In jeugdgevangenis moet je subtiel balanceren

In  de elf Justitiële Jeugdinrichtingen die ons land rijk is, spelen groepsleiders en gedetineerde jongeren een spel om de macht. Via dat spel komen ze tot een consensus over het dagelijks leven in de inrichting. Omwille van de orde en de leefbaarheid moet de leiding af en toe een stap terugdoen.

Afgelopen zomer bezocht ik het Old Jail museum in Thompson Falls, een slaperig stadje in Montana in de Verenigde Staten. Het museum vertelt het verhaal van een 100 jaar oude, inmiddels gesloten, gevangenis. Verschillende anekdotes illustreren de specifieke kenmerken van een gesloten inrichting. Ook  kunnen bezoekers een logboek inzien waarop in kolommen personalia, data en aard van de detentie van gevangenen beschreven staan. Er is één kolom met een dubbele omschrijving, te weten: ‘discharged’ of ‘escaped’. Mensen die  ergens  tegen hun zin worden vastgehouden, leggen zich daar  klaarblijkelijk niet zomaar bij neer.

Veilig opgesloten of naakt door het luik?

Een van de anekdotes gaat over een vrouwelijke gedetineerde ‘who stripped down to her ‘birthday suit en ‘squeezed herself through the windowopening of her door.’ Toen een jonge (assistent-)bewaarder zijn chef duidelijk moest maken waarom hij de vrouw in de achtervolging niet had gepakt, luidde zijn verweer ’there was nothing to hold on to.’

Het moet een wonderlijk gezicht zijn geweest, een poedelnaakte vrouw die zich via het luikje van haar celdeur naar buiten wurmt, en een assistent-bewaarder die dit met zijn handen in het haar gadeslaat omdat hij niet weet hoe hij de vluchtpoging van de vrouw zou kunnen stoppen. Een heus dilemma. Maar de essentiëlere kwestie die hier speelt, is de altijd terugkerende vraag voor het gevangeniswezen hoe je gevangenissen zodanig inricht dat ontsnappen moeilijk is, en je tegelijkertijd een leefbare omgeving voor de gedetineerden creëert. Ook de Justitiële Jeugdinrichting, de ‘jeugdgevangenis’ (JJI) in Nederland staat voor de opgave om een veilige én leefbare omgeving te bieden. Om dat te kunnen realiseren, is de afgelopen jaren vooral gekeken naar behandel- en opvoedinterventies. De dynamiek van een gedwongen verblijf in de jeugdinrichting was een afgeleid probleem. Afwijkend gedrag van de jongere is het gevolg van zijn deficiëntie en door daar aan te werken, lukt het om een leefbare omgeving te creëren. Maar is het zo eenvoudig?

Een van de opvattingen voor een veilige en leefbare  Jeugdinrichting  kenmerkt zich door duidelijke regelgeving en transparante handhaving waardoor iedereen, zowel staf als gedetineerde weet waar hij aan toe is en wat wel en niet mag. Bij overtreding van de regel volgt een passende maar consequent uitgevoerde sanctie. De regels en de handhaving ervan geven het kader aan. Hoe belangrijk dit ook is, het is nog niet de sleutel tot een veilige en leefbare inrichting. In de interactie tussen een jeugdige gedetineerde en bewaarder vindt van alles plaats waardoor regels en de naleving ervan een specifieke invulling krijgen. Zo kun je als gedetineerde het recht hebben op het voeren van een telefoongesprek, maar blijft dit uit omdat de staf het ‘te druk’ heeft.  Of kun je voor ontspanning lectuur of computergames wensen, maar blijken die ‘voorlopig’ niet leverbaar. Kortom, rechten en regels kunnen in een gewenste richting gebogen worden.

Hoe moet ik hier nu op reageren?

Regels geven speelruimte, en die marge is het domein waarin op subtiele wijze de macht uit wordt onderhandeld. Daar probeert de groepsleider overwicht te verwerven of te consolideren, daar ook tracht de jongere de regel te omzeilen. Hoe nu komen groepsleiders met de jongeren tot een consensus over het dagelijks leven op de leefgroep in de jeugdinrichting?  Valt dat complexe sociologische proces te ontrafelen?

Voor het begin van een antwoord heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het theoretisch kader van Erving Goffman, de socioloog van de directe interactie ofwel van het face-to-face contact. Goffman stelt dat er allerlei conventies zijn die ons gedrag in de dagelijkse omgang met anderen beïnvloeden. Omgangsvormen die we ‘normaal’ vinden. Zo is het normaal dat je, als je bij een bushokje staat te wachten, iemand niet zomaar om de hals valt. Iemand plotseling om de hals vallen, roept verwarring op. Maar ook verwarring beïnvloedt het gedrag; het roept de vraag op ‘hoe moet ik hier nu op reageren’?

