EFFECT Specifieke aandacht voor traumaverwerking heeft geen meerwaarde

Wat werkt beter bij de behandeling van kinderen die geweld tussen hun ouders/verzorgers meemaakten? De interventie met aandacht voor het meegemaakte geweld of die waarin juist niet over het geweld wordt gepraat, maar kinderen ontspannende activiteiten doen? De verwachting van promovenda Mathilde Overbeek was de eerste, maar dit bleek niet het geval.

In haar proefschrift schrijft Overbeek dat in Nederland 13 procent van de jongeren getuige is geweest van geweld tussen hun ouders. Dit wordt gezien als emotionele kindermishandeling en blijkt voor net zoveel gedragsproblemen te zorgen als kinderen die zelf lichamelijk worden mishandeld. Er zijn veel interventies ontwikkeld voor kinderen en ouders om de negatieve gevolgen van huiselijk geweld te beperken. Uit onderzoek blijkt dat deze veel kunnen opleveren.

De meest werkzame elementen

Mathilde Overbeek onderzocht welke factoren in laagdrempelige preventieve interventies de negatieve gevolgen van geweld tussen ouders/verzorgers kunnen beperken. Reden voor dit onderzoek was dat in voorgaande onderzoeken onduidelijk bleef welke elementen in de interventies het meest werkzaam zijn, omdat alle interventies verschilden in onder andere doel, doelgroep en context. Ook is onduidelijk welke kinderen baat hebben bij de verschillende interventies en welke niet.

Wat is effectiever? En nu ik…!? of Jij hoort erbij

Overbeek vergeleek de interventies ‘En nu ik…!’ (Blijfgroep, 2009; De Ruijter, 1999) met ‘Jij hoort erbij’ (Grencavage & Norcross, 1990). ‘En nu ik…!’ bestaat uit negen wekelijkse groepsbijeenkomsten van anderhalf uur voor kinderen, met parallelle sessies voor ouders. Kinderen leren zich bewust te worden van hun gevoelens en hoe deze te uiten. De interventie is gericht op het verwerken van traumatische ervaringen van huiselijk geweld.

'Jij hoort erbij’ is wat betreft aantal begeleiders, duur en opbouw van de sessie gelijk aan ‘En nu ik…!’ en biedt ook positieve aandacht, structuur, onderlinge steun en interactie met lotgenoten. Het verschil is dat ‘Jij hoort erbij’ geen aandacht besteedt aan het huiselijk geweld of traumatische ervaringen en emoties. Aan de effectstudie met willekeurige toewijzing (aan beide interventies) namen 91 jongens en 73 meisjes en hun ouders/verzorgers (157 moeders, 7 vaders) deel. De kinderen waren in de leeftijd tussen 6 en 12 jaar.

Geen meerwaarde

De belangrijkste conclusie is dat de aandacht voor het huiselijk geweld en de traumatische ervaringen in de interventie ‘En nu ik…!’ geen betere resultaten oplevert dan ‘Jij hoort erbij’ dat die aandacht niet heeft. In beide interventies gingen kinderen vooruit en namen posttraumatische stress-symptomen af. De symptomen van kinderen in ‘Jij hoort erbij’ daalden zelfs sterker dan de symptomen van kinderen in het trauma-specifieke ‘En nu ik…!’. Overbeek benadrukt hierbij wel dat de kinderen die deelnamen aan ‘Jij hoort erbij’ bij aanvang hoger scoorden op posttraumatische stress-symptomen, ondanks de willekeurige toedeling van de respondenten aan de twee interventies. En van mensen met hoge scores die een interventie ondergaan is de kans groter dat hun scores dalen.

Minder geschikt voor kinderen met verstoorde gehechtheid

Een andere conclusie uit het onderzoek is dat beide interventies minder geschikt zijn voor kinderen met symptomen van verstoorde gehechtheid. ‘Jammer genoeg komt niet naar voren of de onveilige gehechtheid een gevolg is van het geweld of van andere factoren’, zegt Nico van Oosten, adviseur Huiselijk en seksueel geweld bij Movisie. ‘Onveilige gehechtheid ontstaat al vroeg in het leven van een kind, tussen de 1 en 4 jaar. De onveilige hechting is mogelijk een gevolg van emotionele verwaarlozing van het kind, vóórdat het getuige was van geweld tussen de ouders. Bovendien geldt dat als er in de vroege ontwikkelingsperiode naast verwaarlozing ook andere vormen van huiselijk geweld plaatsvinden, de effecten op de mate van gehechtheid van een kind nóg groter zijn. In dat licht bezien is het dus van wezenlijk belang om te weten hoe oud het kind is, hoe lang het geweld tussen de ouders al aanwezig is en of er ook sprake is (geweest) van verwaarlozing. Die gegevens ontbreken in het onderzoek, maar zijn belangrijk om mee te nemen.’

Aandacht aan ouders belangrijk

Beide interventies blijken volgens het onderzoek van Overbeek dus effectief, maar de verwachting dat de interventie die kinderen specifieke vaardigheden aanleert in het omgaan met het geweld meer effect heeft, is niet juist. Het effect wordt eerder bereikt door de aandacht voor psychische klachten van de ouders. Kinderen met ouders die bijvoorbeeld meer te kampen hebben met psychische klachten of opvoedingsstress lieten meer vooruitgang zien dan kinderen met ouders die hier minder last van hadden. Een verbetering van het psychisch functioneren van de ouders draagt bij aan de afname van posttraumatische stress-symptomen van kinderen die zijn blootgesteld aan huiselijk geweld. Armoede en kenmerken van het huiselijk geweld waren niet van invloed.

Tip voor vervolgonderzoek

Aandacht voor psychische klachten van de ouders blijkt dus vooral van belang. Deze uitkomst roept de vraag op of het voldoende is om alleen voor de ouders een interventie in te zetten. Nico van Oosten: ‘Dit zou een interessant vervolgonderzoek kunnen zijn. Maar dan dient wel rekening gehouden te worden met de leeftijd en emotionele ontwikkeling van de kinderen en de duur van het geweld.’

 
Tekst: Danielle van Oostrum