Goede schuldhulpverlening vernedert niet, maar vertrouwt

Een groeiend aantal mensen kampt met schulden. Om hen uit de financiële en sociale misère te helpen, is een andere visie op schuldhulpverlening nodig. Een aanpak die minder bestraffend en vernederend is en die veel meer uitgaat van de eigen kracht van mensen. 

De meeste bedrijven en diensten berekenen oninbare schulden net als winkeldiefstal door in hun prijs, daardoor ondervinden zij niet of nauwelijks financiële schade en wordt de last voornamelijk gedragen door klanten of huurders. Niet in het minst door het groeiend aantal van hen dat een soms lang en pijnlijk traject van schuldhulpverlening moet doorlopen en in afwachting van betere tijden ‘op een houtje moet bijten’. En wat te denken van de burgers die door schulden hun woning verliezen? In haar jaarverslag van 2013 maakt de koepel van woningcorporaties Aedes melding van bijna 10 procent meer huisuitzettingen in de sociale huursector. De Vereniging Eigen Huis meldt over hetzelfde jaar een forse toename van het aantal gedwongen verkopen en ontruimingen als gevolg van hypotheekachterstanden. Een deel van de mensen die hun woning uitgezet wordt, vindt, al dan niet tijdelijk, een veilig heenkomen binnen het eigen netwerk. Een ander deel, voor wie dit geen optie is, raakt maatschappelijk en sociaal ontworteld.

Overheid dringt voor bij schulden

Gewoonlijk proberen schuldeisers, met of zonder assistentie van de schuldhulpindustrie, een zo groot mogelijk deel van hun uitstaande gelden alsnog binnen te halen. Dit doen zij door beslag te laten leggen op loon, tegoeden of goederen van de schuldenaar; door hem een volmacht (akte van cessie) te laten tekenen; door dwingende afspraken te maken of door de druk op te voeren waardoor de schuldenaar bij vrienden of familie geld leent. Ook proberen schuldeisers een preferente positie te verkrijgen. De overheid voornamelijk maakt kwistig gebruik van haar wettelijke mogelijkheden om als eerste betaald te worden, bijvoorbeeld door uitkeringen of toeslagen direct in te houden en loonbeslag te leggen. Door haar dwingende beleid vormt de overheid vaak een blokkade voor sluitende schuldregelingen. Het indirecte effect van het overheidsoptreden is namelijk dat woningcorporaties en andere verhuurders- die in de rij van schuldeisers meestal achteraan staan, terwijl hun aandeel in de achterstallige betalingen vaak aanzienlijk is- bij een schuldenregeling het overgrote deel van hun vorderingen moeten afschrijven. En dat maakt corporaties en verhuurders kopschuw, ze gaan steeds minder akkoord met uitstel van ontruimingen of het stopzetten van procedures. Daarnaast eisen ze van hulp- en dienstverleners dat zij de achterstallige huur ‘ophalen’ uit de bijzondere bijstand of noodfondsen. Dat maakt de toch al penibele positie van menig schuldenaar er beslist niet beter op.

De burger die eenmaal in de fuik van betalingsachterstanden is beland, is vaak zo goed als verkocht. Hem wachten (vaak torenhoge) incassokosten, bronheffingen, boetes -zoals de 30 procent extra bij achterstallige betaling van de zorgpremie- boeterentes, deurwaarderskosten, strafkortingen, eigen bijdrages en invorderingskosten. Al die kosten vormen een vrijwel onafzienbare reeks aan financiële straffen en maatregelen, voortvloeiend uit betalingsachterstanden die in eerste instantie vaak alleszins overzienbaar en in principe te repareren waren. In een inclusieve participatiesamenleving, moet de schuldenproblematiek, waarvan de ernst niet mag worden onderschat, anders worden aangepakt: minder bevoogdend, bestraffend en kleinerend en vooral meer ondersteunend, emanciperend en versterkend.

