RECENSIE Jurriaan Omlo: De andere politiek van Willem Schinkel

Fundamentele ideologische strijd – dat is wat Nederland mist. De verschillen tussen politieke partijen zijn tot het nulpunt gedaald. In het boek ‘De nieuwe democratie. Naar andere vormen van politiek’ stelt de socioloog Willem Schinkel vast dat er slechts één overgebleven ideologie is; het mondiaal neoliberaal kapitalisme.

In een vlammend betoog signaleert Willem Schinkel dat we door een gebrek aan jeugdigheid van geest en een tekort aan energie nauwelijks in staat zijn om werkelijke alternatieven te schetsen ten opzichte van het dominante neoliberalisme. Zijn verwijt richt zich in het bijzonder tot politieke partijen, omdat zij inhoudelijk zijn samengesmolten. Onderlinge verschillen zijn nagenoeg verdwenen, doordat iedereen zich voortdurend lijkt te conformeren aan het neoliberalisme en de als vanzelfsprekend ervaren noodzaak om te bezuinigen. De dominante gedachte is dat we moeten blijven groeien om te voorkomen dat de samenleving uiteenvalt. Tot afgrijzen van Schinkel zijn fundamentele ideologische verschillen – met als inzet grotere kwesties als solidariteit en rechtvaardigheid - geen onderwerp meer van politieke strijd. In plaats daarvan voeren politici debatten over details: de verdeling van procentpunten in koopkracht, de exacte aantallen migranten die we graag uitzetten of buiten de deur houden en het aantal maanden dat we later met pensioen gaan.

Geen verschillen tussen partijen

Typerend is dat de alternatieve begrotingen van oppositiepartijen tijdens Prinsjesdag 2011 helemaal geen alternatieven bleken te zijn. Vrijwel alle partijen stelden hetzelfde bezuinigingsbedrag voor als het kabinet (achttien miljard euro). ‘De noodzaak om te bezuinigen’ zit kennelijk zo diep dat geen enkele partij op het idee komt om het advies van vooraanstaande economen te volgen dat te veel bezuinigen in deze tijd slecht is voor de economie is.

De afbouw van de verzorgingsstaat baart Schinkel zorgen. Van links tot rechts heerst de opvatting dat die topzwaar is geworden. Volgens de socioloog is er nauwelijks oog meer voor de meerwaarde van de verzorgingsstaat. Niet voor niets hebben we internationaal gezien vooralsnog een extreem lage armoede, werkdruk en criminaliteit. Het idee dat de betaalbaarheid van dit stelsel in het geding zou zijn, is slechts een kwestie van prioriteiten stellen.

Ook debatten over migratie en integratie zijn weinig pluriform. Zelfs Wilders is volgens Schinkel niet afwijkend. Op misplaatste wijze klinkt afkeuring bij zijn politieke ‘tegenstanders’, maar ondertussen onderschrijven zij een groot deel van het inhoudelijke verhaal van die zogenaamde ‘onbeschofte’ en ‘extreme’ Wilders. Zo verwijten CDA’ers Wilders dat hij hele bevolkingsgroepen wegzet, maar ondertussen stelt de ene CDA-minister illegaliteit strafbaar en dreigt de andere CDA-minister met deportatie van niet-ingeburgerde immigranten.

Politiek is volgens Schinkel gelijk komen te staan aan bestuur, en beperkt zich tot het managen van problemen, zoekt voortdurend consensus en vermijdt inhoudelijk conflict. Terecht wijst Schinkel erop dat het markeren van ideologische tegenstellingen een wezenlijk onderdeel vormt van politiek bedrijven. Een goed functionerende democratische politiek veronderstelt immers een erkenning en legitimering van bestaande belangen- en waardenconflicten tussen groepen.

Maar Schinkel heeft hier wel een eenzijdige opvatting van politiek. Politiek is wel degelijk ook bedoeld om tot collectieve besluiten te komen. Samenwerking, bemiddeling en het zoeken naar compromissen is daarbij onvermijdelijk. En dat is ook niet iets waar we tegen moeten zijn. In navolging van Paul Frissen stel ik dat compromissen niet laf zijn, maar van een grote schoonheid getuigen. Dankzij het compromis kunnen partijen samenwerken, maar tegelijkertijd van mening blijven verschillen. Helaas besteedt Schinkel hier geen aandacht aan.

