Rol van religie bij seksueel misbruik vraagt om indirecte hulpverlener

Religie, eer en schaamte: ze kunnen grote invloed hebben op het leven van slachtoffers van seksueel misbruik. Aandacht voor religieuze en culturele invloed op problemen zou voor de specialistische GGZ en voor psychotherapeuten en psychiaters daarom vanzelfsprekend moeten zijn.

In conservatief-religieuze gemeenschappen, met een centrale rol voor God en gebod verwacht men vaak niet dat meisjes seksueel worden misbruikt. Datzelfde geldt voor gemeenschappen die maagdelijkheid, familie-eer en seksuele eer hoog in het vaandel hebben staan. De werkelijkheid is anders.

Bij orthodoxe christenen vaker misbruik dan gemiddeld

Bij Fier Fryslân in Leeuwarden, een expertise- en behandelcentrum op het gebied van geweld in afhankelijkheidsrelaties, worden meiden en jonge vrouwen van 14 tot en met 23 jaar opgevangen die te maken hebben gekregen met eergerelateerd geweld en eerwraak. De cijfers van Fier Fryslân (beter gezegd: van hun opvangcentrum Zahir) zijn schrijnend: ‘Van de 86 meiden die vanaf 1 januari 2008 tot 1 maart 2010 zijn opgenomen is van 45 bekend dat ze seksueel misbruikt zijn binnen het gezin of de familie (52 procent). Sommige meiden zijn door meerdere familieleden misbruikt.

Tijdens mijn onderzoek naar huiselijk geweld in orthodox-protestantse gezinnen kwamen veel voorbeelden van seksueel misbruik boven tafel. Zo zei een bestuurslid van een reformatorische jongerenorganisatie, die door veel jongens en meiden in vertrouwen werd genomen: ‘Ik dacht dat het een op de vier was die seksueel misbruik meemaakt, maar ik heb nu de indruk dat een op de vier geen incest meemaakt.’ Cijfers om dit te staven, zijn er maar in beperkte mate. Bij een christelijke jongeren-hulpinstelling stonden incest en seksueel misbruik in 2010 bovenaan in de top-3 van probleemcategorieën waarvoor jongeren het vaakst contact opnamen. En uit Seks onder je 25e (2012) van RutgersWPF blijkt dat orthodox-protestantse meisjes vaker ongewenste seksuele contacten hebben dan gemiddeld.

Ook in pastorale relaties lopen kinderen en jongeren risico. En ondanks de commissie-Deetman krijgen veel slachtoffers nog niet de erkenning en steun van het pastoraat die zij nodig hebben. Niet zelden zeggen gemeenteleden en kerkenraden: Seksueel misbruik? Dat gebeurt niet in onze kerk.

Niet praten is veiliger dan praten

Dissociatieve stoornissen, persoonlijkheidsproblematiek, seksuele problemen of een posttraumatische stress-stoornis: de gevolgen van seksueel misbruik zijn vaak ernstig. Bij slachtoffers uit eerculturen komen daar nog sociale gevolgen bovenop, zoals ‘verstoting, isolement, maatschappelijk dood verklaard worden, niet meer kunnen trouwen, wraakneming door de familie en schande brengen over de familie’ (Cense).

Slachtoffers van incest uit orthodox-protestantse kring ervaren iets vergelijkbaars. Het is volgens de gemeenschapsregels niet de bedoeling om de vuile was buiten te hangen. Doet iemand dat toch, dan wordt hij of zij vaak uit de gemeenschap gezet. Je wordt dan letterlijk met de nek aangekeken.

Niet praten is veiliger dan praten, weten de slachtoffers. Een van de respondenten in een onderzoek naar huiselijk geweld in orthodox-protestantse gezinnen: ‘In echt gesloten gezinnen is het zwijgen het sterkst. Slachtoffers verraden hun gezin niet. Meisjes komen niet met seksueel-misbruikervaringen naar buiten. Heeft de vader een officiële status in de kerk, als ouderling, koster of jeugdleider, dan helemaal niet, want dan zet ze zijn positie op het spel’ (rapport De mantel der liefde, 2012).

