Wantrouw niet de eigenheid van burgers

Joost van Alkema vindt dat Evelien Tonkens terecht opkomt voor kwetsbare burgers. Maar hij vindt ook dat ze dit te veel omzet naar een benadering vanuit wantrouwen, controle en regels. Nergens voor nodig, meent hij, want met een nieuw samenspel kom je ook een heel eind.

Nu de overheid in zorg en welzijn de bal meer en meer bij de zelforganisatie van burgers legt, is het goed eens te kijken wat dat in praktijk betekent. Geeft deze verschuiving geen uitsluiting van kwetsbare mensen en van bewoners met minder competenties om zichzelf te organiseren? Uitsluiting is het sociaal mechanisme bij uitstek van gelijkgestemden. Juist vrijwilligerswerk en bewonersinitiatieven draaien op de energie van gelijkgezindheid, op insluiting dus. Hoe erg is dit?

Voor veel vrijwilligersorganisaties en bewonersinitiatieven geldt dat zij zelf op basis van het collectieve eigenaarschap de mate van diversiteit en (bewuste en onbewuste) uitsluiting dienen te doorzien en daarin keuzes mogen maken. Dat geldt met name bij de ‘voor ons, door ons’ -organisaties: sportclubs, scouting of het zelf ontwikkelen van een duurzame en sociale woonwijk en bij ‘campagne’ organisaties, zoals Stichting Wakker Dier. Zij sluiten bij uitstek gelijkgezinden in.

Bij de ‘sociaal maatschappelijke’ organisatie die collectieve waarden nastreven - zoals De Zonnebloem of het burgerinitiatief G1000 in Amersfoort - past het om niet alleen vanuit de organisatie zelf, maar ook vanuit de gemeenschap naar mogelijke in- en uitsluiting te kijken. Zoals bijvoorbeeld bij de Amersfoortse G1000 waar 6000 burgers middels een loting werden uitgenodigd om op één dag samen een agenda voor de stad op te stellen. 400 van hen kwamen op deze burgertop af. De werving per brief en de werkvorm van een dag (praten) spraken minder aan bij jongeren, lager opgeleiden en allochtone Nederlanders. Je kunt je afvragen in welke mate deze groepen zichzelf uitsloten, maar ook of de organisatie actiever had moeten werven. In antwoord op deze vraag zijn twee soorten logica te onderscheiden:

1. Gemeente is ‘manager van de samenleving’

De logica van de overheid in het sociale regelsysteem ( wet- en regelgeving) die gericht is op gelijkheid en rechtvaardigheid. Deze gelijkheid wordt afgedwongen door regels in plaats van vertrouwen. Deze logica past in de visie van de gemeente als ‘manager van de samenleving’: command (opdrachtgevend), controle, hiërarchische communicatie en informatie. De aansturing is op regels gebaseerd, loopt via systemen en structuren en is extrinsiek: komt niet vanuit de bewoners zelf. Veel Wmo-beleid van gemeenten gaat in woord uit van ‘burgerkracht’ maar is directief en voorschrijvend.

2. Burgers zijn zelfsturende mensen

‘Wie ben ik, wat zijn mijn waarden en tot welke gemeenschap(pen) wil ik behoren of bij welk initiatief sluit ik mij aan?’, is de logica van de zelfsturende mens. In dit beeld zijn het de burgers zelf die ervaringen met elkaar delen. Communicatie is hierbij cruciaal voor de eigen sturing, transparantie, eigen keuze in de vorm van organisatie, zelfbeschikking en zeggenschap. Dit alles is gebaseerd op communicatieve zelfsturing. De logica is gebaseerd op (burger)vakmanschap (opdracht van binnen uit), vertrouwen, verbinding en inspiratie. Dat wat de bewoners nodig hebben, bepaalt de sociale kwaliteit. Bij bewonersinitiatieven, mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn deze principes de belangrijkste motieven van organiseren. Alleen door communicatie én zelfsturing is de mens in staat de steeds complexere en sneller veranderende omgeving te begrijpen en daarop in te spelen. [1]

De politiek-democratische rol van de gemeente op het publieke domein zou veel meer in dialoog en samensturing met burgerinitiatieven en vrijwilligersorganisaties tot stand kunnen komen. Zo’n samenspel vraagt nieuwe afbakening van rollen, bepaalde rolcompetenties en het geven van zeggenschap en vertrouwen aan elkaar. Het is een werkwijze die gebaseerd is op goede afspraken, heldere kaders én eigenheid van bewonersinitiatief.