Ook de Justitiële Jeugdinrichting ziet zich vaak voor die vraag gesteld. De daarin gedetineerde jongeren hebben verschillende achtergronden en weten op hoofdlijnen wel wat hoort of niet hoort. Ze weten ook waar een gesloten inrichting voor staat, dat ze niet meer zomaar alles zelf kunnen bepalen en dat hun vrijheid beperkt is. Met hun eigen achtergrond brengen de jongeren echter ook hun eigen ‘aardigheden’ met zich mee. Sommigen hebben bijvoorbeeld de gewoonte om in iedere volgende zin ‘tering’ of ‘kanker’ te roepen. Tien jongens op een groep, tien verschillende achtergronden en omgangsgewoonten; daar is uniformering gewenst. Hoe die uniformering gestalte krijgt, dat bepaalt de staf, niet de jongeren. En dat vraagt aanpassing. Vaak gaat dat gepaard met tegenstribbelen en maken de jongeren allerlei omtrekkende bewegingen door bijvoorbeeld laat opstaan, tijdrekken bij telefoneren, langzaam eten, snel nog even een appel pakken, ook al is etenstijd voorbij en wat ronddrentelen met de stofzuiger, zonder daadwerkelijk schoon te maken. Dat tegenstribbelend gedrag vraagt om een reactie van de groepsleiding. Het is een spel dat zich in een Justitiële Jeugdinrichting voortdurend en in allerlei variaties afspeelt.

Het spel rond reputatie en beeldvorming

Wat maakt dit spel nu zo ingewikkeld? Voor een deel ligt dat in het risico dat je als groepsleider te beheersmatig optreedt, je steeds meer regels toepast om het gedrag van de jongere nog gedetailleerder te sturen. Bijvoorbeeld vaststellen dat je als regel geen appel meer mag pakken na de officiële ‘afsluiting van de tafel’. Aan deze regel kun je vervolgens ook een sanctie verbinden, bijvoorbeeld een time out. Maar er is nog een ander punt waarom het spel zo ingewikkeld is en dat ligt in het sociale domein, ofwel in de onderlinge verhoudingen tussen groepsleider en jongere; in de afbakening van hun rol en positie op de leefgroep.

Onlangs liet een van mijn studenten, werkzaam binnen een Justitiële Jeugdinrichting, een item zien van POW-NEWS. Gedetineerde jongeren hadden met een mobiele telefoon illegaal filmopnames gemaakt binnen een inrichting en dezen naar buiten gesmokkeld en als nieuwsitem verspreid. Het was een flagrante schending van de regel dat je als gedetineerde geen telefoon mag hebben en dat er niet zonder toestemming mag worden gefilmd in de inrichting. Het ging bovendien over gevoelige onderwerpen als wiet/hasj roken, seks met de groepsleiding en het bezit van een sleutel waarmee vrijelijk door de inrichting kon worden bewogen. De boodschap van de jongeren was duidelijk: niet de groepsleiding, maar wij maken de dienst uit. Het gaat me hier vooral om de beeldvorming en om de positionering van de jongeren tegenover hun omgeving. In de ogen van sommige leeftijdgenoten zullen zij met hun actie ongetwijfeld ‘gescoord’ hebben en de leiding gefaald.

Groepsleiders moeten voortdurend rekening houden met dit strategisch handelen van jongeren. Ze moeten ook voortdurend afwegen of er ‘overeenstemming bestaat over de omgangsvormen, over de aannames’ of dat er een addertje onder het gras zit. Het laat zien dat de groepsleider voortdurend moet balanceren tussen vertrouwen en wantrouwen en tussen sanctioneren en empathie. Dit vraagt om beheersmatig optreden en de uitdaging is om dit niet alleen door repressie vorm te geven. Er moet kortom voortdurend gezocht worden naar maximale vrijheid van jongeren op een leefgroep, en soms moet de leiding omwille van de orde af en toe een stap terugdoen.

Joep Hanrath is docent en onderzoeker aan het Instituut Social Work van de Hogeschool Utrecht. Hij is tevens lid van de kenniskring Werken in Justitieel Kader. Dit artikel is een ingekorte versie van de inleiding die hij verzorgde op het symposium ‘Criminele jongeren opsluiten: een veiligere samenleving.’ Het symposium vond plaats op 26 september en was georganiseerd door het Lectoraat Werken in Justitieel Kader en het Lectoraat Regie van Veiligheid van de HU. De volledige tekst is hier te downloaden.

Dit artikel is 3950 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Mooi artikel, geeft goed het spanningsveld weer tussen beheersing/controle en ruimte/vrijheid geven door groepsleiders aan jongeren in een jeugdgevangenis, waarbij de auteur overtuigend aantoont dat je het niet red met alleen repressie. Ook een relevante verbinding met het werk van Goffman, de socioloog van de directe interactie, waarmee het gedrag van jongeren in een inrichting geduid kan worden.

  2. Ik ben in 1971 gaan werken in de jeugdhulpverlening. Heb bij SSK in Den Haag. Browndale Kinderdorp Neerbosch, Heldringstichting zetten en peadalogisch instituut Nijmegen gewerkt. 20 jaar in totaal. Het onderzoek van Hanrath past op al mijn werkzaamheden. Wanneer wordt er nu eindelijk eens gestopt met onderzoek, pilots etc. Wanneer wordt er nu eindelijk eens actie ondernomen???? We weten dit al lang, maar politieke durf, visie ontbreekt volledig. De institutionele sector is introvert en heeft geen energie om zijn stem te laten horen. En hele generaties jongeren gaan kapot aan gebrek aan daadkracht van al onze “wetenschappers” , politici en institutionele werkers. Als we al lang weten dat al het goed bedoelde werk in instellingen zaad op kale rotsen is: Hou er dan mee op!!!!! Wie doet mee aan het reorganiseren van de sector Jeugdhulpverlening op basis van kennis, vaardigheden en daadkracht .

    Martin van Straaten

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.