Corporaties weer terug naar de samenleving

Het beleggingsdebacle van de Rotterdamse corporatie Vestia was aanleiding voor een parlementaire enquête, die begin 2014 met de openbare verhoren zal beginnen. Het is te hopen dat die een uitweg uit de crisis dichterbij zal brengen. Maar Wouter Beekers is daarover nog niet optimistisch.

l’Histoire se répète. Ik neem u mee naar de zomer van 1995, de inkt van de wet verzelfstandiging woningcorporaties was nog niet droog. Woningbeheer Limburg haalde het nieuws, want bleek diep in de rode cijfers te zijn weggezakt. Corporatiebestuur en commissarissen stapten op en lieten het doodleuk aan Den Haag over om een oplossing te zoeken voor het miljoenengat. De Tweede Kamer was ziedend en jawel: stelde een parlementaire onderzoek in.

Het antwoord op deze en latere crises in corporatieland luidde steeds: scherper overheidstoezicht! Maar achter de financiële crises gaat een vertrouwenscrisis schuil. Die verdwijnt niet met scherper toezicht, maar vraagt om een nieuwe maatschappelijke inbedding.

Verzelfstandigd, maar niet zelfstandig

De discussie over de corporaties past in een bredere maatschappelijke context. Net als andere sectoren werden de corporaties in de jaren negentig verzelfstandigd. Deze privatisering is sindsdien tegen haar grenzen gestoten. De overheid heeft zich veel te weinig afgevraagd wat we in Nederland als publieke taak zien en hoe de onderlinge verantwoordelijkheden daaromheen geregeld zijn. Bovendien zijn organisaties geïsoleerd geraakt van hun vroegere partners: de overheid en hun (verzuilde) achterbannen. Tenslotte werd het overheidstoezicht maar in beperkte mate vervangen door de tucht van de markt.

Dit alles werd pijnlijk zichtbaar in de recente geschiedenis van de woningcorporaties. Denk aan Hubert Möllenkamp van het Amsterdamse Rochdale, die zich als een ‘zonnekoning’ liet rondrijden in een Maserati van de zaak. Er was sprake van onverantwoorde avonturen met gemeenschapsgeld. Neem de aankoop van een voormalige oceaanstomer door het Rotterdamse Woonbron, die na tegenvallende renovatiekosten aan de rand van de financiële afgrond balanceerde.

De tucht van de markt ontbrak ook hier. Een faillissement van een grote corporatie was en is zo goed als ondenkbaar. Wat zou er dan gebeuren met de talloze huurders die afhankelijk zijn van een goedkope sociale huurwoning? Wat zou er gebeuren met de investeringsopgave in aandachtswijken?

De beperkingen van overheidstoezicht

De oplossing werd de afgelopen jaren gezocht in strenger toezicht, maar de praktijk bleek bijzonder weerbarstig. De politiek wist niet goed waar dit toezicht te beleggen. Na de verzelfstandiging was het toezicht op de corporaties overgebracht van het rijk naar de gemeenten. Na het echec bij Woningbeheer Limburg werd het overgeheveld van de gemeenten naar het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting. Maar al snel rees vraag of dit saneringsfonds tegelijkertijd toezichthouder kan zijn. Na het Vestiadebâcle kondigde de regering de oprichting van een nieuwe zelfstandige financiële autoriteit aan. Maar afgelopen maart kwam minister Stef Blok daarop terug en kondigde aan het ministerie weer volledig verantwoordelijk te maken voor het toezicht. De cirkel is rond: in twintig jaar tijd ging het toezicht van het rijk, via de gemeenten, het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, een mogelijke zelfstandige financiële autoriteit, weer terug naar het rijk.

Ook over de invulling van het toezicht bestonden zeer uiteenlopende inzichten. Neem de discussie over buitensporige salarissen van corporatiedirecteuren. In 2005 noemde VVD-minister Johan Remkes ingrijpen in de salariëring ‘het allerlaatste paardenmiddel’ en waarschuwde voor een ‘stalinistisch kader’. Zeven jaar later werden de salarissen in corporatieland alsnog aan banden gelegd, door Remkes’ partijgenoot Blok. Directeuren van de kleinste corporaties mogen zelfs niet meer dan anderhalf modaal verdienen. In geen andere maatschappelijke sector is de regelgeving zo stringent. Het tij kan keren.

