SOCIALE PRAKTIJK Leren in netwerken: de praktijk van leerwerkplaatsen

In de Wmo-werkplaats Utrecht bekijkt men in zogenaamde leerwerkplaatsen hoe formele en informele zorg het beste op elkaar afgestemd kunnen worden. Onderzoeken, leren, innoveren en ondernemen vormen de bouwstenen van deze communities of practise and learning.

Het project ‘Samenspel formele en informele zorg rond mensen met dementie, NAH en LVB’ maakt onderdeel uit van de Wmo-werkplaats Utrecht. Het project richt zich op het verzamelen en ontwikkelen van professionele kennis om de professionele ondersteuning van informele zorg effectief te laten zijn en te weten aan welke voorwaarden voldaan moet worden.[1]Hiervoor zijn drie leerwerkplaatsen ingericht waarin men experimenteert met werkwijzen van mantelzorgondersteuning, netwerkondersteuning en vrijwillige inzet, studiedagen organiseert en onderzoek verricht. Uitvoerende professionals, ervaringsdeskundige mantelzorgers en vrijwilligers, (transitie)managers, beleidsmakers van de gemeenten, docentonderzoekers en studenten werken in het project nauw samen.

Leerwerkplaatsen pyramideDe werkwijze van onze leerwerkplaatsen kan vanuit verschillende perspectieven bekeken worden: 1. Het organiseren van situaties waar onderzoeksdata uitgelicht worden die na een grondige reflectie gebruikt kunnen worden voor producten (ondernemen); 2. Het uitvoeren van actieonderzoek (onderzoek); 3. Het genereren van materiaal dat te gebruiken is voor hbo-onderwijs Social Work. De verschillende perspectieven vullen elkaar aan, overlappen elkaar, maar vragen steeds om een andere ‘bril’ en andere vaardigheden van de uitvoerder.

Ondernemen, mensen bij elkaar brengen

In de uitlijning en sturing van het project is intern ondernemerschap een belangrijke bouwsteen. Bij intern ondernemerschap worden drie gedragskenmerken onderscheiden: ondernemendheid, proactiviteit en innovativiteit.[2] Wij zien ondernemerschap als een mogelijkheid voor professionals en docentonderzoekers om probleemeigenaar te zijn, om binnen de context van organisaties initiatieven te nemen, obstakels te overwinnen en nieuwe ideeën vorm te geven.

Hiervoor hebben we allereerst het veld van zorg en welzijnorganisaties, belangenverenigingen, maar ook innovatieve projecten in de provincie Utrecht in kaart gebracht. De insteek was steeds om een doorsnede te krijgen van het werkgebied en werkwijzen van sociale professionals rond mensen met dementie, NAH (Niet aangeboren hersenletsel) en LVB (licht verstandelijke beperking). Vervolgens werden gesprekken gevoerd met managers, gemeenteambtenaren en/of met sociale professionals, samen met de projectleider en een docentonderzoeker. Deze gesprekken hadden twee doelen: inventariseren van de aanwezige kennis en vraagstukken rondom informele zorg én inventariseren van de beschikbare experimenteerruimte. Mede uit deze gesprekken zijn de vraagstellingen voor het onderzoeksproject geselecteerd. Hierdoor sloot het project niet alleen aan bij de praktijk, maar bleven de praktijkwerkers eigenaar van de ‘kwesties’. Tevens zorgde het ervoor dat zij een bijzondere betrokkenheid bij het project kregen.

