Zelforganisatie is in de afgelopen decennia uitgegroeid tot een centraal begrip in de wetenschap. Allerlei complexe structuren – van de hersenen tot de economie – zijn geanalyseerd als uitkomst van zelforganisatie. Complexe ordening blijkt vaak bottom-up tot stand te komen. Zelforganisatie heeft ook als ideaal van maatschappelijke ordening een hoge vlucht genomen. Wikipedia is misschien wel het meest inspirerende voorbeeld. De online encyclopedie wordt niet door experts of marktpartijen samengesteld maar door miljoenen gebruikers die vrijwillig lemma’s toevoegen of wijzigen.
Zelforganisatie is onder de noemer ‘burgerkracht’ ook omarmd door de overheid. Er verschijnen adviezen met titels als “vertrouwen in burgers”, “bouwen op de kracht van burgers” of “meeswingen met lokale kracht”. Zoveel wantrouwen als burgers in de overheid hebben, zoveel vertrouwen hebben overheden en overheidsadviseurs in burgers.Nu het idee van de maakbare samenleving passé is, hopen bestuurders en ambtenaren dat burgers het initiatief nemen om de samenleving van onderop vorm te geven. Nationaal beleid wordt gedelegeerd naar gemeenten in de hoop dat lokale gemeenschappen zelf oplossingen aandragen en zich inzetten voor hun eigen voorzieningen. Zo doemt het ideaal op van de zelforganiserende stad: een soort Wikitopia, een stad waarin mensen niet geleid worden maar waarin ze zelf hun zorg organiseren, energie opwekken of buurthuis runnen.
De politiek heeft een heilig geloof in het zelforganiserend vermogen van de burger
Journalisten, wetenschappers en ambtenaren publiceren magazines, blogs en boekwerken met inspirerende voorbeelden van burgers die zelf het heft in handen nemen. Gemeentelijke ambtenaren en wethouders putten zich uit in het complimenteren van maatschappelijke initiatieven en organiseren inspiratiesessies en netwerkbijeenkomsten. Als de overheid meeswingt in plaats van tegenwerkt, zo is de belofte, wordt burgerkracht pas echt ontketend. Zo is er een optimistische consensus ontstaan: de samenleving organiseert zichzelf steeds beter en de overheid kan daarbij helpen door te verbinden, inspireren en stimuleren.
De succesverhalen zijn zuurstof van inspiratie voor een samenleving – of misschien moet ik zeggen: een overheid – die snakt naar nieuwe manieren om solidariteit te organiseren. Maar de idealisering van burgerkracht wekt wel argwaan. Wie slechts oog heeft voor de kracht en schoonheid van een geliefde, miskent kwetsbaarheid en lelijkheid die evengoed iemand tekenen. Zulke miskenning van een zelfkant is romantisch in periodes van verliefdheid, maar als een relatie beklijft wordt het narcistisch om slechts in de ander te zien wat je wil zien. Het is evenzeer een vorm van narcisme om slechts dat in de civil society te zien wat mooi is en goed gaat. Er spreekt weinig nieuwsgierigheid en oprechte betrokkenheid uit.
Betrokkenheid van burgers neemt eerder af dan toe
Maar hoe reëel is het dat de civil society een ’wederopstanding’ meemaakt? Natuurlijk zijn er inspirerende en gevierde voorbeelden van mensen die hun eigen energie opwekken, hun eigen zorg organiseren of hun eigen eten verbouwen maar daartegenover staan genegeerde voorbeelden van sportverenigingen, bewonersorganisaties en sociale bewegingen die juist in zwaar weer verkeren. Als we kijken naar het aandeel Nederlanders dat zich als vrijwilliger inzet, neemt dat eerder af dan toe. Ook donaties aan maatschappelijke doelen vertonen geen stijgende lijn. In Rotterdam laat de score voor sociale inzet – samengesteld op basis van gegevens over mantelzorg, inzet voor de buurt en vrijwilligerswerk – een licht dalende trend zien sinds in 2008 voor het eerst is gemeten. In Amsterdam is het aantal mensen dat zich eenzaam voelt sinds 2000 verdrievoudigd. Al die cijfers wijzen erop dat het sociale netwerken waar Nederlanders door bezuinigingen op aangewezen zijn eerder zwakker dan sterker worden. Het kan een legitieme keuze zijn om als overheid verantwoordelijkheden af te stoten, al was het maar omdat burgers zelf ook vertrouwen in de overheid kwijt zijn geraakt, maar er is geen grond voor het manische positivisme dat mensen zich steeds meer, beter of sneller gaan organiseren.
