Geen medelijden meer met etnische minderheden

In maart werd bekend dat het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) een ranglijst hanteert om het ‘Marokkanenprobleem’ bij Nederlandse gemeenten te inventariseren. Een aantal jaar geleden zou zoiets ondenkbaar zijn. Toch heeft het benoemen van die etniciteit ook een andere kant.
 
Termen als: ‘ethnic profiling’ en ‘racial profiling’ doen langzamerhand hun intrede in Nederland. Van oorsprong zijn dit Amerikaanse protesttermen waarmee bezwaar gemaakt wordt tegen het te kijk zetten van etnische groepen. Sinds het begin van de jaren negentig zijn de media in Nederland steeds openlijker de etnische afkomst van daders van criminele delicten gaan vermelden. Bepaalde etnische groepen, zoals Surinamers, ontsprongen de dans. Want de criminaliteit in hun kringen begon in de jaren zestig en eindigde halverwege de jaren zeventig. Het bestond vooral uit straatroof gepleegd door drugsverslaafden. Die delicten verschilden navenant van de later door de Antilliaanse jeugd gepleegde geweldsmisdrijven of de straatschuimerij door Marokkaanse jongeren. De schaal waarop deze laatst genoemde kleine criminaliteit plaats vond was relatief groot, - zo groot en zo langdurig dat de kleine criminaliteit een stedelijke plaag werd. Zij werd in de media indringender geprofileerd dan bijvoorbeeld bijstandsfraude die van oudsher veel media-aandacht genoot.

Taboe
Niet alleen het tijdvak en het type criminaliteit markeerden de opkomst van ethnic profiling in Nederland. Het was ook tekenend voor een morele dijkdoorbraak in de jaren negentig. Sinds de tweede wereldoorlog rustte in Nederland een taboe om groepen te stigmatiseren. Tot op heden gebruiken sommige politici het lot van de Joden als analogie voor de gevolgen van stigmatisering van etnische minderheden. Het is alleen om deze reden not done om kenmerken van kleine zwakke groepen breed uit te meten. Ook de politieke cultuur uit de zuilenmaatschappij heeft waarschijnlijk bijgedragen tot ingetogenheid in publieke uitlatingen, hoewel men in eigen kring doorgaans minder terughoudend was. Katholieken en protestanten, liberalen en socialisten hadden uitgesproken beelden van elkaar en wisten precies te vertellen wat er aan de ander schortte. Beleefde omgangsvormen konden niet verhullen dat het norm was om de ander de maat te nemen.

Fatsoen
Taboes, politieke cultuur en zuilenethiek konden niet verhinderen dat de drang naar racial profiling het won van publiek fatsoen. Deze verwildering van de politieke zeden wordt toegeschreven aan de voortschrijdende individualisering, de toegenomen mondigheid van de burger en het falen van de politieke elite om normstellend te zijn. De veranderingen van de politieke cultuur wordt tegenwoordig zelfs verdedigd als een vernieuwing van de Nederlandse democratie. Maar de etnische profiling is ook in andere Europese landen te bespeuren. Want Duitsland, Belgie, Zwitserland, Oostenrijk hadden dit taboe ook, ze kenden allemaal een vorm van verzuiling en hebben de tweede wereldoorlog ook meegemaakt. Het Verenigd Koninkrijk kende, deels om dezelfde en deels om andere redenen, dezelfde politieke voorkomendheid. Het taboe was vooral Europees.

Superioriteit
De doorbraak ervan was eveneens Europees. Wat haast synchroon loopt met de zucht tot profiling is de opkomst van het nationalisme. Dit is geen ouderwets nationalisme dat volstaat met het streven naar cultureel homogene natiestaten. Het is een nationalisme dat etnische minderheden voorhoudt dat zij inferieur zijn: Wij hebben de Verlichting gekend, jullie niet! Wij hebben de democratie, jullie niet! Een echo van een Europees superioriteitsgevoel uit het koloniale verleden? Paradoxaal genoeg waren het niet de immigranten uit de koloniën die herinnerd werden aan de Europese superioriteit, maar de Moslims die als voormalige gastarbeiders op mysterieuze wijze getransformeerd waren tot een religieuze groep. Deze religieuze identiteit verklaart hun defensieve positie in de geseculariseerde samenleving. Het feit dat ze ook nog zichtbaar afweken van Europeaan-doorsnee en makkelijk neerwaarts zijn te classificeren, maakte hen extra kwetsbaar.