Een ander issue was de vraag of er binnen de organisatie ruimte gemaakt zou kunnen worden om te gaan experimenteren en innoveren, niet alleen binnen de huidige organisatorische kaders maar ook daarbuiten. Was men bereid professionals de mogelijkheid te geven om met nieuwe aanpakken in een leerwerkplaats met professionals uit andere organisaties te experimenteren? Zo werd in het veld aanwezige kennis verzameld, werden onderzoeksvragen geformuleerd naar aanleiding van praktische vraagstukken en werd de basis gelegd voor samenwerking in het project. Inmiddels is een groot aantal organisaties en professionals bij het project betrokken. Ook hebben mantelzorgers en vrijwilligers zich aangesloten bij de werkplaatsen. Zij zijn actief aan het experimenteren met inhoudelijke vernieuwing, nieuwe contacten (netwerken), reflectie op (zichzelf als) de nieuwe professional en adviserende dialogische gesprekken met de gemeenten. Samen optrekken blijkt uiterst motiverend om ervoor te zorgen dat mensen (kwetsbare mensen en informele zorgers) niet in de kou komen te staan in tijden van transitie.

Leren in netwerken: de praktijk van leerwerkplaatsen - kader 1

 

Onderzoeken: al werkend op zoek naar vernieuwing

Het doel van actieonderzoek is volgens van Lieshout ‘het gelijktijdig veranderen/verbeteren van een situatie door middel van interventies en het ontwikkelen van (uiteindelijk generieke) kennis op onderzoekende wijze’.[3] In de leerwerkplaatsen zijn onderzoekers in nauwe samenwerking met de praktijk voordurend op zoek naar situaties waarin men met ontevredenheid of problemen geconfronteerd wordt. Deze situaties worden uitgelicht, uitgebreid beschreven en uitgewerkt in tools. Groepen professionals gaan met deze tools experimenteren. Hun ervaringen worden op effectiviteit bekeken. Het onderzoek is deels procesvolgend. Er worden diepte-interviews gehouden met mantelzorgers, naasten en vrijwilligers en met de facilitatoren van de leerwerkplaatsen. Tegelijkertijd lopen er enkele, meer kwantitatieve, deelonderzoeken. Zo wordt er een beginmeting en eindmeting genomen van de casussen die door professionals zijn ingebracht waardoor helder wordt of de cliënten en informele zorgers gebruik kunnen maken van de nieuw verworven kennis van de professionals.

Leren in netwerken: de praktijk van leerwerkplaatsen - kader 2

Leerwerkplaatsen ook bruikbaar in onderwijs

Ook het hbo-onderwijs is volop bezig het onderwijs aan te passen aan de consequenties van de transities. De docenten Social Work in de leerwerkplaatsen nemen de ontwikkelde kennis mee naar het onderwijs. Studenten die deelnemen aan het project krijgen deze rechtstreeks mee. Daarnaast wordt de systematiek van de leerwerkplaatsen meer en meer toegepast in het onderwijs. Docenten en studenten die zich samen buigen over de professionaliteit die nodig is in het veranderende sociale domein, leren van en met de innovatieve praktijk en verwerven zo inhoudelijke competenties.

Ondernemen, onderzoeken, leren en innoveren gaan in de werkwijze van leerwerkplaatsen hand in hand. De leerwerkplaats kan opgevat worden als onderneming, zowel wat betreft de voorbereiding als de uitvoering. We spreken van onderzoekend ondernemen en van ondernemend onderzoeken. Nieuwe aanpakken worden ontworpen en uitgetest op basis van middels onderzoek verzamelde data. Leerwerkplaatsen helpen zowel de dagelijkse praktijk als het onderwijs innoveren.

Ellen Witteveen is docent, senioronderzoeker en projectleider bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht.

Noten:

1. Witteveen, E. (2013). Onderzoeksopzet project Samenspel Formele en Informele Zorg rond mensen met Dementie, LVB en NAH. Intern document Wmo-werkplaats Utrecht.

2. Overvoorde, P. (2013). Ondernemen in welzijn. Delft: Eburon.

3. Lieshout van, F. en M. Snoeren (2014). Actieonderzoek in onderwijs, zorg en welzijn anno 2013, een verkenning, visie en vooruitblik. Den Haag: Boom/ Kwalon 2014 (19)1.