INTERVIEW ‘Bewoners kunnen buurtrechten goed gebruiken’

Niesco Dubbelboer houdt zich sinds een jaar of twintig beroepsmatig en intensief bezig met vernieuwing van onze democratie. Hij gelooft ten diepste in het eigen oordeels- en handelingsvermogen van burgers. ‘Er moeten echt buurtrechten komen, je moet het vastleggen. Anders verandert het niet.’

Niesco Dubbelboer was onder Wouter Bos Kamerlid voor de PvdA en werkte de afgelopen jaren voor die partij. Sinds een jaar is hij directeur van Agora Europa– waarvan hij twintig jaar geleden ooit oprichter was - en beweegt hij zich onderzoekend en adviserend in de wereld van burgerinitiatieven. Samen met onder meer Pakhuis de Zwijger, Lokale Lente en de Burgerinititiefgroep Lokale Democratie trok Dubbelboer de initiatiefgroep ‘Maak de Buurt’, die ijverde voor buurtrechten die het burgers makkelijker maken een initiatief in hun wijk te nemen. Zij inventariseerden dilemma’s en spraken daarvoor met tal van trekkers van Amsterdamse bewonersinitiatieven. De nota Werken aan wijken, waarin de gemeente Amsterdam die buurtrechten uitwerkte, verknoopte naar de smaak van Dubbelboer wel twee zeer ongelijksoortige initiatieven met elkaar:

‘Sociale ondernemingen en bewonersinitiatieven. Die worden allebei onder de noemer van buurtinitiatieven geschaard. Maar die verschillen zeer, hebben andere behoeften. Sociale ondernemers roepen meestal: geef ons de ruimte, schaf de regels af, stel ze tijdelijk buiten de orde, maak regelluwe ruimte, laat ons onze gang gaan. Actieve bewoners daarentegen hebben juist behoefte aan vastere afspraken met de gemeente, aan duidelijkheid, bijvoorbeeld over ondersteuning en over buurtbegrotingen.’

Er zijn meer ongemakken waar bewoners tegenaan lopen, leerde Dubbelboer tijdens zijn inventarisatie: ‘Overheden hebben vaak een januskop. De ene ambtenaar of afdeling is enthousiast en bereidwillig, terwijl een andere argwanend en afwijzend is. Bijvoorbeeld wanneer bewoners een leegstaand pand willen hergebruiken Bestuurders en ambtenaren kunnen daar enthousiast over zijn, maar de afdeling vastgoed wil er dan niet aan omdat dat gebouw voor een bepaalde waarde in de boeken staat.’

Waar bewoners enorm mee geholpen zouden zijn, weet Dubbelboer, zijn ‘open data’: ‘Nu is heel veel informatie helemaal niet voor iedereen toegankelijk. Bijvoorbeeld over plannen die een buurt gaan veranderen. Of hoeveel er nu wordt besteed aan openbaar groen, of naar het buurthuis gaat. Als een ambtenaar je die cijfers niet wil geven krijg je ze niet. Daarom zijn buurtmonitoring en aansluitend buurtbegrotingen zulke belangrijke fenomenen, cruciaal voor een initiatiefnemer om gelijkwaardig aan de overheid te kunnen opereren. Het is een beweging die je heel snel ziet groeien.’

‘Wat je vaak hoort is dat buurtbewoners schrikken van hoeveel geld er door de buurt heengaat. En hoe weinig daarvan bij de mensen in die buurt terechtkomt. Als je weet hoeveel geld er wordt besteed aan het ophalen van het vuilnis of voor het aanleggen van een trapveldje, dan is de stap niet zo groot om te zeggen: jongens, wij willen dat zelf doen, en ook nog voor de helft van het geld. Daar kunnen dan een paar werklozen voor aan het werk, er kan een sociaal ondernemersplan bij. Dat zie je gebeuren.’

‘Dat is de reden waarom ik mijn hele hebben en houwen hierachter zet. Er moeten echt buurtrechten komen, je moet het vastleggen. Anders verandert het niet en blijft het aan de goedertierenheid van een willekeurige ambtenaar of politicus liggen. De overheid, het ministerie van Binnenlandse Zaken is lang zo ver nog niet.’