Nuttig
De kritiek op etnische profiling is dat etnische kenmerken niet altijd herkenbaar zijn en geen voorpellende waarde hebben. De kans op vergissingen is levensgroot. En inderdaad zijn de vernederingen van etnische minderheden door opsporingsinstanties en de gerechtelijke dwalingen talrijk. Toch overtuigt deze kritiek -noch de schadelijke effecten ervan- niet. Ethnic profiling op het individuele niveau is in de opsporing een nuttig (zij het soms schadelijk) instrument gebleken. Op groepsniveau is dat anders. Want verreweg het grootste deel van de etnische minderheden zijn inmiddels geslaagde migranten, zoals de commissie Blok officieel heeft vastgesteld. (We hadden daarvoor een heuse parlementaire onderzoekscommissie nodig). Maar deze bevinding is zelfs door het parlement weggehoond. De ontvankelijkheid voor positief nieuws lijkt verdampt te zijn – daarvoor heeft de plaag te lang geduurd, is het beeld te zeer gestold en het draagvlak te zeer afgebrokkeld. Anders gezegd: het sociaal krediet is op. Geen medelijden meer met etnische minderheden, weg met het slachtofferschap, donder op als je je niet als gast kan gedragen. En niet alleen blanke nationalisten als Rita Verdonk en Geert Wilders uiten zich in deze zin, ook geslaagde nationalisten uit etnische minderheden zoals Ahmed Aboutaleb verwoorden dit gevoel.

Zwarte piet
Ethnic profiling stigmatiseert hele gemeenschappen en leidt tot gevoelens van gêne en hulpeloosheid, het tast de eigenwaarde en het zelfrespect aan, en het genereert woede. Dat zijn de beschadigende effecten. Maar deze situatie heeft een keerzijde. Want deze ‘profiling’: het benoemen van die etniciteit, leidt vaak ook tot de mobilisatie van regenerende gevoelens. Aanvankelijk schoven etnische minderheden de zwarte piet naar de ontvangende samenleving. Simultaan aan die neiging ontstond binnen de gemeenschappen een verwoede discussie over onder andere het gebrek aan opvoeding en het tekort aan toezicht. De schande van en voor families was niet meer te bedekken. Dat leidde op haar beurt tot een bereidheid om met hulpverleningsinstanties samen te werken, tot allerlei locale initiatieven om problemen aan te pakken, tot sociale preken van imams in moskeen, tot het bewijzen dat er ook geslaagde leden uit die gemeenschap zijn en dergelijke. Ethnic profiling leidde zodoende tot een door grote delen van de groepen gedragen sociale en morele rehabilitatie door aanpassing aan nieuwe normen en doelen. Jean Paul Sartre zei het eens zo: ‘schaamte is een revolutionair gevoel’.

Kracht
Etniciteit, of beter: de negatieve ‘profiling’ daarvan, heeft dus een ongekende mobiliserende kracht. Maar er is ook een positieve ‘profiling’ daarvan mogelijk. En alweer zijn etnische minderheden de klagende partij. ‘als er iets fout gaat, dan zijn wij “Marokkanen”, “Turken”, “Somaliers” en “Surinamers”. Maar als een van ons kampioen wordt of positief scoort, dan zijn wij “Nederlanders” of “Marokkaanse Nederlanders”’. Dat gebeurt inderdaad, veelal in de sport. Een dergelijke, vaak terloopse, verwijzing naar de afkomst van de sporter vindt ook plaats bij autochtone sporters, meestal wanneer zij uit verre provincien afkomstig zijn zoals Friesland en Limburg. De eer valt echter altijd toe aan de natie, niet aan de provincie of de etnische groep.

Ruimte
Over etniciteit wordt dus schimmig gedaan. Als het taboe op etniciteit wordt doorbroken, dan is er ruimte om te zeggen dat Nederlandse Marokkanen het evenals Surinamers uitstekend doen in de vechtsporten. Of dat Hindostanen oververtegenwoordigd zijn in de medische specialismen, een ontwikkeling die straks ook de Turken ten deel zal vallen. Of dat Caraibische creolen het matrifocale gezin achter zich hebben gelaten en keurig zijn ingetrouwd in de stam der Hollanders.

Ook dit is ethnic profiling, alleen van een positieve soort. Hiervan zijn er ook transnationale voorbeelden. Neem de Hindostanen als voorbeeld. De afgelopen decennia heeft India een groot aantal internationale beauty queens aangeleverd. Tesamen met het succes van de Bollywood filmindustrie en het toegenomen prestige van India als opkomende economische en politieke macht heeft dat het etnisch bewustzijn in de Indiase diaspora versterkt. De transnationale Indiase gemeenschap bloeit als nooit tevoren. Hier is ethnic profiling een bron van trots en eigenwaarde. Maar dat vereist wel dat de profiling ook de positieve zaken omvat, dus dat de etnische afkomst niet alleen in negatieve zin ten tonele wordt gevoerd. Om dat gedaan te krijgen is het nodig om de sociaal versterkende betekenis van etniciteit te erkennen en moeten we af van de mentaliteit om de etnische afkomst uitsluitend als etiketten te gebruiken.

Ruben Gowricharn

(Prof. dr. R.S. Gowricharn is hoogleraar Sociale Cohesie en Transnationale Vraagstukken aan de Universiteit van Tilburg).