Ook bij de optimistische consensus dat de overheid burgerkracht kan aanwakkeren, zijn kanttekeningen te plaatsen. Het klinkt natuurlijk goed dat de overheid meer oog moet krijgen voor burgerinitiatieven en meer uitnodigend, empathisch en verbindend moet optreden. Met die directe overheidsbemoeienis wordt alleen ondergraven wat zelforganisatie zo inspirerend maakt: dat mensen op basis van hun eigen motivaties zich inzetten. Onderzoek van het SCP suggereert dat pogingen van het wijkenbeleid van Ella Vogelaar om burgerkracht te bevorderen de inzet van burgers eerder hebben verminderd dan vergroot, ondanks dat het ondersteunen van bewonersinitiatieven een van belangrijkste prioriteiten was. Een uitnodigende houding van de overheid kan bovendien snel omslaan in de ambtelijke onderwerping van burgerinitiatieven. De politicoloog Nanke Verloo laat bijvoorbeeld zien hoe bewoners in een Utrechtse Vogelaarwijk die zich met veel creativiteit en energie hadden ingezet voor een speelpleintje merkten dat de lokale welzijnsorganisatie met de eer ging strijken. Ook een huiswerkklasje wordt na aanvankelijk enthousiasme een ambtelijk moeras in gezogen. Het klasje wordt verhuisd en op klachten dat de kinderen dan door het verkeer moeten lopen wordt de initiatiefneemster gevraagd als klaarover te fungeren. Nu bestuurders zich opmaken om burgerinitiatieven in de armen te sluiten, is dit een voorloper van wat kan komen.
Laat Wikipedia als voorbeeld dienen voor de overheid
Hoe kan de overheid burgerinitiatieven de ruimte geven zonder ze politiek en ambtelijk te onderwerpen? Wikipedia geeft een hint van een antwoord. De encyclopedie wordt gemaakt door miljoenen vrijwilligers maar er is ook een organisatie die al dat werk mogelijk maakt, de Wikimedia Foundation. De organisatie inspireert niet, is niet empathisch, organiseert geen netwerkbijeenkomsten. Al die zaken zijn ook niet nodig, want de mensen die bijdragen leveren aan de encyclopedie doen dat uit zichzelf en worden door elkaar en door de inhoud van hun werk geïnspireerd. Wat de Foundation wèl doet is zorg dragen voor werven van donateurs en het onderhouden van een materiële en juridische infrastructuur in de vorm van servers en stichtingen. Zo wordt een platform geboden voor zelforganisatie. Dat kan de overheid van Wikipedia leren: ambtenaren en politici munten niet uit in ondersteunen, inspireren en verbinden, maar ze kunnen wel een infrastructuur aanbieden in de vorm van gebouwen en ondersteunende professionals waarmee burgers vervolgens zelf hun initiatieven mee kunnen ontwikkelen, of niet natuurlijk. De overheid is dan geen aanjager of inspirator maar een dienaar, een server.
Een fixatie op succesverhalen helpt niet bij het vervullen van die belangrijke maar bescheiden rol. De zelforganiserende stad zal niet iedereen naar behoefte voorzien. Wikitopia zal ook vaak grillig en ongelijk zijn. Dat is geen kritiek op zelforganisatie als zodanig. Integendeel, zelforganisatie zou elke glans verliezen als succes gegarandeerd was. Maar laat zelforganisatie over aan burgers en laat de overheid het saaie maar nuttige werk doen.
Justus Uitermark is hoogleraar samenlevingsopbouw. Dit artikel is gebaseerd op zijn oratie "Verlangen naar Wikitopia" van 10 januari 2014 en een artikel voor een te verschijnen bundel met reflecties over de participatiesamenleving onder redactie van Mark van Twist en anderen.