Ondertussen kwam het scherpere overheidstoezicht vooral neer op uitdijende regelgeving. In de oorspronkelijke Woningwet stonden slechts enkele zinsneden over corporaties opgenomen. In de recent voorgestelde herziening van de Woningwet beslaan de regels voor de corporaties wel veertig pagina’s.

In de praktijk bleken nieuwe toezichtsmaatregelen de afgelopen jaren bijzonder weinig effectief. Een kleine twintig jaar werken aan versterking van het toezicht heeft het aantal incidenten niet doen verminderen. Natuurlijk is en blijft toezicht van belang, maar naast correctie van fout gedrag is stimulering van goed gedrag hard nodig.

Geef lokale gemeenschappen een stem

Zoals Rien Fraanje van de Raad voor Openbaar Bestuur op deze website eerder betoogde, moeten corporaties zich nadrukkelijker oriënteren op de samenleving. Hoe ziet die oriëntatie er concreet uit? Ik noem twee voorbeelden.

Eén: geef in het corporatiebestuur ook een stem aan de lokale gemeenschap, aan (wijk)bewoners en vertegenwoordigers van de gemeente. Momenteel besluiten een of enkele directeuren over het corporatiebeleid. De toezichthoudende commissarissen worden benoemd op basis van hun expertise op het gebied van bijvoorbeeld organisatiemanagement, financiën en bouwen. Bewoners mogen er twee aanwijzen, volgens de overheidsregels ‘uit hun midden’, maar in de praktijk treden bewoners zelf niet tot de raden van commissarissen toe. Men is bang voor belangenbehartigers in het toezicht.

Als overheid is men bang om op de bestuurszetel te gaan zitten. Ik was verrast dat het regeerakkoord meldde dat corporaties ‘onder directe aansturing van gemeenten’ zouden komen. Maar dit voornemen is alweer afgezwakt door een commissie onder leiding van oud-minister (en partijgenoot van Blok) Sybilla Dekker. In haar rapport gaat het niet over aansturing, maar over scherpere prestatieafspraken.

Het is juist goed als belanghebbenden meespreken in de beleidskeuzes van corporaties. Zij hebben immers iets te verliezen. (Wijk)bewoners en vertegenwoordigers van gemeenten hebben belang bij goede investeringen in de sociale woningbouw en leefbaarheid op de lange termijn. Dat zij ook eigen belangen hebben is overkomelijk, als er sprake is van een machtsevenwicht.

Zet in op (mede-)eigenaarschap

Twee: maak bewoners (mede-)eigenaar. Sinds de jaren tachtig werken corporaties met beschermde koopconstructies. Corporaties bieden starters hun woningen aan tegen een kleine korting, kopen bij verhuizing de woning weer terug en delen winst of verlies. De kopers vormen met de corporatie een Vereniging van Eigenaren. Daarin maken zij gezamenlijk beslissingen. Zo worden bewoners mede-eigenaar.

Naar analogie van deze VVE’s hebben sommige corporaties ook Verenigingen van Wijkeigenaren opgericht. Zij gaven deze verenigingen zeggenschap over ‘leefbaarheidsbudgetten’ en lieten hen zo meebeslissen in het te voeren wijkbeleid.

Het valt te overwegen of bewonerscollectieven niet het recht moeten krijgen om woningen en leefbaarheidsbeleid van de corporatie over te nemen. Geïnspireerd door de ideeën van Philip Blond  (big society) heeft de Engelse regering burgers het recht gegeven een bod uit te brengen op maatschappelijke voorzieningen, een bod dat beleidsmakers serieus moeten overwegen.

Corporaties hebben slechts toekomstperspectief als zij weer verankerd worden in de samenleving. Het wordt tijd dat we onze technocratische controlezucht even parkeren en daar werk van maken.

Wouter Beekers is directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie en auteur van ‘Het bewoonbare land. Geschiedenis van de volkshuisvestingsbeweging in Nederland’. Een uitgebreidere versie van dit artikel verscheen in Tijdschrift voor de volkshuisvesting.

