Justus Uitermark op het Nationaal Laboratorium: Van olifantenpaadje tot systeemverandering

Omdat de verzorgingsstaat de creativiteit van mensen negeert en hen het initiatief ontneemt, zoeken we de vernieuwing buiten de geëigende kaders. Meer informaliteit is goed, maar kent ook zijn schaduwkanten, waarschuwt bijzonder hoogleraar samenlevingsopbouw Justus Uitermark in zijn lezing op het Nationaal Laboratorium 6 november jl. Hieronder een verkorte weergave.

Het eerste plaatje toont een kaart van het Amsterdamse Oosterpark. Dit is hoe het park eruit zou moeten gaan zien na de verbouwing.

Verdubbeling Oosterpark - voorlopig ontwerp

Op het tweede plaatje een luchtfoto, krijgen we een beeld van hoe het park er nu in de praktijk uitziet. De verbouwing is in volle gang, zo zien we boven in beeld. Maar onderin beeld gebeurt iets interessanters. Als we inzoomen, dan wordt een paadje zichtbaar: hier hebben de mensen zelf een snellere route gevonden, een zogenaamd olifantenpaadje.

Verdubbeling Oosterpark - luchtfoto

Het derde plaatje laat weer het Oosterpark zien zoals dat er na de renovatie uit moet zien. Let op het olifantenpaadje van weleer: dat is een echt pad geworden.

Verdubbeling Oosterpark - na de renovatie

Voorbeelden van wisselwerking tussen formaliteit en informaliteit

Dit verhaal over het ontstaan en de officiële erkenning van een door burgers zelf gekozen pad in een stadspark, laat zien hoe informele intelligentie kan worden vertaald in een systeemwijziging. In dit geval gebeurde dit heel basaal: de ontwerpers erkenden dat het olifantenpaadje inderdaad een goede route was en pasten het oorspronkelijke ontwerp aan.

Een ander voorbeeld van de wisselwerking tussen formaliteit en informaliteit is het gedoogbeleid. Drugs zijn verboden in Nederland, maar dat heeft de overheid er niet van weerhouden om samen met de koffieshopeigenaren en allerlei andere partijen een systeem te ontwikkelen om de schadelijke effecten van het weliswaar verboden maar daarom niet minder populaire drugsgebruik te minimaliseren. Door dit beleid is de drugsgebruiker in Nederland aanzienlijk gezonder dan in andere landen waar mensen drugs consumeren. En de dealers gedragen zich ook nog eens beter. Het is in Amsterdam gebruikelijk dat een politiebusje parkeert voor een koffieshop, een aantal geüniformeerden het etablissement ingaan, de leeftijd van de klanten controleren, wat rondkijken, pakjes wegen en daarna weer vertrekken. Een ondenkbare gang van zaken in andere landen waar drugs worden gebruikt.

In beide gevallen, bij het Oosterpark en het gedoogbeleid, gaat het om de wisselwerking tussen informaliteit en formaliteit. Ofwel: hoe formele systemen zich verhouden tot en zelfs gebruikmaken van informele zaken. Een uitstapje naar het zuidelijk halfrond biedt daarvan vele inspirerende voorbeelden. Bijvoorbeeld, de Torre David in Caracas, Venezuela.

De bouw van deze 45 verdiepingen hoge kantoortoren werd begonnen op het hoogtepunt van het neoliberalisme in Venezuela, vóór de bankencrisis van 1994 en voordat Hugo Chavez aan de macht kwam. De nooit afgebouwde toren was jarenlang een speelbal van de elementen, totdat een paar honderd families het gebouw kraakten en er ateliers, fitnesscentra en winkels in opzetten. Door menselijke vernuftigheid werd het casco van een kantoortoren het toneel van een levendige gemeenschap.

Torre David, Carracas

Torre David, uitzicht

Belangrijke lessen

Een belangrijke les van de genoemde voorbeelden is dat burgers genoeg kunnen hebben aan een casco. Juist als iets niet helemaal is afgebouwd, kunnen ze het naar eigen inzicht inrichten en aanpassen. Mede om die reden ontwerpt de architect Alfredo Brillembourg gebouwen die uitgebreid kunnen worden wanneer daar behoefte aan is. Planning is dan niet het realiseren van een ontwerp maar een doorlopend proces waarbij de omgeving wordt aangepast aan nieuwe behoeftes en ideeën.

