Familie alleen is niet genoeg voor een goede oude dag

De toenemende zorgbehoefte van thuiswonende ouderen en het slinkende thuiszorgaanbod, nopen familie tot het geven van meer mantelzorg. Maar familieleden doen al veel, rek in de mantelzorg moet gezocht worden bij buren en kennissen: de ‘hulp-mantelzorgers’.

De zorgbehoefte van thuiswonende ouderen zal sterk toenemen, zij moeten immers langer wachten op een plek in het tehuis. Tegelijkertijd neemt de beschikbaarheid van de thuiszorg af, in ieder geval wat betreft huishoudelijke hulp en begeleiding, maar waarschijnlijk eveneens op het gebied van de persoonlijke verzorging en verpleging. Het is dan ook aannemelijk dat, op basis van deze grote zorgbehoefte en het gebrek aan thuiszorg, de naasten van een zorgbehoevende oudere (meer) mantelzorg zullen gaan geven.

Nu bestaat een gemiddeld zorgnetwerk rond een kwetsbare thuiswonende oudere uit drie mantelzorgers en zeven thuiszorgmedewerkers (die vaak in teams werken). Uitgedrukt in uren leveren de mantelzorgers echter bijna zeventig procent van het totaal aantal uren zorg die de oudere krijgt. [1] Als het aandeel mantelzorg in de uren zorgverlening nog moet toenemen, moeten er dus of meer mantelzorgers komen, of de mantelzorgers moeten er nog een schepje bovenop doen.

We hebben decennialang afgeleerd aanspraak te doen op de buren

De overheid zet sterk in op het vergroten van de bereidheid om mantelzorg te verlenen; de roep om meer zorgzaamheid voor elkaar, meer reciprociteit, betrokken burgers en sterke buurten, komt voortdurend terug in overheidsstukken die de vanzelfsprekendheid van de zorg voor elkaar weer terug willen brengen in ons dagelijks bestaan. Recent onderzoek laat zien dat de attitudes van burgers maar heel langzaam aan het veranderen zijn. Wat betreft ‘zorg voor hulpbehoevenden is vooral een taak voor de overheid (versus de familie)’ is een lichte verschuiving zichtbaar richting de familie, al vindt ook in 2010 nog ruim 75 procent dat dit vooral een taak van de overheid is. [2] We hebben echter decennialang afgeleerd aanspraak te doen op voorheen sterke sociale structuren, zoals de familie, buurtgemeenschap of een kerkgemeenschap. Het omturnen van deze verwachtingen jegens de overheid in verwachtingen jegens onze medeburgers heeft nog veel tijd nodig.

Oudere partner-mantelzorgers zijn een kwetsbare groep

Dit geldt in mindere mate voor het kerngezin. Partners en kinderen voelen een sterke verantwoordelijkheid jegens elkaar en zullen de oudere niet snel in de steek laten. Op hen zal de roep om meer zorgzaamheid voor elkaar niet veel extra effect hebben. Zij zullen blijven mantelzorgen en dat ook alleen maar meer gaan doen als er minder formele zorg beschikbaar is. Dit wordt onderbouwd door de ramingen van het SCP, die voorspellen dat de stijging in het aandeel mantelzorgers vooral voor rekening komt van oudere partners. Onder de 65-plussers zal het aandeel mantelzorgers in 2030 met zestig procent zijn toegenomen. [3] De verwachte stijging van het aandeel mantelzorgers onder 30-65-jarigen is minder hoog door hun beperkte tijd in verband met werk en door afstand. Oudere partner-mantelzorgers zijn echter een kwetsbare groep met een verhoogd risico op overbelasting. De stijging in de mantelzorg alleen aan deze partners (en de kinderen) overlaten, gaat ten koste van de mantelzorger en de kwaliteit van zorg.

In de ware participatiesamenleving zijn er heel veel hulp-mantelzorgers

Het aandeel mantelzorg kan alleen op een structurele en verantwoorde manier omhoog als er andere leden uit het sociaal netwerk mee gaan zorgen: de buren, de vrienden, de kennissen van de zorgbehoevende oudere. Alleen is hun dispositie om zorg te verlenen meestal niet zo sterk. Zij zien geen verzorgende rol voor zichzelf weggelegd in hun doorgaans meer oppervlakkige sociale relatie met de hulpbehoevende. Tevens hebben ze vaak ook geen notie van de zorgbehoefte en het gebrek aan thuiszorg, omdat partners en kinderen hen daar niet over informeren.

