Etnische ondernemers: geen noodoplossing

Ondernemers zijn helden, maar bij ondernemende immigranten is het beeld al gauw anders. Hun ondernemingen worden ook vaak minzaam bekeken vanwege marginale winstmarges, onbetaalde familiearbeid en lage overlevingskansen. Mijn studie naar Filippijnse ondernemers in Nederland geeft een ander beeld.

Filippijnse ondernemers zijn er niet zo veel in Nederland: in 2008 waren er 377 ondernemers geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, 3,7 procent van de Filippijnse werkende bevolking - tegenover zo’n 11 procent van de autochtone bevolking. Toch vormen zij een interessante groep om te onderzoeken. De specifieke migratiegeschiedenis en demografische kenmerken van deze immigrantenpopulatie bood gelegenheid tot frisse inzichten en perspectieven – met betrekking tot Filippijnse migratie en met betrekking tot het ondernemerschap van immigranten.

De eerste Filippijnse immigranten arriveerden hier in de jaren ‘60-‘70, als gastarbeiders in de gezondheidszorg en textielindustrie. In de jaren tachtig en negentig volgden vooral Filippijnse au-pairs. Daarnaast nam de bevolkingsgroep toe door volgmigratie en door Filippijnse vrouwen die hierheen kwamen om met een Nederlandse man te trouwen. Op dit moment telt de Filippijnse populatie in Nederland zo’n 15.000 personen, van wie ongeveer 80 procent vrouwen. Een groep die vrij onzichtbaar is in de Nederlandse samenleving, door haar – vermeend - onproblematische integratie als gevolg van de vele gemengde huwelijken. Evengoed kent ook deze groep haar eigen stigma’s en stereotypen. Zo schreef de Volkskrant enkele jaren geleden nog: ‘Van de ongeveer 15 duizend Filippijnen die in Nederland wonen is 85 procent vrouw. Ruim 70 procent van deze vrouwen is getrouwd met een Nederlandse man. De rest werkt in de seksindustrie, als au pair of als verpleegkundige.’ Alsof deze immigranten niet kunnen of willen werken – en áls ze werken, dan blijkbaar alleen in genoemde sectoren. Meer in het algemeen wordt deze bevolkingsgroep nog al eens in sterk paternalistische en zelfs slachtofferende beelden beschreven, niet alleen in Nederland maar ook – en vaak sterker nog - in de andere landen waar zij zich vestigen.

Steeds meer Filippijnen worden ondernemer
Een toenemend aantal Filippijnse immigranten is echter actief als zelfstandig ondernemer, en helemaal niet zo willoos, gedomineerd of passief als de stereotypen willen doen geloven. Mijn promotieonderzoek omvatte 29 casussen van Filippijns ondernemerschap in Nederland. Daaruit bleek dat het Filippijns immigrantenondernemerschap grote gelijkenis vertoonde met het heersende beeld van immigrantenondernemerschap, zeker waar het de activiteiten van eerste generatie immigranten betreft. Zo waren de onderzochte ondernemers vooral in de traditionele marktsegmenten werkzaam: in de handel en in persoonlijke dienstverlening. Daarbij was hun aanbod van producten en diensten sterk etnisch georiënteerd, en waren de ondernemingen aldus sterk in de eigen gemeenschap ingebed. Zonder uitzondering waren hun activiteiten kleinschalig in omvang en was daarmee de economische betekenis van hun ondernemerschap gering.

Het zijn juist ook die kenmerken die het ondernemerschap van immigranten een nogal negatief imago geven. Afgezien van het beeld dat ondernemerschap veelal een noodoplossing vormt voor immigranten die geen (geschikt) werk op de reguliere arbeidsmarkt kunnen vinden, beschrijven veel studies hun zakelijke activiteiten vervolgens bovenal in economische termen, en dan vooral in termen van hun economische marginaliteit: immigrantenondernemers weten vaak maar net het hoofd boven water te houden, beconcurreren elkaar op de goedkoopste prijzen, hebben maar weinig omzet en minimale winstmarges. En hun ondernemingen hebben vergeleken met autochtone bedrijven een beduidend lagere kans om te overleven.

Daarbij komt dat binnen het huidige politieke en publieke debat een voortdurende etnische identificatie en binding met het herkomstland als belemmering voor de integratie van immigranten in Nederland wordt beschouwd. Een idee dat zich in de praktijk heeft vertaald in integratiebeleid dat feitelijk assimilatie van immigranten vraagt.

Ondernemerschap is geen noodoplossing
Mijn onderzoek onder Filippijnse immigranten in Nederland bracht een positiever beeld naar voren. Zo was ondernemerschap voor de meeste respondenten geen noodoplossing. In plaats daarvan waren de meeste Filippijnse immigranten met wie ik sprak vrijwillig, en vanuit een interne drive, in het ondernemerschap gestapt. Ondernemerschap bood hen unieke mogelijkheden, vervulde behoeftes die een betaalde baan of andere activiteit niet zou kunnen vervullen. Daarbij ging het voor het merendeel van de ondernemers niet om kansen of betekenissen in de economische sfeer. Financieel gewin of het eigen levensonderhoud waren niet de belangrijkste doelstellingen. Dat hoefde vaak ook niet, omdat de meeste ondernemers een Nederlandse man hadden die de kost verdiende. In plaats daarvan ging het de ondernemers om het behoud, of de ontwikkeling, van hun vaardigheden en zelfstandigheid.

Zelfs al hadden zij een man die voor het hoofdinkomen zorgde, zij waren van huis uit gewend aan een onafhankelijk bestaan en wilden een beetje autonomie voor hen zelf binnen het huishouden – en een rol of ‘betekenis’ buiten de gezinssfeer. Dat laatste verwees dan naar een rol of betekenis binnen de Filippijnse gemeenschap. Door hun zakelijke activiteiten onderhielden en ontwikkelden deze immigranten het contact met hun landgenoten, in Nederland en in het herkomstgebied. Dat contact hielp henzelf, en hun gemigreerde landgenoten, bij het opbouwen van een bestaan hier, zij het dan vooral een bestaan in emotionele zin. Zowel voor henzelf als voor hun clientèle fungeerde de onderneming vaak als een ontmoetingsplek of helpdesk, en een brug naar het achtergelaten vaderland en de achtergebleven familie.

De Filippijnse casus toont aan hoe immigrantenondernemerschap méér is dan alleen ‘business’. Het is belangrijk te beseffen dat ondernemerschap afgezien (of ongeacht) van een economische waarde ook  sociale en emotionele waarde heeft. Voor immigranten is het een manier om zich thuis te (gaan) voelen in de ontvangende samenleving, ook al zijn hun bedrijfsactiviteiten gericht op de eigen etnische groep. Of wellicht zelfs juist daardoor. Door hun etnisch-culturele herkomst via het eigen ondernemerschap uit te dragen integreren immigranten een stukje van het oude in het nieuwe thuis, geven zij betekenis aan hun leven, en voelen zij zich hier beter op hun plaats.

Onlangs promoveerde Marisha Maas aan de Radboud Universiteit van Nijmegen, waarna zij - geïnspireerd door de verhalen van haar respondenten – haar werkzame leven zélf als onderneemster vervolgde: op 18 februari vestigde zij een eigen verkoopkanaal voor de producten van Y’abal Handicrafts, een project dat zij drie jaar geleden samen met een andere Nederlandse in Guatemala opzette en dat een eerlijke handel in traditioneel handwerk beoogt: www.yabal-shop.com.

 Foto: Bas Bogers