EFFECT Onduidelijkheid over effecten behandeling slachtoffers loverboys

Slachtoffers van loverboys worden na behandeling vaak opnieuw slachtoffer van een loverboy, zo blijkt uit onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut (2011). De Jeugdzorg en de vrouwenopvang, maar ook de media en de politiek voeren daarom een discussie of voor slachtoffers van loverboys specialistische zorg nodig is. Een op zichzelf staande behandelmethode is er niet. En over wat wel of niet werkt bij de behandeling van slachtoffers is maar weinig bekend.

Vorig jaar verscheen de rapportage van een voorstudie van het Verwey-Jonker Instituut naar de effectiviteit van behandelmethoden voor slachtoffers van loverboys. De onderzoekers inventariseerden in 83 instellingen voor jeugdzorg en vrouwenopvang of zij slachtoffers van loverboys behandelen en welke methoden zij toepassen. Ook vroegen ze wat volgens de hulpverleners en gedragsdeskundigen de werkzame elementen zijn. Van de 83 kregen er 37 instellingen met slachtoffers van loverboys te maken. Met deze instellingen voerden de onderzoekers een vraaggesprek. Ze selecteerden zes instellingen voor de verdiepende fase. De resultaten legden zij naast een toetsingskader op basis van een analyse van (wetenschappelijke) literatuur over effectiviteit van behandelmethoden voor jeugdigen.

Geen onderzoek naar effecten

Uit de vraaggesprekken blijkt dat instellingen niet of nauwelijks hun aanpak theoretisch hebben onderbouwd. Op één instelling na. Wat nog niet per se iets over de effectiviteit zegt. Lou Repetur, expert huiselijk en seksueel geweld bij Movisie: ‘Deze instelling is één van de weinige instellingen met een relatief groot aantal loverboyslachtoffers, dus kan het zich permitteren hier specifiek onderzoek naar te doen. Bij andere instellingen is het aantal slachtoffers relatief klein. Bovendien gaat het ook vaak over ‘mogelijke’ en ‘potentiële’ loverboyslachtoffers’.

De respondenten noemen verschillende werkzame elementen in de behandeling van slachtoffers van loverboys. Een top vier:

1. Het belang van een veilig en positief pedagogisch klimaat, dit wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor effectieve behandeling.
2. De bejegening door de behandelaars van betrokkenen. De behandelaars zijn naar eigen zeggen kritisch over het gedrag, maar respectvol en positief over de persoon.
3. De kwaliteit van de behandelaars, dat wil zeggen hun sterke betrokkenheid, kennis en ervaring, inlevingsvermogen, flexibiliteit in stijlen en bereidheid om ‘gevoelige’ thema’s aan de orde te stellen.
4. De fasering in de behandeling, dit zou de ontwikkeling van de vereiste competenties van de hulpverleners stimuleren.

Algemene werkzame bestanddelen

Bovengenoemde elementen komen overeen met de punten die naar voren komen uit het literatuuronderzoek naar werkzame bestanddelen. Wat opvalt is dat de opsomming hele algemene werkzame bestanddelen bevat. Dit roept dan ook de vraag op in hoeverre deze bestanddelen typisch zijn voor de behandeling van slachtoffers van loverboys en niet ook van toepassing zijn op andere typen slachtoffers. ‘De bekendheid rondom loverboys en hun slachtoffers wordt steeds groter. Daardoor stijgt het aantal (potentiële) slachtoffers dat gesignaleerd wordt. Desondanks blijft het daadwerkelijke aantal slachtoffers relatief klein.’, zegt Lou Repetur. ‘Ook worden meisjes niet als slachtoffer van loverboys geregistreerd, omdat instellingen het slachtofferschap meer als een symptoom zien van iets dat breder is. Het kan de uitkomst zijn van een hele voorgeschiedenis. Behandelaars zijn vaker bezig met de oorzaak dan het mogelijke gevolg ’.

