Sociaal werkers verdienen een kennissysteem, geen sneer

Onlangs kwam het advies Sociaal werk op solide basis uit. De Gezondheidsraad beveelt daarin een stimuleringsprogramma aan dat leidt tot een kennissysteem voor sociaal werkers. Een verstandige raad vindt Lies Schilder, maar waarom toch die sneer naar sociaal werkers?

De NVMW (Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers) ondersteunt het advies van de Gezondheidsraad. Een dergelijke stimulering van een kennissysteem is nodig. De NVMW ondersteunt niet het begin van dit advies. Dit bevat namelijk een ongefundeerde kritische sneer richting sociaal werkers. Zowel in de allereerste regel als in de samenvatting staat dat de voormalige staatssecretaris dit advies heeft gevraagd omdat de kwaliteit van de beroepsuitoefening van sociaal werkers achterbleef bij de verwachtingen. Dit klopt niet. In de adviesaanvraag staat dat dit advies wordt gevraagd omdat de toepassing in de praktijk van kennisproducten achterbleef bij de verwachtingen. En dat is dus echt iets anders.

Ongefundeerde kritiek werkt averechts

Deze start is vals om meerdere redenen. Hij doet sociaal werkers geen recht, maar ook de inhoud van het advies zelf niet. Het advies bevat immers primair inspirerende ideeën voor de verbetering van kennisuitwisseling op het gebied van sociaal werk. Uiteraard met als onderliggend doel dat de beroepsuitoefening daardoor verbetert. Wat mij betreft is dit een uitstekend doel, niet omdat deze beroepsuitoefening nu zo tekort schiet, maar omdat de decentralisaties en economische crises nieuwe en zwaardere eisen stellen aan burgers die het toch al niet gemakkelijk hadden. In het verlengde daarvan wordt ook een groter appel gedaan op nieuwe kennis en kunde van sociaal werkers. Een duurzaam systeem waarin verschillende partijen hun kennis hieromtrent uitwisselen is daarom inderdaad welkom.

Maar dan is het wel zaak dat deze, en ook andere pleitbezorgers van veranderingen in het sociale domein, stoppen hun pleidooien te legitimeren met ongefundeerde kritiek op falende sociaal werkers – of falende opleidingen zoals eveneens in dit advies, en ook in het recente advies Meer van Waarde over de HSAO-opleidingen, gebeurt. Dergelijke kritiek werkt averechts. Deze staat het professioneel zelfbewustzijn van sociaal werkers in de weg, terwijl juist het tegendeel wordt beoogd.

Sluit u aan bij een beroepsvereniging

Dat de gezondheidsraad dit professioneel zelfbewustzijn juist wil versterken blijkt uit hun eerste aanbeveling die de sociaal werkers zelf aanspreekt. ‘Sluit u aan bij uw beroepsorganisatie en bouw gezamenlijk het beroep van sociaal werker uit tot een volwaardige professie met een stevige kennisbasis.’ Deze aanbeveling spreekt ook mij als algemeen directeur van de NVMW aan. De NVMW heeft haar deuren wijd open gezet voor de sociaal werker die zijn beroep wil uitbouwen. Hoe meer sociaal werkers zich bij ons aansluiten, hoe liever het ons is. Tegelijk heeft juist deze aanbeveling heel wat extra stimulans nodig. Immers sociaal werkers worden al jaren opgeroepen zich te verenigen maar doen dit niet of nauwelijks. Zelf stuiten wij bij pogingen hier verandering in te brengen op lastige vragen.

Een kernvraag is: wat is precies het beroep van de sociaal werker? Of eigenlijk een fundamentelere vraag: Is sociaal werk wel een beroep? De NVMW zegt daar op dit moment niet volmondig ja op. Zij beschouwt sociaal werk nu als een vlag die de lading van meerdere beroepsgroepen dekt. Zelf ‘dekt’ zij van oudsher de relatief sterke beroepsgroep maatschappelijk werkers. Sinds een jaar of acht zijn daar de beroepsgroepen sociaal-agogisch werkers (voormalig Phorza) en jeugdzorgwerkers bij gekomen. Daarnaast werkt de NVMW samen met BVjong, de beroepsvereniging van kinder- en jongerenwerkers en met de BMJ, de belangenvereniging van medewerkers in de jeugdzorg. En voor zover ik weet hebben we daarmee alle beroepsverenigingen van sociaal werkers gehad.