Het alternatief van Schinkel

In tegenstelling tot zijn eerdere publicaties - De gedroomde samenleving en Denken in een tijd van sociale hypochondrie – beperkt Schinkel zich in dit boek niet tot het spuien van kritiek. Moedig draagt hij oplossingsrichtingen aan die een alternatief moeten bieden tegen dominante politieke opvattingen. Terwijl de samenleving geen puf meer lijkt hebben om nog iets nieuws te bedenken, beschikt de jonge socioloog dus gelukkig nog wel over voldoende jeugdigheid van geest.

Tegenover de ‘eigen verantwoordelijkheid’ en de neoliberale economie, pleit Schinkel bijvoorbeeld voor solidariteit en rechtvaardigheid. Zo verdedigt hij een basisloon, dat het fundament zou moeten vormen voor een nieuwe collectieve solidariteit. Het kan een armoedeval voorkomen, zonder dat werk zijn aantrekkingskracht verliest. Dat is niet het geval bij de huidige participatiedwang. Met zijn idee voor een basisloon werpt Schinkel de vraag op of iedereen überhaupt zou moeten werken. ‘Zelden wordt de vraag gesteld of de economie zoals die bestaat en waarin een mens geboren wordt werkelijk geschikt is voor iedereen. De vraag is vervolgens of een bestaand systeem, waar niemand ooit voor gekozen geeft, niet een verantwoordelijkheid heeft voor hen die er moeilijk in meekomen.’

Een buitengewoon interessante en originele gedachte van Schinkel is om een nieuwe Raad van State te ontwerpen. Het instituut zou onder aanvoering van vertegenwoordigers uit kunst, wetenschap en religie de taak moeten krijgen om de dominante invloed van markt en massamedia op de politieke agenda te doorbreken door als een tegenmacht te opereren. Hiertoe dient de nieuwe raad de mogelijkheid te krijgen om discussiepunten op de agenda van de Tweede Kamer te zetten en te adviseren over de bestaande agenda. Het voordeel hiervan is dat de politiek zich moet verhouden tot kwesties die nu eens niet via media of markt op de politieke agenda zijn terechtgekomen.

Soms ongenuanceerd

Soms generaliseert het boek iets teveel, waardoor het een ongenuanceerd karakter krijgt. Met name zijn standpunt dat er geen fundamenteel verschil is in het politieke debat is te kort door de bocht. Het politieke landschap is pluriformer dan Schinkel het doet voorkomen. Neem zijn verwijt aan de SP. In een interview in de Volkskrant op 2 juni stelt Schinkel dat die partij geen ideologie heeft en geen alternatieven presenteert. Hij baseert zich hierbij op een tv-debat tussen Roemer en Pechthold. De SP-leider zou dezelfde economie nastreven als D66, namelijk een economie die snel weer op gang komt. Schinkel zegt het normaler te vinden als de leider van de Socialistische Partij een heel ander soort economie zou nastreven, namelijk een socialistische.

Te gemakkelijk gaat Schinkel er hier aan voorbij dat de SP zich wel degelijk uitspreekt tegen marktwerking in onderwijs, zorg en volkshuisvesting. Mogelijk vloeit deze tekortkoming voort uit het sterke theoretische karakter van het boek. Empirie krijgt nauwelijks een plek waardoor ferme stellingen onvoldoende worden onderbouwd. Hier en daar verwijst hij weliswaar naar politieke uitspraken, maar een systematische analyse van politieke standpunten was hier op zijn plaats geweest.

Dit neemt niet weg dat het boek bovenal een intelligente kritiek vormt op politiek en samenleving. Door datgene wat iedereen voor vanzelfsprekend aanneemt juist te bevragen opent hij deuren om alternatieve wegen te bewandelen. Het boek inspireert door Nederland te herinneren aan het belang van ideologisch conflict en fundamentele strijd over toekomstvisies en rechtvaardigheidsidealen. Het is te hopen dat het energie losmaakt die burgers en politici aanzet om vol passie te debatteren over nut en noodzaak van economische groei versus nieuwe vormen van solidariteit.

De nieuwe democratie. Naar andere vormen van politiek door Willem Schinkel is uitgegeven in 2012 bij De Bezige Bij. ISBN: 9789023471820.