Wijkteams zijn geen haarlemmerolie

Wijkgericht werken heeft een nieuwe vlucht genomen. Maar we moeten uitkijken dat we de wijk niet gaan zien als de enige plaats waar mensen elkaar kunnen ondersteunen. Soms is het juist verstandig om de wijk niet als uitgangspunt te nemen.

Allereerst is het (natuurlijk) zo dat problemen van mensen, zoals huiselijk geweld, verslaving, werkloosheid, echtscheiding, sociaal isolement, incest, psychiatrische stoornissen en verstandelijke beperkingen, niet veroorzaakt worden door de wijk waarin ze wonen – hoewel bepaalde problematieken wel statistisch vaker in bepaalde buurten of wijken voorkomen. Ook de oplossing is niet altijd in de wijk te vinden. Sterker nog: voor sommige mensen zou het juist beter zijn om niet binnen de wijk waar ze wonen aan hun herstel of aan verbetering van hun situatie te werken. Denk bijvoorbeeld aan families die soms al generaties lang in een situatie van werkloosheid en kleine criminaliteit verkeren. Vaak vinden ze het moeilijk om contacten te leggen met mensen buiten de ‘eigen’ groep. Binnen de wijk lopen ze het risico te blijven ‘hangen’ in het netwerk. De sociale omgeving van de wijk kan hen dan belemmeren een andere weg in te slaan.

Voor vrijwilligers is de wijk vaak niet het epicentrum

Ook bij het inzetten van vrijwilligers of zelfhulpgroepen zien we dat de wijk vaak een te beperkte eenheid is om alle vraag en aanbod te organiseren. Vrijwilligers willen soms per se niets met de wijk van de zorgvrager te maken hebben. Ze willen graag maatje zijn van bijvoorbeeld een tbs’er maar dan liever in een andere wijk, zodat ze de betreffende persoon niet ook nog bij de buurtsuper tegenkomen. En wie aanklopt bij een zelfhulpgroep van de AA komt zijn buurman daar liever ook niet tegen.

In de wijk heerst ook schaamte en angst voor sociale controle

Niet elke wijk heeft bovendien hetzelfde type vrijwilliger. In een wijk met hoger opgeleide bewoners is het aanbod aan mensen dat graag administratief vrijwilligerswerk doet hoog, terwijl daar in een andere wijk juist een tekort aan kan zijn. Het is dus zaak om in dit soort situaties uitwisseling tussen wijken te bevorderen. Een andere reden om niet in de eigen wijk maatje te zijn, is sociale controle. Bijvoorbeeld: een tuinman doet graag tuinen van mensen in een andere wijk, omdat zijn buren anders verlangen dat hij ook hun tuin bewerkt. Schaamte en angst voor sociale controle kunnen ook een rol spelen. Niet iedereen wil dat buurtgenoten zien dat iemand uit de buurt inspringt.

Nu de wijk weer hoogtij viert als aangrijpingspunt voor sociale interventies en gemeenten ook steeds meer met wijkbudgetten gaan experimenteren, moeten ze er alert op blijven dat ze financiële middelen ruimer inzetten dan alleen voor de afgesloten eenheid van wijk, buurt of dorp.

Lilian Linders is lector aan de Fontys Hogeschool Sociale Studies. Dit artikel verscheen ook in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, najaar 2013.