Kijk bijvoorbeeld ook hieronder naar dit township in Zuid-Afrika, en de mensen die er wonen. De omstandigheden zijn er niet best maar niettemin beter dan op het platteland. Dit zijn mensen met aspiraties, mensen die vooruit willen, en daarom zijn ze naar de stad gekomen. Deze Zuid-Afrikanen hebben geen toestemming gekregen van de overheid, maar hebben de regels even terzijde geschoven, om, gebruikmakend van hun inventiviteit, creativiteit en kunde, zelf huizen te bouwen. Architecten onder leiding van Brillembourg benutten die inventiviteit en kunde om de wijk te upgraden. Terwijl de overheid een oogje toeknijpt – want deze stad ontwikkelt zich geheel in de informele sfeer – herontwerpen de bewoners hun wijk en creëren daarmee ruimte voor hun ambities.

Township, Zuid-Afrika

Township, Zuid-Afrika2

Township, Zuid-Afrika3

In de Rotterdamse wijk Delfshaven heeft Creatief Beheer een buurttuin gemaakt zonder hekken, toezichthouders of camera’s. Orde en veiligheid in de buurt kunnen ook anders gehandhaafd worden, vinden zij. In plaats van formele regels maken ze gebruik van netwerken, zo laat onderzoek van Anne van Summeren zien. En het werkt, mede dankzij de tuinvrouw die via haar contacten ervoor zorgt dat ook de buurtkinderen betrokken zijn bij de tuin. Mede door die informele netwerken leiden kleine irritaties – bijvoorbeeld over een bal die in de tuin terecht komt – niet tot escalatie van conflicten. Overigens komen dit soort informele relaties niet zonder slag of stoot tot stand. Op een andere locatie van Creatief Beheer werd een tuinhuis keer op keer afgebrand en weer opgebouwd, net zolang tot de aanwezigheid van de tuin werd geaccepteerd en het tuinhuisje ongeschonden bleef.

Delfshaven, Creatief Beheer

Ook in het Nederlandse beleid is er een trend om meer gebruik te maken van informele relaties. In dat kader past bijvoorbeeld het onderzoek naar best persons, naar mensen die voortdurend netwerken, die bekend zijn in de buurt en die in voorkomende gevallen mensen bij elkaar kunnen brengen om problemen te bespreken en oplossingen te zoeken.

Informaliteit is niet altijd een zegen

Het is geen toeval dat er zoveel behoefte is aan informaliteit. Omdat we het gevoel hebben dat de verzorgingsstaat de creativiteit van mensen negeert en hen het initiatief ontneemt, zoeken we de vernieuwing buiten de geëigende kaders. En dat is goed, maar ook het benutten van informaliteit kent zijn schaduwkanten.

Zo kan informaliteit beklemmend uitpakken. Informaliteit wordt weliswaar gepresenteerd als iets spontaans, als iets wat mensen echt willen uit een soort oergevoel, maar in het verleden zijn formele regels juist geïntroduceerd om mensen vrij te waren van de willekeur van diezelfde informaliteit. Het ouderenpensioen bijvoorbeeld is ooit in het leven geroepen om ouderen minder afhankelijk te maken van hun kinderen. Dat een grotere afhankelijkheid van de overheid, ons minder afhankelijk kan maken van onze naasten kan, onder meer bij een oudedagsvoorziening, heel prettig zijn.

Informaliteit kan ook corrumperen. Het zou overdreven zijn om te beweren dat de corruptie in Nederland welig tiert, maar het is wel goed om ons te realiseren dat het de komende tijd door verdere informalisering wel zou kunnen toenemen. Dat de representatieve democratie een flinke stap terugdoet ten faveure van co-creatie en partnerschap klinkt heel democratisch, maar het betekent ook dat democratische checks and balances opzij worden gezet. Het kan ook betekenen dat de overheid een speelbal wordt van particuliere belangen – zie bijvoorbeeld ING die meeschrijft aan een wet die de bank belastingvoordeel oplevert. Dat in een buurthuis gelijkgezinden cocreëren kan ook tot gevolg hebben dat anderen worden uitgesloten. Als er geen formele instituties zijn waarop je je als burger kunt beroepen, dan kan informaliteit corrumperen, verstikken en uitsluiten.

