Jeugdwerkloosheid vraagt om beleid dat economisch herstel bevordert

Om de jeugdwerkloosheid te bestrijden kiest de overheid voor meer onderwijs en stageplekken. Maar dat miskent dat er ook beleid nodig is dat economisch herstel bevordert. Bijvoorbeeld kwijtschelding van schulden, ook al is dat impopulair en zal dat electorale gevolgen hebben.

Ruim 130.000 jongeren van 15 tot 25 jaar zijn momenteel op zoek naar werk. Dit is bijna 16 procent van de beroepsbevolking in deze leeftijdgroep, tegen 8,3 procent in 2008. Natuurlijk bevat de groep ook jongeren die ‘slechts’ op zoek zijn naar een bijbaan naast de studie, maar daar is weer tegenin te brengen dat noodgedwongen (kleinschalig) ondernemerschap en jongeren die zich niet langer aanbieden op de arbeidsmarkt niet in de cijfers worden meegerekend.

We hebben dus te maken met een serieus maatschappelijk probleem. Afgelopen week was er in de Amsterdamse Rode Hoed een debat over de aanpak van jeugdwerkloosheid. Eens te meer werd de grote versnippering in denkbeelden, perspectieven en oplossingsrichtingen duidelijk. Dit leidt al snel tot een patstelling. Wat mij betreft zijn er maar twee belangrijke oorzaken voor de hoge jeugdwerkloosheid te benoemen die beide vragen om een dringende heroriëntatie op de vraagzijde van de economie.

Allereerst is de hoge jeugdwerkloosheid een logisch gevolg van de flexibilisering van onze arbeidsmarkt. In de afgelopen tien jaar zijn met name jongeren steeds vaker via flexibele aanstellingen gaan werken en juist werkenden met dit type banen worden als eerste ontslagen bij economische stagnatie.

De economische conjunctuur is de tweede oorzaak die direct verband houdt met de hoge jeugdwerkloosheid. Recente schoolverlaters hebben vooral door een gebrek aan werkervaring slechte perspectieven op een beperkt aantal banen. Voorlopig wijzen de tekenen niet op spoedig economisch herstel en volgens de internationale arbeidsorganisatie ILO zijn de vooruitzichten voor een grote groep nieuwe schoolverlaters op middellange termijn negatief. De geschetste ontwikkelingen vragen daarom om een sterke beleidsreactie.

Beleid pakt niet de grote oorzaken van jeugdwerkloosheid aan

Sinds de economische crisis uitbrak heeft de overheid er in belangrijke mate voor gekozen om jongeren te stimuleren om door te leren. Daarnaast is er ingezet op de creatie van stageplekken en leerbanen in het bedrijfsleven, en zijn er regelingen bedacht om werkgevers te verleiden om jongeren aan te nemen, bijvoorbeeld via startersbeurzen en de invoering van premiekortingen. Ook is accent gelegd op een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, hoewel eerder onderzoek uitwijst dat veruit de meeste schoolverlaters werk vinden binnen het eigen vakgebied en het aandeel voortijdig schoolverlaters al jaren afneemt.

Dit neemt niet weg dat de gevolgde regelingen zeker kunnen bijdragen aan een stijging van de participatiegraad van jongeren, maar: het zijn tegelijkertijd tijdelijke oplossingen die zich in belangrijke mate richten op de aanbodzijde van de economie. Opmerkelijk is dat de beleidsrespons minder raakt aan de belangrijkste problemen die achter jeugdwerkloosheid schuilgaan: economische stagnatie en flexibilisering van de arbeidsmarkt. Bestrijding van deze oorzaken is complex. Eerder werden al stappen gezet in de richting van versoepeling van het ontslagrecht om de kloof tussen ‘insiders’ en ‘outsiders’ op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Daarnaast zijn er ook scenario’s voor economisch herstel denkbaar.

Kwijtschelden van schulden is een serieuze optie

Aangezien Nederland tot de groep landen behoort met de hoogste hypotheekschuld en Europese landen kampen met grote staatsschulden, lijkt het (deels) kwijtschelden van (private) schulden een serieuze optie om bedrijfsinvesteringen en consumentenbestedingen op korte termijn te stimuleren. Dit is eerder ook door de IMF-economen Reinhart en Rogoff voorgesteld. Natuurlijk is dit een politiek impopulaire maatregel die de nodige electorale consequenties zal hebben. Maar dit betekent niet dat het niet verstandig is om dit scenario verder te doordenken.

Een andere mogelijkheid om het tij te doen keren is het investeren in onderwijs en onderzoek. Helaas constateert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in haar recente rapport ‘Naar een lerende economie’ dat Nederland de laatste decennia geen grootschalig economisch investeringsbeleid heeft gevoerd. Het is daarom aan te bevelen om op korte termijn nieuwe impulsen te geven aan een strategisch innovatiebeleid waarbij de overheid investeert in plaats van bezuinigt op haar R&D-uitgaven zoals nu gebeurt.

Het advies aan jongeren: blijf bezig!

Aandacht schenken aan de vraagzijde van de economie draagt effectief bij aan het tegengaan van problemen op de arbeidsmarkt, maar dit schept nog niet direct banen voor de jeugd die nu aan de kant staat of spoedig baanloos dreigt te worden. Het enige devies is: blijf bezig! Via vrijwilligerswerk, door tijdelijk beneden je scholingsniveau te werken of door in het geval van een onderscheidend idee een eigen onderneming te starten. Niemand moet stil blijven staan.

Daarnaast zien we in toenemende mate dat door technologische innovaties routinematig werk verdwijnt of naar het buitenland gaat. Het is daarom verstandig om bij het kiezen van een (nieuwe) studie te letten op het ICT-bestendige karakter van de opleiding. Vooralsnog is het zo dat de werkloze Nederlandse jeugd over bijzondere veerkracht en optimisme beschikt. Dit verklaart mede de betrekkelijk sociale rust in onze samenleving. Om de kansen van jonge (maar ook oudere) werklozen op een baan substantieel te vergroten is echter veel meer dan nu het geval is, evenredige aandacht nodig voor beide zijden van de economie.

Fabian Dekker is arbeidssocioloog en verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Foto: Bas Bogers