Geef de schuldenaar zijn eigen verantwoordelijkheid terug

Anders dan vaak wordt verondersteld, is het heel goed mogelijk dat mensen ook bij schulden hun eigen inkomsten blijven beheren. Er bestaan al jaren kasboek-achtige digitale programma’s waarin een schuldenaar zijn bankrekening kan laden en waar hij een derde persoon kan uitnodigen om digitaal met hem mee te kijken. Dat kan een professionele ondersteuner zijn of een vrijwilliger, bijvoorbeeld iemand uit zijn sociale netwerk. Zo houdt de schuldenaar de verantwoordelijkheid, maar kan deze over financiële keuzes intensief overleggen met degene die hem ondersteunt. Wie eenmaal grip heeft op zijn dagelijkse financiën kan ook (weer) zelf zijn betalingsachterstanden aanpakken. Een belangrijke voorwaarde is dat schuldeisers meer bereidheid tonen om hierover met schuldenaren in gesprek te gaan en afspraken te maken. Zij moeten erop willen vertrouwen dat mensen oprecht willen werken aan (financiële) gedragsverandering en dit ook materieel ondersteunen. Daarvoor moeten schuldeisers het vaak gehanteerde principe loslaten dat ‘wij alleen afspraken maken met professionals’. Ook moeten ze af van de gedachte dat alleen steeds indringender en strengere incassomaatregelen uiteindelijk tot resultaat leiden.

Schuldhulpverlening is toe aan cultuurverandering

Maar we kunnen nog veel verder gaan. We staan aan het begin van een tijdperk waarin we weer een heleboel zaken zelf gaan doen en de menselijke maat steeds belangrijker wordt. Energiecoöperaties, zorgcoöperaties, stadsdorpen, kredietunies, broodfondsen, een nieuwe coöperatieve bank, allerlei sociale en maatschappelijke ondernemingen; de innovatieve initiatieven buitelen over elkaar heen. Dat kan ook in de industrie van armoede en schuld. Wat bijvoorbeeld te denken van een coöperatieve bank die haar leden intensieve ondersteuning biedt bij het voeren van een gezond financieel beleid? Een bank waarin traditionele bancaire zaken, zoals het voorzien in een betaalrekening met bankpas, gecombineerd worden met eerlijke ondersteuning en coaching. Waarbij bancaire en maatschappelijk verantwoorde ondersteuning bij het zelfbeheer van iemands inkomen met elkaar verenigd zijn. Niet verplicht voor iedereen, maar voor wie hier prijs op stelt.

Waar het op neer komt, is dat de schuldhulpverlening en materiële dienstverlening aan een cultuurverandering toe zijn, zoals die nu in de sociale sector gaande is. Met hier en daar bijstellen, verfijnen, wijzigen of toegankelijker maken, komen we er echt niet. Gedurfde en principiële keuzes zijn vereist, zoals het onverwijld bestraffen van het verlenen van te grote kredieten door de onderliggende overeenkomst ongeldig (nietig) te verklaren. We moeten ervoor zorgen dat ook de kredietverleners beter op hun tellen letten en hun zorgplicht serieuzer nemen dan ze nu doen. Ook moeten we de stress waarmee armoede en schulden gepaard gaan veel beter leren begrijpen. De samenleving moet beter op de schuldproblematiek inspelen, niet door te straffen en mensen aan de schandpaal te nagelen voor het maken van ‘domme’ keuzes, maar door ze duurzaam te behoeden voor financiële avonturen. Met zo’n beleid zijn schuldenaar, schuldeiser én de samenleving uiteindelijk zowel sociaal als materieel veel beter uit.

Marc Räkers werkt voor de stichting Eropaf!, is bestuurder van de coöperatie Eropaf!&Co en werkt één dag per week voor het lectoraat Outreachend Werken en Innoveren van de Hogeschool van Amsterdam. Dit artikel is een bewerking van Räkers’ bijdrage aan het jaarboek van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, getiteld ‘Verlossing van Schuld en Boete’, dat onlangs is verschenen.

Op 30 oktober vindt het Nationaal Laboratorium ‘Schuldhulpverlening anders!’ plaats. Doe en denk mee over een beter aanpak van de schuldproblematiek.