Hij geeft een voorbeeld van waar bewoners zonder rechten op kunnen stuiten. ‘In Emmen, Nieuw Dordrecht, wordt het bestuur van de dorpscoöperatie gekozen door de dorpelingen. Er was een leeg groenekruisgebouwtje en toen zei de coöperatie: dat gaan we afbreken en er tien woningen neerzetten. Ho, zei de gemeente toen, dat kan niet. Want vanuit de Omgevingswet moet er overleg zijn met regionale partners - omliggende gemeenten en de provincie - over woningbouwprogramma’s. Wie bouwt wat waar? Aan de ene kant wel logisch, want als ze een hoge torenflat willen neerzetten heeft dat gevolgen voor het landschap. Maar toch vind ik dat belachelijk. Ze moeten die tien huizen gewoon mogen bouwen als daarover vooraf goed overleg met het dorp is gevoerd, en trouwens ook een hoge torenflat. Ik denk dat als iedereen een torenflat gaat bouwen, er niemand meer gaat wonen, dus dat zal niet gebeuren. Maar laat die dorpen en coöperatie dat zelf onderling uitmaken. En laat niet de gemeente meteen zeggen: dat kan niet.’

Aan de andere kant zie je vaak dat burgers die iets ondernemen al snel bij de gemeente aankloppen voor steun. Waarom toch?

‘Nu ja, je hebt toch snel wat geld nodig, voor coördinatie bijvoorbeeld of voor specialistische adviezen. In Amsterdam-zuid is een project, dat heet de Buurtkamer. Kleinschalige opvang van psychiatrische patiënten die niet in de reguliere psychiatrie zitten. Gewoon gestart door een buurtbewoner die het zielig vond voor die mensen dat ze rondhanden op straat. Met veel passie heeft hij vrijwilligersnetwerken opgezet, hij doet het zelf ook allemaal als vrijwilliger. Maar hij is 75 geworden en vindt het nu genoeg geweest. Die vrijwilligers zeggen tegen het stadsdeel: we willen dit wel blijven doen maar we hebben wel een professional nodig die dezelfde structuur kan bieden als de oprichter. Het stadsdeel zegt: dat kunnen we niet doen. Ik heb geadviseerd toch te kijken of dat mogelijk is, in het kader van een aanbesteding of zo.’

Maar waarom willen bewoners ondanks dat ze die gemeente haten vanwege regels en bureaucratie, dan toch weer steun van die gemeente? Als je toch gewoon ontmoetingen organiseert of afspreekt dat je elkaars steunkousen aan- en uittrekt, is dat toch helemaal niet nodig?

‘Nee, dan niet nee. Maar als er altijd een buurthuis is geweest en de gemeente gaat dat sluiten, en jij zegt: ik wil dat nog welopen houden. Dan heb je nog wel die overheid nodig en ook wat geld daarvoor om door te starten en tijd om een betaalbaar verdienmodel te ontwikkelen. Het is afhankelijk van het domein, van wie het initiatief neemt, enzovoort.’

Is er eigenlijk iets nieuws onder de zon met die burgerinitiatieven?

‘Vind ik wel. Er zijn twee fundamentele dingen aan de gang, de manifestatie daarvan wordt steeds duidelijker. Ten eerste is er de voortschrijdende democratisering, de behoefte aan meer zeggenschap, mondigheid om dat op te eisen en de kunde dat te kunnen, door het hogere opleidingsniveau. Het politieke systeem matcht niet meer met die toegenomen mondigheid. Als we nu een democratisch systeem zouden moeten ontwerpen, zouden we dan werkelijk met een systeem komen waarbij je één keer per vier jaar achter een naam een bolletje rood mag kleuren? Ik denk dat we dat niet zouden bedenken. De andere ontwikkeling die dit in een stroomversnelling brengt is een terugtrekkende overheid. En mensen zien: er zijn een aantal dingen die wij beter kunnen. Die twee ontwikkelingen grijpen heel sterk op elkaar in. En zorgen nu voor een boost van dit soort initiatieven. En dan krijg je de hyperigheid eromheen met alle aandacht. Niet in de media trouwens, maar wel in de sociale netwerken. Pakhuis de Zwijger heeft een mailbestand van meer dan 30.000 adressen van mensen die allemaal bezig zijn met dit soort initiatieven. Dat is dan in de stad Amsterdam, maar op het platteland zijn er ook steeds meer van dit soort initiatieven in tal van dorpen.’