Toch is het dit arsenaal aan potentiële mantelzorgers dat we in de komende jaren moeten gaan benutten, want alleen hier zit nog enige rek in aantal en inzet. Voor hen is die roep om een sterke dispositie dus juist vooral bedoeld, maar dat mag nog wat meer expliciet richting deze relatietypen worden verwoord, en dan niet alleen door beleidsmakers en zorgverleners, maar bij voorkeur door de ‘echte’ mantelzorgers, de partners en kinderen. De ware participatiesamenleving is een samenleving waarin we, naast partner en kinderen, ook de tweede schil van het sociaal netwerk aan het mantelzorgen krijgen. Weliswaar als hulp-mantelzorger, dus voor de kleinere klussen en ter ontlasting van de ‘echte’ mantelzorger, maar wel als structureel onderdeel van het informele zorgnetwerk.

Mantelzorg is eigenlijk ‘mantelsteun’

Voor structureel meer mantelzorg moet het informele zorgnetwerk dus vergroot en verbreed worden. De zware zorgbehoefte in de komende jaren overstijgt wat van mantelzorgers verwacht kan en mag worden; er zal een grote behoefte zijn aan deskundige hulp. De verhouding tussen formele en informele zorg moet daarom complementair zijn. Professionals leveren persoonlijke en deskundige zorg en het sociaal netwerk (met vrijwilligers) biedt ondersteuning in het dagelijkse leven (dus geen persoonlijke verzorging of verpleging en eventueel wel huishoudelijke hulp). Mantelzorg is eigenlijk ‘mantelsteun’ en dat moeten we zo houden. Voor een sterkere verbinding tussen mantelzorg en professionals moeten de budgethouders van de zorg aan huis, de gemeenten en zorgverzekeraars, wel tijd beschikbaar stellen voor overleg en afstemming.

Hulp voor mantelzorgers kan ook vanuit andere domeinen komen. Denk aan werkgevers die te maken hebben met een groeiend aantal werknemers die werk en mantelzorg moeten combineren. In organisaties die expliciet steun toezeggen aan werkende mantelzorgers, blijkt deze combinatie beter vol te houden. [4] Alternatieven voor hulp-mantelzorgers vinden we in het vrijwilligerscircuit, waar vrijwilligersorganisaties, kerken en particuliere initiatieven (zoals de Mantelaar, de Mantellink en de Bucket Line) steeds meer oog krijgen voor de noden van mantelzorgers. Maar ook de inzet van de nieuwste technieken kan een flinke ontlasting betekenen van de taken van de mantelzorger. Beeldcontact en digitale communicatie maken overleg op afstand mogelijk, en zelfs de inzet van zorgrobots kan voor een mantelzorger een manier zijn om heel even op adem te komen.

Marjolein Broese van Groenou is hoogleraar Informele Zorg aan de Vrije Universiteit. Dit artikel is een bewerking van haar lezing tijdens de Elfde Jan Brouwer Conferentie: ‘Uitdagingen voor een goede oude dag’.

Noten
1. Zwart-Olde, N.E., Jacobs, M.T. & Broese Van Groenou, M.I. (2013). Zorgnetwerken van Kwetsbare Ouderen. Onderzoeksrapportage over de samenstelling van zorgnetwerken van kwetsbare thuiswonende ouderen. Amsterdam: Vrije Universiteit.
2. Verbakel, E. (2014). Toenemende publieke steun voor meer eigen verantwoordelijkheid in de zorg? Bestuurswetenschappen, 68, 5-23.
3. Sadiraj, K., Timmermans, J., Ras, M. en De Boer, A. (2009). De toekomst van de mantelzorg. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
4. Plaisier, I., Broese Van Groenou, M.I. & Keuzenkamp, S. (2015). Combining work and informal care: The importance of caring organisations. Human Resource Management Journal, 25(2), 267-280.