Het geloof speelt een extra rol in de overweging om te zwijgen en niet in te grijpen. Slachtoffers vragen zich af waarom God het geweld toestaat. En de dader kan het misbruik legitimeren door te zeggen: wat wij hebben is zo bijzonder en mooi, dat moet wel het werk van God zijn. Zo kan het slachtoffer een extra, religieus trauma oplopen.

De competenties van de hulpverlener

Veel slachtoffers van huiselijk en seksueel geweld, en eergerelateerd geweld, komen terecht in de vrouwenopvang. Die is echter onvoldoende toegerust om hen te helpen. Ook de deskundigheid bij de geestelijke gezondheidszorg schiet tekort. Fier Fryslân achtte het bijvoorbeeld nodig om specifieke psychiatrische en psychotherapeutische expertise in huis te halen. Het is ook de vraag of hulpverleners voldoende bekend zijn met de culturele en religieuze achtergronden van cliënten. Uit gesprekken voor het rapport De mantel der liefde proefde ik bij niet-christelijke hulpverleners vaak onbegrip over strenge geloofsopvattingen, soms zelfs weerstand.

Bij hulp aan slachtoffers uit eerculturen moet de hulpverlener volop beschikken over interculturele competenties. Zij dient rekening te houden met het ‘systeem’ waar iemand deel van uitmaakt. Dat kan betekenen: indirect zijn, omdat het taboe op seksueel geweld bij cliënten uit wij-culturen zo groot is dat je er niet rechttoe-rechtaan over kunt spreken. Om incest aan te duiden moet je misschien een formulering gebruiken als ‘Dat wat je uit je slaap houdt’. Ook moet je symboliek en metaforen van de cliënt leren begrijpen. ‘Ik ben geen jonge bloem meer’ kan betekenen: ‘Ik ben ontmaagd’ (Cense, 2002).

De impliciete manier van communiceren kan op westerse hulpverleners de indruk maken dat er om de hete brij heen wordt gedraaid. Maar het biedt een respectvolle manier om met conflicten om te gaan. En om schande en schaamte te beperken. De hulpverlener moet weten dat het vanuit een collectieve mentaliteit moeilijk is om eigen keuzes te maken. Wat is je hulpvraag? is dan vaak geen relevante kwestie, want er is meer sprake van een hulpbehoefte (Crijnen en Van Dijke).

Niet rechtstreeks kunnen praten over seksueel geweld heeft sociale gevolgen binnen de gemeenschap. Er worden geen gesprekken gevoerd met partner of familie. In zo’n systeem moet je het als hulpverlener aan de cliënt zelf overlaten of hij het zwijgen over het grote geheim wil doorbreken. Aandringen werkt niet als slachtoffers te bang zijn om het te vertellen.

De rol van God

Ondanks alle aandacht voor culturele achtergronden kan de hulpverlening wel eens ondankbaar werk lijken: heb je goede en effectieve hulp geboden, dan wordt vervolgens het effect daarvan niet aan jouw deskundigheid toegeschreven, maar aan God… In het tijdschrift Eleos Script kwam een man aan het woord die als kind was misbruikt door zijn vader, een kerkelijk ambtsdrager, en die psychotherapie en behandelingen achter de rug had bij Eleos, een christelijke GGZ-instelling: ‘Ik heb nooit getwijfeld aan het bestaan van God. Ik heb nooit gevraagd waar Hij was en waarom mij dit overkwam. Later in mijn depressie heb ik echt aanvallen van de duivel gehad. Een geestelijke strijd om mijn ziel was gaande. Juist toen heeft God zich geopenbaard als de sterke Held die mij eruit haalde en Hij deed wat Hij had beloofd.’

Hilde Bakker is adviseur en projectleider bij MOVISIE, landelijk kenniscentrum voor maatschappelijke vraagstukken. Met Hanneke Felten publiceerde zij het rapport De mantel der liefde (MOVISIE, Utrecht 2012) over huiselijk geweld in orthodox-protestantse gezinnen.

Een longread over dit onderwerp is verschenen in het kennisdossier Seksueel geweld van Movisie.

 

Literatuur:

Marianne Cense, Door nieuwe ogen; betekenisgeving en hulp na seksueel geweld in cultureel perspectief, 2002.

Crijnen en Van Dijke, De dochters van Zahir; tussen traditie en wereldburgerschap, SWP 2010.