Voorts laat informaliteit zich moeilijk inpassen. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven van hoe in het Nederlandse beleid informaliteit selectief in het formele wordt ingepast: het door mensen zelf gebaande paadje in het Oosterpark en het gedoogbeleid voor softdrugs. Punt is dat wanneer overheden en instituties informaliteit bewust in hun beleid opnemen, dat het dan van karakter verandert. De evaluatie van de Vogelaarwijken door het Sociaal Cultureel Planbureau laat zien dat bewoners juist minder bij hun buurt betrokken zijn. Nu zullen sommigen wellicht zeggen dat cijfers ‘ook niet alles zeggen’, waar ze ten dele gelijk in hebben, maar ze nopen wel tot bescheidenheid, want het doel was nu juist om de betrokkenheid te vergroten door in te spelen op initiatieven van bewoners.

Een ander punt is dat informaliteit zodra het omarmd wordt in zijn tegendeel kan gaan verkeren. Google eens op ‘keukentafelgesprek’ en je krijgt advertenties te zien voor cursussen keukentafelgesprekken. Daarin word je als burger geleerd om vragen op de ‘juiste’ manier te beantwoorden. Het is een voorbeeld van hoe informaliteit zodanig wordt geïncorporeerd dat het spontane als de sneeuw voor de zon verdwijnt. In plaats van dat het beleid informeler wordt, wordt de leefwereld – in casu de keukentafel – geformaliseerd.

Is informaliteit een ultimum remedium of een voorrecht?

Specifiek voor ons land ten slotte is dat informaliteit hier vooral een voorrecht is. De voorbeelden uit Venezuela en Zuid Afrika gaan over mensen aan de onderkant van de samenleving die zich op informele en onorthodoxe manieren naar boven proberen te worstelen. In Nederland is het zo dat als je aan de onderkant van de samenleving zit, dat je dan afhankelijk bent van de overheid die er vervolgens alles aan doet opdat jij géén informele oplossingen voor je eigen problemen gaat bedenken.

Bouwen mensen in het mondiale Zuiden hun eigen huizen omdat ze er geen kunnen huren of kopen, in Nederland is zelfbouwen het privilege van mensen met een behoorlijk gevulde geldbuidel. Staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wil een proef met minder regels op scholen, maar alleen scholen die al enige tijd excellent zijn, kunnen daarvoor in aanmerking komen. Dus als je goed presteert, als je uitmuntend bent, dan gelden de regels niet voor jou. Maar presteer je minder of ben je een sociale brekebeen, dan gelden de regels des te meer en word je niet in staat geacht om zelf informele oplossingen voor je problemen te zoeken.

Denkend aan informaliteit zie ik….

Is er überhaupt een manier om gebruik te maken van de collectieve intelligentie van mensen om het mogelijke en onmogelijke te bedenken waar systemen niet in voorzien? Is het mogelijk om informaliteit te benutten zonder het teniet te doen?

Op deze vragen moet ik het antwoord schuldig blijven. Wel denk dat we de informele oplossingen die mensen zelf bedenken niet kunnen benutten zolang we tegelijkertijd een enorme regeldichtheid in stand houden. Dit is bijvoorbeeld een voordeel van het basisinkomen. Zonder de voors en tegens hier te behandelen, wil ik op een essentieel aspect van een basisinkomen wijzen: zodra je mensen een inkomen geeft zonder meer, hoef je ze niet de hele tijd op de huid te zitten om ervoor te zorgen dat ze zich gedragen zoals jij wilt dat ze doen. Meer in het algemeen is het nu zo dat de overheid in ruil voor steun allerlei eisen opstelt en veel controle uitoefent. Daar zijn goede redenen voor – je wil niet dat mensen misbruik maken van voorzieningen – maar het zorgt er ook voor dat een heel apparaat wordt opgetuigd om ervoor te zorgen dat mensen vooral niet hun eigen keuzes maken. Daarmee blijft hun inventiviteit en kennis voor een groot deel onbenut en vormen hun informele oplossingen eerder een bedreiging dan een aanwinst.

Justus Uitermark is universitair hoofddocent Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam en bijzonder hoogleraar Samenlevingsopbouw aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit artikel is gebaseerd op de inleiding die Uitermark heeft gehouden op het Nationaal Laboratorium ‘Burgers, buitenlui en beleidsmakers.’

 Verslag: Jan van Dam