbaar zijn als wij, zo bang voor de dood en zo breekbaar van hart. Geen robot zal ooit kunnen liefhebben zoals wij. Tot slot kunnen wij kiezen, robots niet. Wij kunnen kiezen hoe we de instrumenten die we vinden of uitvinden gebruiken. Wij kunnen ze de potentie voor geweld ingeven, of niet.

Toch is een waarschuwing op z’n plaats: robots die intelligent en lerend zijn, zijn manipuleerbaar. Je kunt ze de meest vreselijke dingen laten doen, terwijl ze geloven iets goeds te doen. Een robot met een zelf ontwikkelend belief system - een verzameling aannames over wat goed en wat niet goed is - die tussen terroristen terechtkomt, kan men misschien wel met gemak zichzelf laten opblazen als men hem laat geloven dat hij daarmee een hoger doel dient.

We moeten daarom grenzen stellen aan de invloed van robots. We moeten onze kinderen in de gaten houden als ze met hun robotvriendjes spelen, zoals we dat nu doen als ze aan het internetten zijn. We moeten onze ouderen in de gaten houden als ze verzorgd worden door robots. En we moeten onszelf in de gaten houden, want op het moment dat je je realiseert dat je grenzen moet stellen, is het eigenlijk al te laat.

Marcel Heerink geeft leiding aan lectoraat Robotica bij Windesheim Flevoland. Dit artikel is een samenvatting van zijn onlangs verschenen boek: ‘Zolang je robot maar van je houdt. Hoe en waarom onze wereld verandert door de onstuitbare opkomst van de robots’, uitgeverij Scriptum, februari 2013.