Stevige sociale professional vergt adequate opleiding

Hans Boutellier verbaast zich over de kritiek een dag eerder van Eltje Bos en Pieter van Vliet van de Hogeschool Amsterdam op het advies van zijn commissie om de sociale studies op hogescholen te hervormen. Verandering is volgens hem absoluut noodzakelijk.

Wat een gekke reactie van Eltje Bos en Pieter van Vliet: de commissie zou geen rekening hebben gehouden met het netwerkkarakter van de huidige samenleving. De tegengestelde reactie had meer voor de hand gelegen: overdrijf niet zo! Het advies kiest de netwerksamenleving zelfs als uitgangspunt. Voor de niet-geïnformeerde lezer even het volgende citaat: ‘Met de digitalisering als driving force ondergaat de sociale structuur van de samenleving een grote verandering. Nieuwe vormen van gemeenschappelijkheid (connectiviteit) komen in de plaats van de collectieve identiteiten van weleer. Deze netwerkstructuur geeft een impuls aan initiatieven van organisaties en burgers - in dat verband wordt gesproken van burgerkracht en een participatiesamenleving. Ook andere vormen van technologische innovatie (domotica) hebben consequenties voor sociale praktijken en de organisatie daarvan. Instituties en systemen voegen zich naar een steeds dynamische en complexere omgeving.’

Het betreft hier de eerste van drie overwegingen rond de transformatie van de samenleving waar de sociaal werker van de toekomst zich toe moet verhouden (de andere zijn: toenemende financiële druk op de sector en de decentralisatie van het sociale domein). De netwerksamenleving is met andere woorden de belangrijkste reden voor de bepleite kwalitatieve sprong voor het Hoger Sociaal en Agogisch Onderwijs. Sociaal werkers moeten voorbereid zijn op een complexe omgeving waarin het alle kanten uit kan gaan. Vandaar dat zij zich ook moeten kunnen doorontwikkelen – ook al zo’n punt dat we zouden miskennen. Citaat uit het advies: ‘Juist in het ingewikkelde werkveld, waarin zoveel wordt gevraagd van mensen is professionele doorontwikkeling cruciaal.’ Deze doorontwikkeling moet in regionale samenwerkingsverbanden vorm krijgen, aldus de commissie.

Bos en Van Vliet stellen voor te leren zwemmen in het diepe

We hebben dus te maken met een kritiek in de trant van ‘we vinden hetzelfde, maar verbinden er geen consequenties aan’, oftewel: resistance to change. En dat wil de commissie nu juist niet: verandering is absoluut noodzakelijk. De opleiding kan en moet beter voorbereiden op de ingewikkelde vragen die op sociaal werkers afkomen. De commissie kiest welbewust niet voor ‘een beginnende professional’ die er werkende weg wel achter komt, zoals Bos en Van Vliet voorstellen. Dat is leren zwemmen in het diepe. We kiezen voor een zelfbewuste sociaal werker met kennis van zaken en een professionele houding.

Dit is wat de commissie adviseert

De musicus moet zijn instrument beheersen om zijn partij mee te kunnen spelen. Dat geldt onverkort voor sociaal werkers in een complexe omgeving. Ze moeten de bagage hebben om de problemen te begrijpen en de kansen te kunnen zien. Dit is wat de commissie onder andere adviseert:

  • Een generieke opleiding (50 procent) gericht op sociaalwetenschappelijke kennisverwerving en ontwikkeling van een reflectieve houding;

 

  • Een specialisatie in een van drie basisprofielen (50 procent): integraal sociaal werk (waaronder CMV), sociaal werk in de langdurige zorg (ouderen, gehandicapten) en sociaal werk in het brede jeugddomein.

 

  • Op het werkveld afgestemd masteronderwijs dat verdergaand opleidt tot generalist (een ‘specialist plus’ zogezegd).

 

  • Versterking van de regionale samenwerkingsverbanden tussen hogescholen en werkveld voor een doorgaande kennisontwikkeling en - benutting.

 

Ter bekrachtiging van deze kwaliteitsimpuls pleit de commissie ervoor om de naam HSAO om te vormen tot Hogere Sociale Studies. Het woord agogisch resoneert niet in deze tijd. De voorgestelde hoogwaardige opleiding zorgt voor sociaal werkers met een duidelijke beroepsidentiteit, die zich staande kunnen houden in een netwerksamenleving. Sociaal werk is zonder meer een moeilijk beroep geworden, de differentiatie in het werkveld is inderdaad groot en in de praktijk valt nog veel te leren. Het zijn juist de redenen voor een stevige profilering van sociaal werkers, die hun meerwaarde kennen bij het bevorderen van de sociale kwaliteit van de samenleving.

