Een jongen wordt maandenlang gepest op school. De school heeft er aandacht voor, er zijn gesprekken, ook met de klas, er is intensieve begeleiding. Maar blijkbaar is dat niet genoeg, de jongen gaat (met zijn ouders) in zee met een televisieprogramma, dat hem belooft het pesten te stoppen en hem uitrust met een verborgen camera. Drie weken filmt hij de pesterijen door zijn klas- en schoolgenoten. De programmamakers van ‘Project P’ van RTL 5 confronteren de klasgenoten met de beelden. De school, het Einsteinlyceum in Hoogvliet, is het er niet mee eens. Pesten moeten in ‘de veiligheid van de school’ opgelost worden, vindt men daar. Een kort geding tegen de programmamakers moet uitzending op televisie voorkomen.
Is de aanpak van Project P - confronteren en op televisie - een goed idee? De discussie was deze week heftig en alomtegenwoordig. Voorstanders riepen: ‘Eindelijk, gerechtigheid!’. Tegenstanders meenden: ‘Nee, denk om de privacy van de kinderen’ en: ‘Dit maakt het alleen maar erger voor het slachtoffer.’
Verontwaardigde volwassenen die het leed van de slachtoffers meemaken, zouden soms de pesters wel met de koppen tegen elkaar willen slaan, zodat die het pesten voor eens en altijd afleren. Niks geneuzel over sociale vaardigheden: gewoon korte metten maken. Een programma als Project P appelleert aan die gevoelens van rechtvaardigheid, de pestkoppen worden geconfronteerd met hun eigen immorele gedrag en de pijn van het slachtoffer. De daders (en omstanders) zouden op die manier tot inkeer komen en voor altijd ophouden met hun getreiter. Of, zoals het voormalige slachtoffer Jordy bij Humberto Tan vertelde: de pestkoppen zijn nu zijn matties.
Filmen alleen helpt niet
Het zou fijn zijn voor deze jongen als het pesten inderdaad voor altijd gestopt is, maar echt waarschijnlijk is dit niet. De betrokkenen hebben geen kennis opgedaan over de oorzaken van het pesten, of over hoe ze in een complexe context als de puberteit en het onderwijs, pesten voor altijd moeten voorkomen. Met een beetje pech wordt deze jongen straks gepest als ‘verrader’, die zo nodig beroemd wilde worden. In de Verenigde Staten werd een jongen die de pesterijen die hij maandenlang moest ondergaan stiekem filmde, door zijn school aangeklaagd en door de rechtbank veroordeeld. (1) Dat had de Nederlandse jongen ook kunnen overkomen, maar hij had een televisieprogramma achter zich, en daarmee de hele vaderlandse media en de macht van de camera. Maar kunnen we de duizenden kinderen in Nederland die dagelijks of wekelijks gepest worden allemaal uitrusten met camera’s en vervolgens op televisie laten verschijnen? Ondoenlijk, en het zou snel vervelen. Jammer joh, maar pesten hoort er nou eenmaal bij.
Bezwaren tegen Project P
Er zijn meer bezwaren tegen een dergelijke schandpaalaanpak, waarvan de schending van de privacy van de daders nog niet eens de belangrijkste is (ook al omdat de pesters geblurred, onherkenbaar, in beeld worden gebracht). Toch is die privacy wel het grootste bezwaar van de schoolleiders. Hun verontwaardiging daarover lijkt zelfs groter dan over het pesten zelf (dat ze liever zelf oplossen dan aan de grote klok hangen). Maar hoeveel erger is dat dan maandenlang gepest worden?
Een voordeel van een programma als Project P is in ieder geval dat het pesten niet meer ontkend kan worden: school en de daders kunnen er niet meer omheen. Maar het risico is wel, dat plan B in stelling wordt gebracht: de programmamakers en de filmende jongen worden beschuldigd.
Een ander bezwaar is dat de beelden een eigen leven kunnen gaan leiden. Bovendien zijn ze altijd een selectieve weergave van de werkelijkheid. Misschien gaat een schoppend kind van wie de beelden op internet rondgaan, wel door het lint omdat het zelf maandenlang werd getreiterd. Niet dat dat een vrijbrief is om te schoppen, maar toch. En in hoeverre is een kind dat een verborgen camera bij zich draagt nog te zien als subject bij het pesten, of heeft hij invloed op de gebeurtenissen die (zoals hij immers weet) gefilmd zullen worden?
De belangrijkste vraag gaat over de integriteit van de programmamakers. Hoe zorgvuldig ze ook met hun hoofdpersoon omgaan, zij zijn geen hulpverleners, maar televisiemakers. Uiteindelijk gaat het hen om een ‘pakkend’ televisieprogramma. Om de kijkcijfers, om de reclame-inkomsten. Hoe betrokken ook, ze verdienen hun geld aan de wanhoop van een gepest kind. Welke keuzes maken zij: een probleem sussen of toch maar even opkloppen want het staat zo mooi in de montage? En wat gebeurt er met de slachtoffers als de filmploeg zijn kabels heeft opgerold en het budget voor nazorg op is?
Wat we toch van het programma kunnen leren
Toch kunnen we van deze casus - het tv-programma én de commotie eromheen - veel leren. Bijvoorbeeld dat kinderen schrikken als ze geconfronteerd worden met de beelden van het pesten. Dan wordt ineens de trance van het groepsgedrag, waarin het pesten verwacht wordt, waarin de mishandelingen en het schelden acceptabel zijn, waarin het slachtoffer ontmenselijkt is en de vernederingen verdient, doorbroken. Men schrikt wakker en schrikt van zichzelf. Spijt en excuses volgen. Vragen zijn er ook: wat nu als er geen camera’s en landelijke discussies omheen staan? En strekt de hervonden empathie zich ook uit naar andere pestslachtoffers in dezelfde klas of op dezelfde school? Hoe lang houdt het besef van eigen gedrag stand, als de sfeer op en rond de scholen onveilig blijft?
We leren ook dat een krachtige morele leiding - pesten is niet oké, zijn jullie nu helemaal betoeterd - wel degelijk effect heeft. Dat moet echter, om de sfeer op de hele school en op lange termijn te verbeteren, gepaard gaan met een programma dat leerlingen en leerkrachten helpt om in de ingewikkelde context van een school (veel leerlingen, weinig leraren) op een positieve manier met elkaar om te gaan.
En tenslotte wordt duidelijk wat het recente pleidooi (2) voor wetenschappelijk onderbouwde anti-pestprogramma’s over het hoofd ziet. Een anti-pestmethode is een gereedschap, niet meer dan dat. Dat slecht gereedschap uit den boze is, spreekt voor zich. Maar in onwillige of onvakkundige handen is ook het beste gereedschap een gevaar voor de betrokkene en zijn omgeving. Zolang scholen het pesten blijven ontkennen, of meer begaan zijn met eigen imago in de media dan met het welzijn van hun leerlingen, maakt zelfs de beste anti-pestmethode geen schijn van kans. Dan is er een Project P nodig om de zaak grondig wakker te schudden.
Mieke van Stigt is columnist van sociale vraagstukken en pestdeskundige. Volgende maand verschijnt haar boek ‘Alles over pesten - voor kuddedieren, buitenbeentjes en iedereen die met pesten te maken heeft’.
Ps Daags na de verschijning van dit artikel nam iemand van de redactie van Project P contact op met Mieke van Stigt, waarover zij op haar blog deze column schreef.
Noten:
(2) Zoals dat van de Utrechtse hoogleraar ontwikkelingspsychologie Bram Orobio de Castro in Trouw.