In een actieplan om de effectiviteit van de bestaande aanpak te verbeteren (2014) licht de Commissie Aanpak meisjesslachtoffers loverboys / mensenhandel op basis van literatuur meer specifieke werkzame bestanddelen uit. Zoals de betrokkenheid van het gezin, en stapsgewijze blootstelling aan de traumatische ervaringen door cognitieve gedragstherapie en EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing). Toch zegt ook de commissie in haar actieplan dat er in de praktijk geen eenduidige visie is op de werkzame bestanddelen van de opvang en behandeling van slachtoffers.

Groepssamenstelling als werkzaam bestanddeel

De meeste ondervraagde instellingen richten zich op een brede doelgroep (zowel jongens als meisjes), enkele op vrouwen en meisjes met ‘specifieke’ problemen en één instelling in het bijzonder op slachtoffers van loverboys. ‘De loverboyslachtoffers kunnen zich weinig inleven in meiden die stoelen door de ruiten gooien. En omgekeerd is het begrip er ook niet’, aldus een respondent die het niet wenselijk vindt een slachtoffer van een loverboy in een ‘gewone’ gesloten meidengroep te plaatsen.

Opmerkelijk is dat de (meeste) respondenten de groepssamenstelling niet expliciet noemen als werkzaam bestanddeel in hun behandeling. Terwijl uit de vraaggesprekken naar voren komt dat de instellingen bewust kiezen voor een bepaalde vorm van opvang. Bijvoorbeeld alleen slachtoffers van loverboys of alleen meisjes met ‘meisjesspecifieke’ problemen. De onderzoekers pleiten er daarom voor om dit aspect eveneens als een werkzaam bestanddeel aan te merken. In hoeverre dit effectief is, is een vraag voor vervolgonderzoek.

Of slachtoffers van loverboys ook in leefgroepen met jongens geplaatst kunnen worden – daarover lopen de meningen uiteen. Ook de Commissie Aanpak meisjesslachtoffers loverboys / mensenhandel vindt de groepssamenstelling een punt van aandacht.

Hoe om te gaan met slachtoffers van loverboys?

Al jaren neemt het aantal geregistreerde jonge slachtoffers van loverboys toe. Maar over wat wel of niet werkt bij de behandeling van deze slachtoffers is nog niet veel duidelijkheid. De voorstudie van het Verwey-Jonker Instituut roept vooral veel vragen op: in hoeverre verschilt de problematiek van slachtoffers van loverboys van andere vrouwen en meisjes? Is er voldoende aanbod en is de doelgroep voldoende af te bakenen? Hoe lang moet de behandeling idealiter duren, hoe kan herhaald slachtofferschap worden voorkomen?

ZonMw bouwt voort op het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut binnen het programma ‘Effectief werken in de jeugdsector’. In dit kader wordt ook onderzoek gedaan naar de effectiviteit van opvang en behandeling van slachtoffers van loverboys en wordt er gekeken naar de effecten van het al dan niet samen plaatsen van meisjes en jongens. Het NJi en Movisie hebben de opdracht gekregen om een aantal instellingen te ondersteunen die hun eigen aanpak gaan beschrijven en theoretisch gaan onderbouwen. De instituten ondersteunen de instellingen ook bij het implementeren en vervolgens onderzoeken ze in hoeverre de aanpakken effectief zijn. De resultaten worden pas over enkele jaren verwacht. ‘De meerwaarde van dit project is dat de parels uit de praktijk naar een hoger niveau getild worden’, aldus Lou Repetur. ‘We zijn de agenderingsfase inmiddels wel voorbij. De praktijk is toe aan een volgende stap en heeft veel baat bij kennis over wat werkt bij de begeleiding van slachtoffers.’

Om de opvang en behandeling ondertussen optimaal vorm te geven, formuleert de Commissie Aanpak meisjesslachtoffers loverboys / mensenhandel in het actieplan 15 kernelementen en 5 actiepunten die voortbouwen op de werkzame factoren en gebaseerd zijn op ervaringen uit de praktijk. Lees deze in het plan ‘Hun verleden is niet hun toekomst’.

Download het rapport ‘De effectiviteit van behandelmethoden voor slachtoffers van loverboys’ op de website van het Verwey-Jonker Instituut.