‘Het is een heel boeiende ontwikkeling en het stelt de overheid en bestuurders voor de vraag: wat geven we uit handen? Het botst ook met de ideologieën van mensen. Je zou van de SP verwachten dat ze er enorm voor zijn, en dat zijn ze op zich ook wel, maar ze zijn ook heel centralistisch in hun gedachtegang. En heel veel PvdA’ers zien alleen maar hoger opgeleiden die niet representatief zijn voor de buurt en zijn bang voor ongelijkheid. Die angst zul je toch moeten loslaten. Nu wordt er ook ongelijkheid gecreëerd en dat kun je ook niet oplossen.’

De weerstand van bestuurders en ambtenaren om zeggenschap over te dragen aan burgers komt ook doordat ze zich afvragen: hoe representatief is die groep burgers nou eigenlijk?
‘Zodra je je dat afvraagt, zit je eigenlijk al fout. De vraag moet zijn: wat levert het op voor de buurt? Is het een verbetering?’

Maar wie bepaalt of het een verbetering is voor de buurt?
‘De buurt zelf.’

Maar dan moet je toch weten of degene die iets voorstelt draagvlak heeft?
‘Ja, maar dat heeft ook enige tijd nodig. Een initiatiefnemer vertegenwoordigt bij de start van het initiatief vaak niemand. Hij heeft een initiatief om de buurt te verbeteren.. Een gemeente zou beter kunnen zeggen: wij vinden het ook een goed idee, maar kijk wel even in de buurt of er draagvlak voor is. Dat kunnen we ook samen doen.’

‘Wat maakt het nou uit dat een initiatief alleen van hoger opgeleiden is? Als dat werklozen aan het werk helpt is dat toch prima? Of als het eenzame mensen helpt? En dan hoor je vaak: Ja, maar het is publiek geld! Ja, dan moeten betrokkenen daarover dus verantwoording afleggen. Ik haat dat soort beren op de weg. Je hoort ook wel: wat als het misgaat? Bijvoorbeeld als iemand komt te overlijden in een zorginitiatief waar een vrijwilliger bij betrokken is die het niet goed heeft gedaan. Dan wordt er moord en brand geschreeuwd, de media springen er bovenop, een wethouder wordt ter verantwoording geroepen...’

Ja, wat dan?
‘Natuurlijk moet de wethouder daar verantwoording over afleggen. Maar volgens mij heeft hij een fantastisch verhaal. Want hij kan zeggen dat er op deze manier duizend mensen worden geholpen, dat dat naar grote tevredenheid van iedereen gaat, maar helaas leven we niet in een risicoloze samenleving, dus af en toe zal er ook iets misgaan. Dat vind ik politicus zijn. Natuurlijk moeten de initiatiefnemers ook verantwoording afleggen, maar daar maken ze samen met hun buurtgenoten afspraken over. Wil ik dat helemaal vastleggen? Nee.’

Heb je behalve ambtenaren en politici dan niet ook burgers nodig die niet onmiddellijk naar de overheid wijzen als het fout gaat?
‘Zeker.’

Dus burgers moeten leren de overheid los te laten.
‘Ik vind eerlijk gezegd dat burgers niks hoeven te leren. Ik ben een directe democraat en geloof erg in referenda en meer zeggenschap. Ik zeg er ook altijd bij dat als ik hooligans zie, ik wel eens begin te twijfelen. Maar zo kan je alles kapot redeneren, dat brengt ons niet verder. Ik geloof in de redelijkheid van de mensen, dat ze verantwoordelijkheid nemen als je ze die geeft. Natuurlijk gaat het wel eens een keer gierend mis. Maar dat is geen reden het niet te doen.’

‘Morgen ga ik met bewoners praten die hun straat zelf gaan inrichten. Daar gruwen sommige ambtenaren van. Dat kan natuurlijk niet! We hebben hier toch het Handboek Openbare Ruimte. Het centrum van de stad moet er wel volgens een bepaalde kwaliteit uitzien. Ik zeg dan: waarom gaat de gemeente er al op voorhand vanuit dat wat die mensen willen niet past in het Handboek Openbare Ruimte? Waarom zijn ze op het stadhuis bang dat het bloembakjestruttigheid zal worden? En dan nog, hoe erg is dat dan? Het is toch de straat waarin die mensen zelf wonen!’

