‘Ik denk dat heel weinig Marokkanen hem hebben gelezen’, zei een redactrice over een Marokkaans-Nederlandse auteur. Een ander: ‘Marokkanen lezen niet, dat is geen leescultuur.’ Ik was enige maanden bezig met mijn onderzoek naar diversiteit in de Nederlandse literatuur, en het begon me op te vallen. Als het over schrijvers ging, waren de voorbeelden die uitgevers en redacteuren aanhaalden vooral Nederlands-Marokkaanse auteurs. Maar als het lezerspubliek ter sprake kwam, dan maakten ze duidelijk dat deze groep zelden een boek las. Omdat deze literaire poortwachters niet alleen cultuur beoordelen, maar ook verkopen, is die verbeelding van het publiek heel relevant.
Ze hebben ook geen oog voor diversiteit van niet-wit publiek
Uitgevers en redacteuren hebben doorgaans een vaag idee van wie hun publiek is, gebaseerd op eigen verkoopcijfers, verhalen van boekhandelaren, genres en zowel professionele als sociale media. Uit al die puzzelstukjes vormen ze zich een beeld van de lezer. En in de meeste gevallen is dat een wit iemand die veel cultureel kapitaal bezit. Dat leidt ertoe dat jongeren, laagopgeleiden en ook etnische minderheden niet als frequente kopers van boeken worden gezien. Literaire poortwachters verbeelden lezers niet alleen als wit, ze laten ook vaak de diversiteit die er onder niet-wit publiek bestaat buiten beschouwing. Als ze het over het niet-witte publiek hebben, dan bedoelen vrijwel altijd alleen Marokkaanse Nederlanders. Het viel bijvoorbeeld op dat alleen uitgeverijen die een bestseller van een Surinaams-Nederlandse auteur hebben uitgegeven, wezen op de aanwezigheid van Surinaams-Nederlandse lezers. Maar zij zijn uitzonderingen: culturele diversiteit is vrijwel nooit een strategie om nieuw publiek aan te boren.
Niet-witte schrijvers zorgen niet voor nieuw lezerspubliek
In Nederland is de zoektocht naar een groter lezerspubliek vooral op jongeren gericht: dan wordt er bijvoorbeeld extra geïnvesteerd in young adult novels of jongere schrijvers. Want, zoals een organisatie stelde: ‘Een oude schrijver kan ook een jong publiek bereiken, maar een jonge schrijver doet dat net even wat makkelijker.’ Het vreemde is: bij andere vormen van ondervertegenwoordiging gebeurt dat niet. Omdat poortwachters bijvoorbeeld verwachten dat er onder sommige groepen toch al ‘geen leescultuur’ zou zijn, redeneren uitgevers, zouden niet-witte schrijvers vooral door een wit publiek gelezen worden. Dus zullen die schrijvers niet voor een nieuw publiek zorgen.
Dezelfde logica wordt gebruikt als het gaat over de onderrepresentatie van vrouwelijke schrijvers, maar dan andersom: door meer vrouwelijke schrijfsters te contracteren zal je geen groter publiek bereiken, omdat vrouwen toch al de grootste groep lezers vormen. In beide gevallen wordt de auteur losgekoppeld van de demografische kenmerken van zijn of haar publiek. Dat wordt vaak onderbouwd door een romantisch idee van de kunstenaar als geniaal individu. Schrijven wordt gezien als individuele expressie en een auteur spreekt voor niemand behalve zichzelf. Verbeeldingen van het publiek werken zo als argument om publieksgericht diversiteitsbeleid te delegitimeren.
Diversiteitsparadox: risico van aparte circuits
Op diversiteitsinitiatieven in de kunstsector is al lange tijd veel kritiek. Ook vanuit de sociale wetenschappen: in haar proefschrift introduceert sociologe Sandra Trienekens de diversiteitsparadox. Aan de ene kant, stelt ze, blijft het gebrek aan diversiteit vaak onopgemerkt, dus moet er expliciete aandacht voor het thema zijn, om het op de agenda te zetten. Aan de andere kant bevestigen en versterken dergelijke initiatieven vaak de kloof tussen meerderheid en minderheid. Het risico is altijd aanwezig dat je een apart circuit creëert, voor niet-witte kunstenaars en niet-wit publiek. Dat zorgt er niet voor dat literaire instituties inclusiever worden, om filosoof Sara Ahmed te parafraseren, maar juist dat de witheid van het Nederlandse literaire veld in stand gehouden wordt.
Onverenigbaar met marketingroutines
Selectief gebruik van dit soort kritiek zorgt ervoor dat er geen nieuwe vormen van diversiteitsbeleid worden geïntroduceerd, maar juist dat deze in veel gevallen verdwijnen. Het meest prominente voorbeeld is het intercultureel beleid van het Letterenfonds, het grootste subsidieorgaan van de Nederlandse letteren, dat in 2013 werd afgeschaft. De medewerker die als taak had schrijvers met een migrantenachtergrond in contact te brengen met uitgevers, ging met pensioen en er werd geen vervanger aangesteld. Het past in een bredere trend: het kabinet Rutte 1 stelde al dat diversiteit in de kunstensector geen taak van de overheid is. En in een tijd van toch al drastische cultuurbezuinigingen, is het vaak diversiteitsbeleid dat als eerste het loodje legt.
In de Nederlandse letteren was elk diversiteitsinitatief, van het intercultureel beleid tot de El Hizjra-prijs, altijd al afhankelijk van de welwillendheid van uitgeverijen, en dat is nu alleen maar toegenomen. Uitgevers staan sceptisch tegenover extra aandacht voor niet-witte schrijvers omdat zij menen dat culturele achtergrond er in de literatuur niet toe doet en omdat in hun verbeelding etnische minderheden niet lezen. Daarmee draait het in de Nederlandse letteren niet langer om de ambigue, paradoxale aspecten van bestaand diversiteitsbeleid, maar om hoe marketingroutines onverenigbaar worden geacht met diversiteitsinitiatieven an sich. Met de manier waarop uitgevers en redacteuren het publiek verbeelden rijst de gedachte op dat het leeuwendeel van de uitgeverijen niet alleen om ideële, maar ook om commerciële redenen niks ziet in specifieke aandacht voor niet-witte schrijvers.
Timo Koren is cultuursocioloog. Hij heeft recent de master Social Sciences aan de Universiteit van Amsterdam afgerond.
Literatuur
Ahmed, S. (2012). On being included: racism and diversity in institutional life. Durham: Duke University Press.
Trienekens, S. (2004). Urban Paradoxes: Lived citizenship and the location of diversity in the arts. Dissertatie, Universiteit van Amsterdam.
Foto: StephhxBby (Flickr Creative Commons)