Wat een gekke reactie van Eltje Bos en Pieter van Vliet: de commissie zou geen rekening hebben gehouden met het netwerkkarakter van de huidige samenleving. De tegengestelde reactie had meer voor de hand gelegen: overdrijf niet zo! Het advies kiest de netwerksamenleving zelfs als uitgangspunt. Voor de niet-geïnformeerde lezer even het volgende citaat: ‘Met de digitalisering als driving force ondergaat de sociale structuur van de samenleving een grote verandering. Nieuwe vormen van gemeenschappelijkheid (connectiviteit) komen in de plaats van de collectieve identiteiten van weleer. Deze netwerkstructuur geeft een impuls aan initiatieven van organisaties en burgers - in dat verband wordt gesproken van burgerkracht en een participatiesamenleving. Ook andere vormen van technologische innovatie (domotica) hebben consequenties voor sociale praktijken en de organisatie daarvan. Instituties en systemen voegen zich naar een steeds dynamische en complexere omgeving.’
Het betreft hier de eerste van drie overwegingen rond de transformatie van de samenleving waar de sociaal werker van de toekomst zich toe moet verhouden (de andere zijn: toenemende financiële druk op de sector en de decentralisatie van het sociale domein). De netwerksamenleving is met andere woorden de belangrijkste reden voor de bepleite kwalitatieve sprong voor het Hoger Sociaal en Agogisch Onderwijs. Sociaal werkers moeten voorbereid zijn op een complexe omgeving waarin het alle kanten uit kan gaan. Vandaar dat zij zich ook moeten kunnen doorontwikkelen – ook al zo’n punt dat we zouden miskennen. Citaat uit het advies: ‘Juist in het ingewikkelde werkveld, waarin zoveel wordt gevraagd van mensen is professionele doorontwikkeling cruciaal.’ Deze doorontwikkeling moet in regionale samenwerkingsverbanden vorm krijgen, aldus de commissie.
Bos en Van Vliet stellen voor te leren zwemmen in het diepe
We hebben dus te maken met een kritiek in de trant van ‘we vinden hetzelfde, maar verbinden er geen consequenties aan’, oftewel: resistance to change. En dat wil de commissie nu juist niet: verandering is absoluut noodzakelijk. De opleiding kan en moet beter voorbereiden op de ingewikkelde vragen die op sociaal werkers afkomen. De commissie kiest welbewust niet voor ‘een beginnende professional’ die er werkende weg wel achter komt, zoals Bos en Van Vliet voorstellen. Dat is leren zwemmen in het diepe. We kiezen voor een zelfbewuste sociaal werker met kennis van zaken en een professionele houding.
Dit is wat de commissie adviseert
De musicus moet zijn instrument beheersen om zijn partij mee te kunnen spelen. Dat geldt onverkort voor sociaal werkers in een complexe omgeving. Ze moeten de bagage hebben om de problemen te begrijpen en de kansen te kunnen zien. Dit is wat de commissie onder andere adviseert:
- Een generieke opleiding (50 procent) gericht op sociaalwetenschappelijke kennisverwerving en ontwikkeling van een reflectieve houding;
- Een specialisatie in een van drie basisprofielen (50 procent): integraal sociaal werk (waaronder CMV), sociaal werk in de langdurige zorg (ouderen, gehandicapten) en sociaal werk in het brede jeugddomein.
- Op het werkveld afgestemd masteronderwijs dat verdergaand opleidt tot generalist (een ‘specialist plus’ zogezegd).
- Versterking van de regionale samenwerkingsverbanden tussen hogescholen en werkveld voor een doorgaande kennisontwikkeling en - benutting.
Ter bekrachtiging van deze kwaliteitsimpuls pleit de commissie ervoor om de naam HSAO om te vormen tot Hogere Sociale Studies. Het woord agogisch resoneert niet in deze tijd. De voorgestelde hoogwaardige opleiding zorgt voor sociaal werkers met een duidelijke beroepsidentiteit, die zich staande kunnen houden in een netwerksamenleving. Sociaal werk is zonder meer een moeilijk beroep geworden, de differentiatie in het werkveld is inderdaad groot en in de praktijk valt nog veel te leren. Het zijn juist de redenen voor een stevige profilering van sociaal werkers, die hun meerwaarde kennen bij het bevorderen van de sociale kwaliteit van de samenleving.
Hans Boutellier is voorzitter van de Verkenningscommissie HSAO en directeur van het Verwey-Jonker Instituut.
Het volledige advies van de commissie is hier te vinden.