Jeugdoverlast minder groot dan gedacht

‘Overlast jongeren loopt spuigaten uit’, ‘Extra aandacht overlast jongeren’, en ‘Groep jongeren terroriseert buurt’. Zulke koppen staan regelmatig in de nieuwsmedia. Met de werkelijke overlast valt het evenwel mee en het zijn vooral jongeren die dat ervaren. Tijd voor correctie van de beeldvorming.

De aanpak van jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast staat al jaren op de landelijke en lokale politieke agenda. Ook het huidige kabinet geeft prioriteit aan de aanpak van jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast. Maar hoe groot is de jeugdoverlast nu eigenlijk? Wat ervaart de burger? Moet het volgens hem ook prioriteit zijn?

Niet ouderen maar vooral jongeren ervaren overlast

Met behulp van de resultaten van de Veiligheidsmonitor 2013 is antwoord te geven op deze vragen. Het blijkt dat bijna 40 procent van de bevolking aangeeft dat er sprake is van rondhangende jongeren in de woonbuurt. Echter, ‘slechts’ 1 op de 6 inwoners ervaart daar veel overlast van. Rondhangende jongeren in de buurt betekenen dus niet automatisch ook veel overlast. En anders dan vaak gedacht wordt zijn het niet de ouderen, maar vooral de jongeren (tot 25 jaar) die veel overlast zeggen te ervaren van rondhangende jongeren, of zich onveilig voelen op plekken waar zij rondhangen. Niet-westerse allochtonen geven vaker dan westerse allochtonen en autochtonen te kennen veel overlast te ervaren van rondhangende jongeren in de eigen woonbuurt, en zij voelen zich ook vaker onveilig.

In de eigen woonbuurt valt de overlast mee

Burgers bestempelen ook vaker verkeersoverlast en rommel op straat als prioriteit dan de aanpak van jeugdoverlast in de eigen woonbuurt. Dat is zelfs zo wanneer een relatief groter percentage inwoners zegt veel overlast te ervaren van rondhangende jongeren. Opvallend is dat wanneer er gevraagd wordt naar onveiligheidsgevoelens in de woonplaats als geheel, mensen dan wel aangeven zich vooral onveilig te voelen op plekken waar jongeren rondhangen. Er is dus een wezenlijk verschil tussen de perceptie van de eigen omgeving (‘dichtbij’ of ‘eigen woonbuurt’) en die van situaties ‘veraf’ (‘de samenleving als geheel’ of in dit geval ‘elders in de woonplaats’). Wellicht speelt de beeldvorming van jeugdoverlast in het algemeen door politiek en media hier een rol. Met een variatie op de waarneming van oud-SCP-directeur Paul Schnabel ('Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht') gaat het in de eigen ‘persoonlijke’ omgeving allemaal prima, maar is het ‘elders’ een stuk slechter gesteld is.

Is jeugdoverlast dan wel terecht een prioriteit?

Het is dan ook de vraag of bestuurders en beleidsmakers de aanpak van jeugdoverlast terecht als prioriteit zien. Wanneer we afgaan op de krantenkoppen en het publieke debat dat daarna vaak losbarst, kan hier maar één antwoord op worden gegeven: Ja, het is terecht, want jeugdoverlast wordt als een groot maatschappelijk probleem gezien. Kijken we echter naar de feiten, dan blijkt het aandeel personen dat aangeeft overlast te ervaren van rondhangende jongeren in de periode 2008-2011 niet is toegenomen. In diezelfde periode is zelfs een daling zichtbaar in het percentage van mensen dat vindt dat de overlast van rondhangende jongeren als eerste aangepakt moet worden. Toch blijft het beeld bestaan – vooral onder ouderen – dat jeugdoverlast ten opzichte van vroeger is toegenomen.

Onjuiste beeldvorming tegengaan

Onjuiste beeldvorming tegengaan is lastig. Niettemin ligt er voor de overheid, politiek en politie de taak om beter over te brengen dat jeugdoverlast niet alsmaar toeneemt en dat niet ouderen, maar vooral jongeren die overlast ervaren. Voor overheid, politiek en politie is het zaak deze feiten beter te communiceren.

Tegelijkertijd blijft bestrijding van jeugdoverlast noodzakelijk. Er blijkt immers sprake te zijn van een sterke samenhang tussen jeugdoverlast en onveiligheidsgevoelens die men in het algemeen ervaart. Aanpak van jeugdoverlast blijft dan ook cruciaal voor meer veiligheidsgevoel. Daar komt bij dat jeugdoverlast ook belangrijk is om te voorkomen dat jongeren al op jonge leeftijd crimineel actief worden. Met vroegtijdig signaleren van risicogedrag kan eerder en effectiever worden ingegrepen.

Razia Ghauharali  werkt bij Bureau Veiligheidsmonitor en Ruud Dorenbos bij Platform31.