Hans Boutellier is voorzitter van de Verkenningscommissie HSAO en directeur van het Verwey-Jonker Instituut.

 

Het volledige advies van de commissie is hier te vinden.

 

 

Dit artikel is 1990 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Reactie op Hans Boutellier

    Uit de reactie van Hans Boutellier blijkt dat hij ons stukje niet goed gelezen heeft. Wij zeggen juist dat de commissie in haar analyse terecht de ‘netwerksamenleving’ centraal zet, alleen dat dit in het advies niet meer terug te vinden is. In het advies wordt een traditionele indeling voorgesteld, die correspondeert met de wijze waarop de grote landelijke koepels en kenniscentra zijn georganiseerd. Dat is geen antwoord op de netwerksamenleving, maar kiezen voor gevestigde belangen.
    Vervolgens worden we weggezet als mensen met ‘weerstand tegen verandering’, een retorische truc die veel door managers wordt gebruikt om niet inhoudelijk op argumenten in te hoeven gaan. En wie kiest er nou niet voor ‘een zelfbewuste sociaal werker met kennis van zaken en een professionele houding’. De kwestie is alleen hoe we die gaan opleiden en daar denken we dus verschillend over.
    In het tweede deel van zijn reactie vat Boutellier het advies van de commissie nog eens samen. En dat is het meest interessante aan zijn bijdrage. In het advies zelf blijft onduidelijk wat nu precies voorgesteld wordt. In zijn reactie op onze bijdrage wordt het ineens wel duidelijk. Zou dat komen omdat Hans Boutellier hier op persoonlijke titel spreekt en geen rekening hoeft te houden met afwijkende standpunten? Hoe dan ook, het wordt de komende tijd nog een interessante discussie over de toekomst van het HSAO of de Hogere Sociale Studies.

    Eltje Bos en Pieter van Vliet

  2. Met belangstelling lees ik de discussie over mijn eigen vakgebied. Ik werk als receptioniste-telefoniste bij een welzijnsorganisatie, maar ik ben van beroep CMV-er. Omdat ik pas op latere leeftijd ben gaan studeren, begon ik al met een dosis werkervaring. De studie was daarvoor een onderpand om mezelf te ontwikkelen als beroepskracht. Ik ben o.a. coördinator geweest van een reisbureau voor mensen met een verstandelijke beperking.

    Het werken als telefoniste doe ik voor mijn inkomen. Omdat ik gedetacheerd werk, ben ik niet bezig als CMV-er, dat vind ik een behoorlijk gemis. Ook zou ik graag contact willen hebben met andere CMV-ers maar ons vakgebied is nog steeds veel te onbekend. En daarmee ook onze deskundigheid en ervaring.

    Na mijn studie ben ik me verder gaan specialiseren door als Social Worker bezig te zijn met een internationale dansopleiding ook wel bekend als De Vijf Ritmes of The Open Floor International. Informatie vindt u ook op de website van het Oost West Centrum in België. Daarmee beschik ik over een aparte combinatie aan ervaringen en talent in het begeleiden van mensen én actualiseren van het sociale domein.

    Zelfs de Hogeschool had weinig belangstelling voor deze internationale verbinding van verschillende sociaal agogische wetenschappen zoals de psychiatrie, de psychologie, dansexpressie, dansimprovisatie én de bewegingswetenschappen zoals Yoga, Feldenkrais, Authentic Movement, enz.

    Internationaal gezien lopen we daarmee als Nederland nog niet voorop, maar op nationaal niveau bewegen deze vakgebieden wel naar elkaar toe. Nederland kent op dit moment al 20 Teachers van De Vijf Ritmes, daarmee implementeren we vakgebieden én bieden we ontspanning en vitaliteit. Een holistische benadering van de gezondheid is waarvoor we dit doen.

    Door nu zelf dans en bewegingslessen te geven, een combinatie van dans, yoga, meditatie, ritme en ruimte, ben ik persoonlijk wel bezig als CMV-er. Dat doet me bijzonder veel deugd.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.