Inrichting van de ruimte kan zelfredzaamheid inwoners bevorderen

Ouderen blijven langer zelfstandig wonen. Een leefomgeving die uitnodigt om naar buiten te gaan ondersteunt dat. Zo blijven ouderen mobiel en ontmoeten zij anderen. Door de inrichting van de publieke ruimte bevordert de gemeente ook de redzaamheid van haar inwoners.

Nadenken over de inrichting van de publieke ruimte in relatie tot gezondheid is niet nieuw. Tot begin vorige eeuw stond daarbij vooral het belang van de volksgezondheid centraal, zoals het voorkomen van besmettelijke ziekten. De nieuwe uitdaging lijkt te zijn om in de publieke ruimte rekening te houden met de komende vergrijzing. Het aantal ouderen zal de komende decennia sterk oplopen en mensen worden steeds ouder.

Ouderen voelen zich op steeds hogere leeftijd vaak goed ondanks ziekte en beperkingen (Westendorp, 2014). Zij blijven ook steeds langer zelfstandig wonen en zo veel mogelijk gebruikmaken van de publieke ruimte. Dit vraagt om een toegankelijke publieke ruimte, een veilige ruimte die beschutting, rustpunten en sanitair biedt, de weg wijst aan wie die vergeten is, en mensen helpt elkaar te ontmoeten. Het gaat bij ‘gezond ouder worden’ om behoud van levenskwaliteit.

De publieke ruimte kunnen we zien als functioneel knooppunt, maar tegelijkertijd moet het een aangename verblijfplaats zijn. Mensen moeten naar buiten willen komen. Voor ouderen is een aangename leefomgeving, veel meer nog dan voor jonge mensen, van belang om naar buiten te gaan en de publieke ruimte te betreden. Vaak kunnen kleine aanpassingen al veel doen. Looproutes kunnen aantrekkelijk en veilig worden gemaakt door duidelijke bewegwijzering en enge bosjes, blinde muren, tochtige hoeken en rommelige bestrating aan te pakken. Ook inspiratie in de ruimte is belangrijk, zoals het delen van verhalen op een bankje of het bekijken van kunst.

Het potentieel van tussenruimten

De huidige ontwikkelingen van vergrijzing en gestegen levensverwachting zorgen voor een andere dynamiek in de ruimte. Publieke ruimte, private ruimte en privésfeer zullen steeds meer in elkaar overlopen: het onderscheid is minder duidelijk dan voorheen. Denk aan de keukentafelgesprekken van de gemeente en de toename van verpleegzorg bij ouderen thuis (privé wordt meer publiek) of de groeiende behoefte aan rustpunten en sanitaire stops in de publieke ruimte (publiek wordt meer privé).

Juist in de overloopgebieden – wij noemen dat tussenruimten – kunnen nieuwe inrichtingsvormen ontstaan. Vanuit de wereld van de architectuur komt de gedachte dat ruimten tussen privéruimte en publieke ruimte ontmoetingen tussen mensen en hun gevoel van veiligheid bevorderen. Dit is wat de architect Herzberger drempelzones noemt. Daarnaast hebben mensen ankerpunten nodig, plekken waarmee ze zich kunnen identificeren, en routes die verschillende ankerpunten met elkaar verbinden, willen zij zich thuis voelen in de publieke ruimte (De Boer, 2012). Publieke interieurs zoals stadhuizen, stations en bibliotheken zijn van die ankerpunten.

Ruimten die zowel publiek als privaat zijn kunnen aan de andere kant ook het risico lopen ‘van niemand’ te zijn. Bedrijven en winkels die verdwijnen uit buurten en winkelcentra kunnen een onaangename leegte achterlaten. Lege ‘plinten’, zoals de benedenverdiepingen van gebouwen ook wel genoemd worden, dragen bij aan gevoelens van onveiligheid en aan de verloedering van buurten. Een tijdelijke en creatieve invulling van in onbruik geraakte gebouwen en terreinen kan dan een oplossing zijn.

Publieke ruimte ook in dienst van de redzaamheid van ouderen

Gemeenten hebben met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) de verantwoordelijkheid gekregen om mensen te ondersteunen die het zelf of met hun eigen sociale netwerk alleen niet redden. Het zijn veelal mensen van 65 jaar of ouder die tot nu toe gebruikmaken van de individuele voorzieningen voor ondersteuning (Non en Vermeulen, 2014). Voordat mensen een beroep kunnen doen op individuele ondersteuning wordt gekeken of de algemene en groepsvoorzieningen voldoende soelaas kunnen bieden. De publieke ruimte kunnen we zien als onderdeel van deze algemene voorzieningen.

Niet alleen de daadwerkelijke inrichting werkt positief op de redzaamheid. Ook het betrekken van (oudere) burgers bij de inrichting en vooral ook bij het gebruik van de publieke ruimte kan een positief effect hebben op de redzaamheid. Burgers in staat stellen verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen buurt houdt hen actief en in beweging en levert sociale contacten en netwerken op. Gemeenten kunnen burgers bijvoorbeeld meer zeggenschap geven over voorzieningen in de buurt door het toekennen van buurtrechten. Deze vorm van burgerparticipatie biedt veel kansen voor experimenten in de publieke ruimte. Buurtbewoners kunnen bijvoorbeeld het groenbeheer in de buurt voor hun rekening nemen.

Veel voorzieningen zijn afhankelijk van private partijen: het verdwijnen van de buurtsuper of de pinautomaat is lastig te beïnvloeden. Echter, ook winkels, winkelcentra en horeca hebben een groot belang bij een aangenaam verblijfsklimaat en goede toegankelijkheid en nemen steeds vaker een maatschappelijke verantwoordelijkheid door ook toegang te bieden aan ouderen zonder directe bestedingsintentie. Denk daarbij aan de koffiehoek bij de supermarkt of gratis toegang tot sanitaire voorzieningen bij grootwinkelbedrijven. Een deel van de oplossing ligt dus in het koppelen van de publieke en private belangen.

Gemeenten zullen, nog meer dan nu al gebeurt, moeten nadenken over de effecten van de vergrijzing, want de inrichting van de publieke ruimte gaat met stenen en beton gepaard. Er is veel te winnen als ook de publieke ruimte kan worden ingezet bij het ondersteunen van de redzaamheid van ouderen. Het is dan wel nodig op lokaal niveau de werelden van ruimtelijke ordening en volkgezondheid en welzijn meer met elkaar te verbinden, om vormen van experimentele governance toe te laten, en te experimenteren en reflecteren in samenspraak met andere actoren.

Ingrid Doorten en Pauline Meurs zijn respectievelijk als adviseur en voorzitter verbonden aan de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RV&S).

 

Deze tekst is gebaseerd op de Verkenning Ruimte voor redzaamheid van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) is samen met de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) per 1 januari 2015 opgegaan in de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RV&S). Zie ook: www.ruimtevoorredzaamheid.nl.

Literatuur
Boer, M. de. Binnen in de stad. Ontwerp en gebruik van publieke interieurs. Trancity/Valiz, 2012.
Non, M. en Vermeulen, W. Samenhang bij decentralisaties in het sociaal domein. ESB, 99 (4694), 2014.
Westendorp, R. (2014). Oud worden zonder het te zijn. Over vitaliteit en veroudering. Amsterdam/Antwerpen, Uitgeverij Atlas Contact.