Dit artikel is 1805 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. De corporatie als grote afwezige?
    Tot voor kort namen de woningcorporaties in menige wijk van Nederland het voortouw om een nieuwe impuls te geven aan een veilig en goed woon en leefklimaat. Daarmee begaven zij zich op het domein dat voorheen tot het exclusieve werkgebied van welzijn+zorg instellingen gerekend kon worden.
    Een opvallende verbreding vond plaats van aandacht voor de individuele huurder naar het werken aan sociale samenhang.
    Er kwamen omvangrijke sociale doelstellingen, die zich vertaalden in een kwaliteitsslag gericht op brede leefbaarheidsthema’s rond sociale veiligheid, sociale samenhang, en het versterken van bewonersinitiatieven.
    Leefbaarheidsadviseurs, huismeesters, wijkconsulenten, maar ook onderhoudspersoneel werden ingezet om de zichtbaarheid van de corporaties in de wijken te vergroten. Een immense subsidiestroom kwam op gang, om tal van projecten te initiëren, die deels door de corporaties zelf werden uitgevoerd, en deels door ingehuurde specialismen.
    Die slagkracht bracht een opmerkelijke verschuiving in veel aandachtswijken teweeg, omdat bewoners ontdekten dat je voor het ‘werken aan de wijk’ vaak beter en sneller terecht kon bij een corporatie dan bij een bureaucratisch werkende gemeente of welzijn en zorginstelling.

    De kentering
    Anno 2013 is de energie van corporaties naar binnen gericht. De economische crisis heeft de financiële reserves van veel corporaties aangetast. Noodzakelijke reorganisaties zijn gericht op het behoud van de kerntaken en de noodzaak als instelling financieel te overleven. Ook worden er –terechte- vragen gesteld met betrekking tot de wildgroei en het effect van tal van sociale projecten zoals deze de afgelopen jaren zijn uitgerold.
    In lijn met de landelijke wijkontwikkeling, worden corporaties gedwongen tot een kritische herbezinning, daar waar het gaat om hun toekomstige rol in buurten en wijken.
    In gesprekken met leidinggevenden van een aantal corporaties worden de dilemma’s zichtbaar. Het levert een beeld op van een soort ‘verlegenheidbeleid’ tussen willen en kunnen, waarbij de financiële beperking van het ‘sociale kunnen’ meer dan voorheen de grenzen dicteert.
    Door de noodzaak de energie naar binnen te richten dreigt menig corporatie momenteel de boot te missen, waar het gaat om het mede vormgeven van de noodzakelijke kanteling binnen het sociale domein.
    Zo valt op dat corporaties veelal ontbreken bij de vorming van de nieuwe gebiedsgebonden teams, in het kader van de transitie AWBZ/WMO. Dit terwijl zij in de toekomst sterk aangewezen zullen zijn op de inzet van partners uit de sectoren van onder meer veiligheid en zorg+welzijn.
    Omgekeerd hebben corporaties de nieuwe gebiedsgebonden teams broodnodige kennis van de wijk en hun huurders te bieden, deels omdat ze op een ‘laagdrempelige’ wijze achter menige voordeur komen. En daar waar veel sociaal werkers ( lees: opbouwwerkers) het veld moesten ruimen en hun wijkexpertise verdween, kunnen corporaties die lacunes deels opvullen.

    Zo kunnen de nodige vraagtekens worden geplaatst bij de het gebrek aan inhoudelijke logica rond de vorming van veel gebiedsgebonden teams.
    Prevaleren dan toch weer de instellingsbelangen boven de noodzaak van het vormen van een brede basisvoorziening, waarin de expertise van alle betrokken spelers, inclusief corporaties en bewoners, volop benut worden?

  2. En dan gaat het nog niet eens over de corrumperende macht van de gemeentelijke commerciële grondbedrijven waaruit menig gemeente status, macht, geld en aanzien ontleent.

  3. Perfect verhaal ! –
    De Corporatie terug waar hij hoort, midden in de lokale samenleving. — En de Corporatie uit de samenwerkingsverbanden met de grote ProjectOntwikkelaars, zoals in Vathorst / Amersfoort.

    De Vinex-locatie Vathorst is inmiddels een “blok aan het been” van financieel Amersfoort. Ruim 175 miljoen (eenzijdige !) Garantstellingen doet 033 binnenkort “schudden op haar grondvesten”. —
    Alleen Het Stadhuis van Amersfoort wil dat nog steeds niet onder ogen zien. — Apeldoorn ging ons inmiddels voor met 200 miljoen afboekingen. —
    De Burger Partij Amersfoort (BPA) wacht met spanning de Begroting 2014 van de Kei-stad af.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.