Een beroepscode voor alle sociaal werkers?

Bij de verdere uitbouw van de vereniging loopt de NVMW tegen een dilemma aan. Enerzijds baseert zij de identiteit van de afzonderlijke beroepsgroepen op hun eigen standaarden die zij door de jaren heen hebben ontwikkeld en die hun wortels en fundament vormen. Zoals een eigen beroepsprofiel, code, tuchtrecht, registratie-eisen en een opleidingsprofiel. Ieder van onze drie beroepsgroepen bezit deze standaarden intussen in meer of mindere mate. Wat dat betreft voldoen zij aardig aan de eisen van een volwaardige professie, zoals die de sociaal werkers door de gezondheidsraad worden voorgespiegeld. Hun wordt daarbij het toonbeeld van de klassieke medische professional voorgehouden. Een beroepsbeoefenaar met hoogwaardige specialistische kennis, een eigen opleiding, een wettelijk monopolie op bepaalde beroepshandelingen, beroepsregistratie, een hechte beroepsorganisatie en een ethische code. Heel klassiek allemaal, en ook nog steeds heel waardevol als het gaat om het uitbouwen van een stevig beroep.

Anderzijds wil de NVMW net als veel anderen de identiteit van ‘de’ sociaal werker verder profileren. De vraag is echter op welk niveau er nog sprake is van een beroep. Hoe ver kan ‘de’ sociaal werker zich verwijderen van de specialistische beroepsgroepen met hun eigen geschiedenis en identiteit zonder nietszeggend te worden? Voor ons geldt deze vraag heel concreet, net als momenteel voor de Hogeschool-opleidingen. Moeten wij als beroepsvereniging een krachtig gemeenschappelijk beroepsprofiel met idem beroepscode voor alle sociaal werkers ontwikkelen? In dat geval kunnen we in formele zin spreken van een volwaardige professie. Wij vrezen echter dat dergelijke generalistische standaarden te breed en open zijn om nog identiteitsbepalend te zijn. Dat is niet alleen een academische kwestie. In dat geval lopen wij namelijk het risico dat de beroepsvereniging zwakker wordt in plaats van sterker en de binding verliest met de ledengroep die het relatief het beste is gelukt haar beroep uit te bouwen, de groep maatschappelijk werkers. Tegelijk is het hard nodig het bindend vermogen van alle sociale beroepsgroepen te versterken.

De gezondheidsraad komt er ook niet uit

Kortom: we zijn er nog niet uit en we zijn gelukkig niet de enigen. De gezondheidsraad komt er in dit advies zelf ook niet uit. De sociaal werker die een volwaardige professional wil zijn, krijgt van hem tegenstrijdige boodschappen. Hem wordt enerzijds de spiegel van de klassieke medische professional voorgehouden. Op een andere plek wordt hem echter impliciet gevraagd zich te voegen naar gemeentelijke tendensen die precies het tegenovergestelde vragen. Tendensen als: van individueel naar collectief, van aanbodgericht naar vraaggericht, van curatief naar preventief, van formeel naar informeel, van exclusief naar inclusief, van sectoraal maar integraal.

Het zich ontwikkelen tot een volwaardige professie als sociaal werker is dus een lastige opdracht. Hij moet zich tegelijk tot generalist én specialist ontwikkelen. De NVMW gaat door met het verkennen en realiseren van beide identiteiten en ontwikkelen van hybride oplossingen. Verbreden met behoud van identiteiten, noemen wij dit zelf. Oplossingen die uitgaan van en-en in plaats van of-of. Een huis met kamers zijn. Deze koers biedt sociaal werkers een solide beroepsvereniging die hun helpt hun beroep zowel in de breedte als de diepte uit te bouwen. We signaleren om ons heen interessante ideeën die ons daarbij ondersteunen. Het door de gezondheidsraad voorgestelde kennissysteem komt als geroepen.

Lies Schilder is algemeen directeur van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW).