Door de ontmanteling van de verzorgingsstaat, staan we voor de opgave om het apartheidssysteem op de arbeidsmarkt te doorbreken. Om dat met enig succes te kunnen doen, moeten we mensen met een beperking het recht geven op datgene wat hen in staat stelt om daadwerkelijk te participeren. Heel bijzonder is dat niet overigens. Wanneer iemand zonder beperking bij een bedrijf op een functie wordt aangenomen, voert hij na een half jaar nog maar een deel uit van de oorspronkelijke, in de vacature genoemde werkzaamheden. De rest van zijn taken laat hij verslonzen want die liggen hem niet zo. En ondanks alle functionerings- en beoordelingsgesprekken later in zijn carrière blijft hij vooral de dingen doen die hem liggen en de rest, tja dat komt nog wel een keer.
Nu is niets menselijks de mens met een beperking vreemd. Ook hij doet vooral de dingen die hem passen, hoogstens laat hij wat meer dingen liggen. Wat het al dan niet slagen van de Participatiewet dus in wezen bepaalt, is of alle mensen naar hun talenten en mogelijkheden worden ingezet.
Je moet als werkgever natuurlijk wel kunnen weten wie je in huis haalt
Een restauranthoudster uit Amsterdam, ooit werkzaam bij een bank, wilde met de opening van haar etablissement (c-taste: dineren in het donker) een bijdrage leveren aan het openbreken van de voor mensen met een beperking (in dit geval blind of slecht ziende), ontoegankelijke arbeidsmarkt. Ze vroeg aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersvoorzieningen (UWV) of het in zijn bakken mensen had die kelner zouden willen worden in haar bedrijf. Ze stelde wel als eis dat de kandidaten die het UWV zou voordragen visueel beperkt waren. Ze wilde immers niet alleen bekwaam personeel voor haar restaurant maar ook mensen met een beperking een kans bieden. Het UWV kon de kandidaten niet leveren! Vanwege de privacy van mensen, was het antwoord. Natuurlijk is de persoonlijke levenssfeer van mensen een groot goed, geen misverstand daarover, maar als we niets mogen weten van mensen die bij het UWV staan ingeschreven, dan wordt het voor (maatschappelijke) ondernemers wel erg lastig om geschikte kandidaten voor hun openstaande vacatures te vinden.
Uiteindelijk, en misschien wel ondanks het UWV, heeft de restauranthoudster haar mensen toch gevonden. Om ze vervolgens eerst drie maanden te moeten ‘ontgroenen’! Wat was er namelijk aan de hand? De mensen die zij had aangenomen, waren als visueel beperkten hun hele leven onder de arm genomen door hulpverleners, beschermd opgevoed en hadden altijd een uitzonderingspositie bekleed. In haar restaurant (Ctaste) is daar echter geen ruimte voor, daar moet iedereen even hard werken en wordt iedereen op zijn verantwoordelijkheid aangesproken. Zoals elk bedrijf draait ook Ctaste om de talenten van mensen, die moeten zich daar dan ook naar gedragen. Een tamelijk hard, maar ook verfrissend standpunt.
Mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheden is best ingewikkeld
Diezelfde helderheid is terug te vinden bij een onderneming die displays maakt voor in winkels. Daar werken veel mensen die eerst gebruik maakten van de Wajongregeling. Op de eerste dag dat de kersverse werknemer, die tot dan in de Wajong zat, bij het bedrijf aan de slag gaat, krijgt hij te horen: ‘Je was “Wajonger”. Vanaf vandaag ben je werknemer’. Vervolgens wordt hem gevraagd, wat hij kan en wat hij leuk vindt om te doen en waar hij dus goed in is. Op basis daarvan wordt bepaald wat zijn werkzaamheden zijn en waarop hij ook zal worden aangesproken.
Dat aanspreken van mensen met een beperking is best ingewikkeld, want door de verzorgingsstaat komen we weinig met hen in contact en als dat ineens wel gebeurt, dan weten we het even niet meer. En het wordt er voor een werkgever allemaal niet makkelijker op wanneer een sollicitant uit de Wajong of de Wet sociale werkvoorziening vaak wordt vergezeld door begeleiders en coaches. Voordat je het weet, voer je gesprekken met hulpverleners over het hoofd van de sollicitant heen. Of de inclusieve arbeidsmarkt droom of werkelijkheid wordt, is mede afhankelijk van de vraag of werkgever de ruimte wordt vergund om de mens met een beperking te benaderen als elke andere sollicitant, zonder tussenkomst van een heuse hulpkaravaan.
Loslaten en ondersteunen zou het devies moeten zijn
Voor het welslagen van de Participatiewet is het sowieso nodig dat professionals zich anders leren verhouden tot de arbeidsmarkt. Soms lijkt het erop dat niet zozeer de Wajongers en de Wsw’ers degenen zijn die op grote afstand staan van de arbeidsmarkt, als wel hun begeleiders. Zij hechten vaak meer belang aan therapie dan aan werk, terwijl werk niet zelden ook gewoon een goede therapie kan zijn. Professionals zouden moeten durven loslaten, en werkgever en sollicitant de ruimte moeten gunnen om er gezamenlijk uit te komen. Mensen met een beperking hoeven niet altijd beschermd te worden. Een werkgever trekt heus wel aan de bel als het lijkt te ontsporen, en dan kun je als professional altijd nog ingrijpen. Voorwaarde is wel dat werkgevers open en direct geïnformeerd worden over de bijsluiter die bij hun nieuwe werknemer hoort. Mensen in hun rol erkennen, loslaten en ondersteunen waar nodig: als we – samenleving en hulpverlening - dat doen, wordt het misschien wel wat met de Participatiewet.