Geest van individualisme bedreigt draagvlak voor cultuur

Veel Nederlanders hebben interesse in kunst en erfgoed. Dat betekent echter niet dat er dus een solide publiek en politiek draagvlak is voor cultuur. Integendeel. Doordat volksverheffing als Bildungsideal plaats heeft gemaakt voor consumentensoevereiniteit, staat dat draagvlak onder druk. 

Naast behoeften als slaap en verplichtingen als huishouden, kinderzorg en betaald werk is er vrije tijd, die Nederlanders  meer dan ooit naar eigen goeddunken kunnen inrichten. Sociale beperkingen op vrijetijdsbesteding hebben aan kracht verloren en het aanbod aan vrijetijdsactiviteiten is gegroeid.

Te midden van de concurrentie om hun vrije tijd hebben veel Nederlanders interesse in één of meer vormen van kunst of erfgoed. Vooral populaire kunstvormen kunnen op een brede interesse onder de bevolking van 16 jaar en ouder bogen. In film heeft 90 procent minstens enige interesse, in cabaret en popmuziek elk 78 procent. Gecanoniseerde kunstvormen blijven daar weliswaar op achter, maar tellen ook een groot aantal geïnteresseerden: beeldende kunst (62 procent), toneel (54 procent), klassieke muziek (50 procent) en dans (45 procent). Bijna de helft van de Nederlanders noemt zich geïnteresseerd in cultureel erfgoed, eveneens de helft beoefent af en toe een creatieve of kunstzinnige hobby, een kwart doet dat regelmatig.

Voor veel geïnteresseerden komt het er gewoon niet van

Lang niet elke geïnteresseerde in kunst of erfgoed bezoekt een tentoonstelling of een voorstelling. Bij de diverse kunstenvormen zet ruwweg een derde van de geïnteresseerden zijn interesse om in daadwerkelijk bezoek, bij het erfgoed betreft die omzetting of conversie circa de helft van de geïnteresseerden. Of die omzetting vaak of weinig voorkomt staat los van het onderscheid tussen populaire en gecanoniseerde kunst. Conversie is laag bij cabaret en dans (24 procent, respectievelijk 20 procent) en hoog bij film en beeldende kunst (52 procent, respectievelijk 51 procent).

Kunstbezoekers ervaren een bezoek aan een voorstelling of tentoonstelling in de regel als ontspannend en plezierig. Dit noemen ze vaker dan contemplatie, vertroosting en saamhorigheidsgevoel, de ‘zwaardere’ functies van kunst. Onder de geïnteresseerde niet-bezoekers is ‘het kwam er gewoon niet van’ de meest genoemde reden waarom interesse niet is omgezet in bezoek. Het culturele veld staat voor de uitdaging deze groep te stimuleren hun interesse om te zetten in daadwerkelijk bezoek.

Op basis van resultaten uit het recente verleden is het beeld van de toekomst van de kunstensector niet onverdeeld gunstig. Ondanks het stijgende scholingsniveau van de Nederlandse bevolking bleef een stijgend bezoek aan gecanoniseerde kunstvormen uit. De gestegen scholing voorkwam slechts een daling van dat bezoek. In de toekomst zwakt de stijging van het scholingsniveau echter af. Bovendien ligt het bereik van gecanoniseerde kunst onder mensen geboren tegen het eind van de vorige eeuw lager dan onder degenen die rond het midden van die eeuw werden geboren. Daardoor ligt een daling van het bereik van gecanoniseerde kunstvormen in het verschiet. Die uitdaging moet de cultuursector het hoofd bieden, iets wat bijvoorbeeld in de wereld van de klassieke muziek tot allerlei initiatieven leidt.

Is er draagvlak voor cultuur?

Naast interesse in en bezoek aan cultuur zijn er nog andere vormen van publiek draagvlak voor cultuur. Zo is er het belang dat de samenleving aan de kunst toekent. Onderzoek van Bureau Motivaction leert dat 10 procent van de bevolking het helemaal eens is met de stelling ‘kunst is voor mij een belangrijk deel van het leven’.

Een ander perspectief op draagvlak is de bijdrage die burgers er zelf voor over hebben, in de vorm van eigen tijd of geld. Het totaal aan vrijwilligerswerk voor culturele instellingen en organisaties is niet bekend, wel dat velen zich vrijwillig inzetten als bestuurder of anders, met name voor de amateurkunstbeoefening.

Een analyse van cijfers over ‘geven in Nederland’ leert dat in ons land slechts 1 procent van de particuliere giften aan goede doelen naar cultuur vloeit (hierin zijn de opbrengsten van loterijen bewust niet meegeteld). In recent SCP-onderzoek is mensen de fictieve situatie voorgelegd dat ze voor het meedoen aan een enquête een bedrag van 10 euro aan een goed doel mochten toewijzen. Vervolgens is gevraagd aan welk van een zestal goede doelen men dat tientje besteden zou. Daarbij koos 3 procent voor kunst en cultuur.

Tot slot, is relevant of de bevolking instemt met de bezuinigingen op kunst en cultuur van de rijksoverheid. In SCP-onderzoek is burgers over een reeks van jaren van 17 beleidsterreinen gevraagd of er meer of minder overheidsgeld aan moet worden besteed. Met ontwikkelingshulp en vredesoperaties behoort het stimuleren van kunst en cultuur steevast tot de top drie van favoriete posten om op te bezuinigen.

Nadat de overheid decennia lang steeds meer verantwoordelijkheid voor cultuur op zich nam, besloot het kabinet Rutte I cultuur terug te geven aan de samenleving en op cultuur te bezuinigen. Driekwart van de bevolking toonde zich desgevraagd akkoord met die bezuinigingen, al had ruim de helft van de voorstanders wel moeite met de hoogte ervan.

Het publieke draagvlak voor cultuur lijkt ergo niet onverdeeld groot. De burger heeft meer met cultuur als consument dan als contribuant.

Consumentensouvereiniteit is funest voor cultuursector

Ook het politieke draagvlak voor cultuur is niet bijster groot. Dit is een direct gevolg van de heersende geest van individualisme. Oude beperkingen (religie en klasse) zijn vervaagd. Dat staat niet ter discussie. Punt van discussie is wel of dit zonder meer als individualisering geduid kan worden, of dat er nieuwe beïnvloedingsmechanismen (media en branding) voor in de plaats gekomen zijn, waardoor er slechts van sprake is van de-traditionalisering. Beide interpretaties hebben gemeen dat er een geest van individualisme heerst.

Het huidige beleid sluit naadloos op die geest aan. Consumentensoevereiniteit is er de maat der dingen. De overheid geeft burgers een zetje in de rug via cultuureducatie en steun aan het culturele aanbod. Consumenten kunnen immers alleen soeverein kiezen als ze weten wat ze kiezen en als er wat te kiezen is. Maar verder is het aan hen zelf om al dan niet cultuur in hun vrijetijdsrepertoire op te nemen.

Met het verdampen van vroegere cultuurpolitieke doelstellingen als (nationaal) burgerschap en (volks)verheffing resteert nu geen ander Bildungsideal dan consumentensoevereiniteit. En dat is funester voor het politieke draagvlak voor cultuur dan one-liners over subsidieslurpers.

Dit artikel is gebaseerd op recente publicaties van Andries van den Broek, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Bureau, waaronder zijn hoofdstuk in ‘Een beroep op de burger. Sociaal en Cultureel Rapport 2012’ en de recent verschenen studie ‘Kunstminnend Nederland?’. Beide publicaties zijn te downloaden  van de SCP-website.