‘Wie het weet mag het zeggen, wie het kan mag het doen’

Veel gemeenten denken er niet aan of weigeren zelfs om bewoners toegang te bieden tot de ‘besluittafels’ van de zorg- en welzijnsopdrachten. Maar volgens de Wmo 2015 hebben burgers het ‘right to challenge’, het recht de gemeente uit te dagen. Zij mogen met eigen voorstellen komen voor de uitvoering van zorg en welzijn als zij dat beter en goedkoper kunnen. Veel belangrijker is eigenlijk ‘het recht’ om uit te dagen op basis van de ‘eigen-wijze’ van organiseren. De eigenheid van bewoners uit zich in meerdere aspecten:

‘On-doelmatig en langzaam’. Het procesdoel is minstens zo belangrijk als het resultaat. Dat kan betekenen dat initiatiefnemers van een project de tijd nemen om bijvoorbeeld pas na drie vergaderingen een gedragen besluit te nemen. Niet op basis van meer- en minderheden, maar via het consentprincipe, niemand heeft een overwegend bezwaar. Het belang om er met elkaar uit te komen, weegt veel zwaarder dan de snelheid van besluit.

‘On-voorspelbaar’. Omdat er minder vast ligt, is er ruimte voor flexibiliteit en experimenteren. Als leden van een vereniging een zijpad willen bewandelen, kan dat, als ze daar zelf maar de schouders onder willen zetten. De duurste productiefactor in veel formele organisaties is het personeel, bij de informele organisatie bedraagt die factor nul euro. Met meer mensen een klus doen om juist ook minder competente mensen in te kunnen sluiten is een belangrijke waarde.

‘On-gedisciplineerd’. In informele organisaties zijn minder vastgelegde regels, systemen, protocollen en spreadsheets. Sturing vindt eerder plaats op basis van principes dan regels. Competentie is er niet gebaseerd op opleiding en gedetailleerde functieprofielen, maar op overdracht van waarden, leren van praktijkkennis in de routines. Dat wil zeggen, leren via de meest primaire vorm, namelijk het voorbeeldleren, zoals bij carnavalsvieringen, dorpsfeesten, de speeltuinvereniging et cetera. Keerzijde van deze op overdracht gebaseerde kwaliteit is dat een organisatie moeite kan hebben om te veranderen. Meer van hetzelfde is dan het vaste patroon.

Juist de overheid sluit in de praktijk uit

Professionals en gemeenten kunnen aansluiten bij deze aspecten van bewonersinitiatieven en –bedrijven. Zodat zij uit alle lagen van de bevolking kansen krijgen. En niet alleen de elite die wel met de juiste taal, performance, netwerken, bravoure en kunde al helemaal aansluit bij de cultuur, de eisen, de geschreven en ongeschreven regels van de ambtenarij en de politiek. In de praktijk is het eerder de overheid die uitsluit of te weinig publiek ‘voor-investeert’ in bewoners, in groepen met achterstand, juist ook in de noodzakelijke competentie van het leren zelf organiseren.

En als er dan toch ‘participatiespelregels’ moeten zijn, dan deze: aan elkaar verantwoording afleggen, door overheid, burgers en organisaties; elkaar vertrouwen geven; en ruimte voor lokaal maatwerk.

Joost van Alkemade is senior adviseur sociale Zorg bij Movisie en wordt op 1 juni directeur van de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk.

Noot

1. Cornelis A., De logica van het gevoel, Amsterdam: Essence,1988