Bewoners van krimpgemeenten moeten zelf beslissen of school dicht moet

In gemeenten met een afnemende bevolking kan het te lang openhouden van scholen ten koste gaan van andere voorzieningen of het kan tot een forse stijging van de onroerend zaakbelasting leiden. Moet er per se voor diverse schooltypes en denominaties een aparte school zijn?

 
Op grond van demografische ontwikkelingen is te verwachten dat het aantal jonge kinderen (4-12 jaar) in sommige regio’s tussen 2013 en 2020 tot 30 procent zal teruglopen. Deze daling is het gecombineerde gevolg van relatief weinig vrouwen in de vruchtbare leeftijd en de voortdurende economische crisis en zal zich vooral voordoen in delen van Friesland, Drenthe, Groningen, de Achterhoek, Zeeland en in het Groene Hart. Je bent geneigd te denken dat als er straks minder kinderen zijn, dat dan het aantal scholen navenant afneemt. Maar wat logisch lijkt, is in de praktijk aanzienlijk minder vanzelfsprekend.

Vrijheid van onderwijs is complicerende factor

Het sluiten of laten fuseren van scholen is in Nederland namelijk een ingewikkeld proces. Dat heeft deels te maken met de grondwettelijk vastgelegde vrijheid van onderwijs. Artikel 23 van de Constitutie bepaalt dat iedereen een school mag oprichten die past bij de eigen religieuze, levensbeschouwelijke of onderwijskundige overtuiging. Scholen moeten wel aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals een minimum aantal leerlingen.

Om voor bekostiging door het Rijk in aanmerking te komen, moet een school aan de wettelijk bepaalde normen van een minimaal aantal leerlingen voldoen. Deze zogenaamde stichtingsnormen (en ook de opheffingsnormen) voor scholen zijn gebaseerd op het aantal inwoners per vierkante kilometer in een gemeente. Ofwel, waar in een dunbevolkte gemeente kleine scholen bestaansrecht hebben, hebben ze dat, met dezelfde omvang, in een dichtbevolkte gemeente niet.

In de wet is ook vastgelegd dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor het groot onderhoud aan de schoolgebouwen binnen hun grenzen. Dat betekent echter niet dat zij dus ook de bevoegdheid hebben om scholen te sluiten of te laten fuseren. Dergelijke beslissingen zijn het privilege van schoolbesturen. En die beslissen over het algemeen niet snel toe tot sluiting of fusie, onderwijs is namelijk een belangrijk middel om de eigen levens- of geloofsovertuiging voor de toekomst te borgen en elk schoolbestuur wil natuurlijk graag zoveel mogelijk eigen vestigingen behouden

Het woord is aan de burger

Het besluitvormingsproces rond het sluiten of laten fuseren van scholen verloopt ook vaak traag omdat verondersteld wordt dat een schoolsluiting de doodsteek is voor het leefbare dorp. Hoewel is aangetoond dat deze veronderstelling niet juist is, schermen zowel schoolbesturen als lokale politici vaak met dit argument. Schoolbesturen willen liever dat de vestigingen van andere scholen dichtgaan en wethouders hebben regelmatig de eerstvolgende verkiezing in het achterhoofd. Daardoor is er vaak sprake van een impasse en gebeurt er vaak lange tijd niets, terwijl het verschil tussen vijf of acht schoolvestigingen in een krimpgemeente flinke consequenties kan hebben voor de andere voorzieningen.

Het uitblijven van noodzakelijke beslissingen over het plaatselijk aanbod aan onderwijs is kostbaar. Vooral in het huidige slechte economische klimaat kun je je afvragen of het legitiem is om deze ‘besliscultuur’ in stand te houden. Zou het niet veel beter zijn om de bevolking meer te betrekken bij de besluitvorming ter zake? Of moeten we over naar een schoolsysteem met public en private schools, zoals we dat uit het buitenland kennen? Dan ligt de beslissing over schoolsluiting bij degene die het groot onderhoud moet financieren.

Vaak blijken de gebruikers van scholen veel meer bereid tot inleveren dan schoolbesturen. Die bereidwilligheid tonen de eersten ook als het gaat om meer samenwerking tussen openbare en niet-openbare basisscholen. Uit onderzoek weten we tevens dat de meerderheid van de ouders in krimpgemeenten hun kind naar de dichtstbijzijnde school sturen, ongeacht de denominatie van die school.

Omdat veel gemeenten voor de onmiddellijke opdracht staan om groot onderhoud aan schoolgebouwen te plegen, is dit een geschikt moment voor herschikking. Er zijn al scholen van verschillende denominaties die op één locatie met twee ingangen werken en zo een efficiënte samenwerking uitproberen. Vanuit het oogpunt van de kosten gaat het echter te langzaam. En die traagheid heeft grote gevolgen voor dorpen en gemeenten op andere terreinen.

Het is met andere woorden urgent dat bestuurders zich meer bewust zijn van wat het behoud van het één betekent voor de toekomst van het ander. Moet je als gemeente en schoolbestuur per se voor zoveel mogelijk schooltypes en denominaties een aparte school willen, ook al gaat dat ten koste van de overige gemeenschapsvoorzieningen? Het antwoord op die vraag moet komen van de burgers. Zij zijn ten slotte de gebruikers van de voorzieningen. Bovendien betalen ze er voor.

Tialda Haartsen is coördinator van de Masteropleiding Culturele Geografie en actief betrokken bij het Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN) dat onderzoek doet naar de consequenties van bevolkingsafname. Het KKNN organiseert regelmatig op diverse locaties in Noord-Nederland zogenaamde 'Krimp-cafés on tour', informatieve bijeenkomsten rondom een actueel krimponderwerp.