Een argument daartegen is: die bewoners wonen daar tijdelijk. Iemand die in een huis uit 1900 woont is al de achtste bewoner.
‘Maar dan verander je die straat toch weer naar de smaak van de nieuwe bewoners? Natuurlijk gebeuren er dingen die niet iedereen mooi vindt. Maar dat heb je ook als de overheid het doet. Het gaat om de inrichting van het proces.’

‘Wat ik wel lastig vind: als er twee bewonersgroepen zijn die met elkaar concurreren om die straat in te richten. Ik heb het nog niet meegemaakt. Maar dan moet je een keuze maken, de overheid moet dat doen. Maar laten we eerst maar eens kijken of dat echt gebeurt.’

Zijn we met deze beweging de lokale democratie opnieuw aan het uitvinden?
‘Ik zou dat heel leuk vinden. Maar heel veel initiatiefnemers denken natuurlijk helemaal niet op dat niveau. Die denken niet eens na over de onderliggende vraag: “van wie is de stad nu eigenlijk?” Die willen gewoon hun ding doen. En niet lastig gevallen worden.’

Is doe-democratie een goed woord?
‘Nee, verschrikkelijk. Die twee begrippen zijn niet matchen, het is een lelijke mix. Als mensen iets doen is dat de praktijk. Democratie is een set van spelregels, grondwettelijk verankerd, die gaan over zeggenschap. Doen suggereert alleen maar dingen doen zonder de spanning die het oproept over zeggenschap.’

‘Ik zou het directe democratie noemen. Dat is de kern. Participatiedemocratie zou ook kunnen. Het gaat over nieuwe spelregels. De kabinetsnota over de doe-democratie signaleert een spanning tussen de doe-democratie en de representatieve democratie. Dat is voor het eerst, dat de overheid dat zegt. Die representatieve democratie mocht nooit uitgehold worden. Die bleef de maat der dingen. Dat verandert nu.’

Het zullen toch uitzonderingen blijven? Je kunt je toch als burger niet met 20 buurtinitiatieven bezig houden?
‘Jawel, want er zijn veel meer burgers dan bestuurders. De overheid zal niet verdwijnen en er zullen altijd politieke partijen blijven om belangentegenstellingen op te lossen. Maar in plaats van dat zoals nu de publieke zaak voor 98 procent overheid is, gaat dat naar 80 of 70 procent.’

Jelle van der Meer is freelance journalist, Marcel Ham is hoofdredacteur van www.socialevraagstukken.nl.

Foto: Jitske Schols

 

Dit artikel is 4193 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Een monster in dit verband lijken de wijkteams te zijn, dat gaat over complete onderdrukking van burgers. Al die instanties komen achter de voordeur en zij zien participerende burgers als een bedreiging als die kritiek op de instanties hebben. Er zijn in Amsterdam nu meerdere verhalen dat als mensen een probleem hebben met de woningbouwvereniging zij dan de wijkagent op zich af krijgen die hen in de gaten houdt evenals Vangnet en advies van de GGD dat doet.

    Bij mij in de wijk lunchen de wijkagent en de wijkconcierge van Stadgenoot met elkaar midden in de wijk bij de bakker achter een groot raam. Tegen burgers die hun aanspreken op een probleem waar zij geen zin in hebben, zegt de wijkconcierge dan grappend dat ze de politie gaat bellen als ze niet weg gaan. En een lol dat ze hebben, maar ondertussen is dat natuurlijk zeer intimiderend naar burgers toe. Ze kunnen alles maken.

    Tot overmaat van ramp doet de DMO mee in Amsterdam, dus die communiceert ook weer met wijkteams als er klachten over dit soort dingen bij hen binnen komen. Die worden ook woest van klachten of als burgers instanties wijzen op fouten of niet alle bemoeienissen pikken. Er zijn ook al roddelmails vanuit de DMO bekend naar politie en andere instanties over die klagers. Pas stond ook al in het Parool dat twee juffen zoveel last hadden gekregen met de DMO toen ze zich beklaagden over fouten van jeugdzorg.

    De bedoeling is dat burgers elkaar kunnen helpen, vrijer zijn en gelijkwaardiger met instanties. Zo is het verkocht. In de praktijk is het echter tirannie tot in je eigen huis en privé-omgeving en puur machtsmisbruik. Met hartelijke dank aan de PvdA die het zover heeft laten komen en Erik Gerritsen de voormalige omstreden gemeentesecretaris, nu baas van de jeugdzorg en voorvechter van de totalitaire wijkteams.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.