De cruciale vraag voor elke school moet zijn hoe ze ervoor kan zorgen dat haar leerlingen zo goed mogelijk worden opgeleid. Geen gemakkelijke opgave, want er komt veel af op scholen, zeker in de grote steden. Omdat de samenleving voortdurend verandert, moeten de scholen hun curricula en lesmethoden telkenmale aanpassen. Gegeven die dynamische context lijkt het me niet verstandig dat de overheid gaat bezuinigen op het onderwijs.
Scholen die slecht onderwijs bieden, moeten dicht
Maar het omgekeerde wil ik evenmin bepleiten: er hoeft wat mij betreft ook niet meer geld naar de sector. Integendeel, verbetering van het huidige onderwijs is veeleer gebaat bij een cultuuromslag en die bewerkstellig je door goede voorbeelden te tonen en navolging ervan te bevorderen. Dus door te laten zien waarom sommige scholen goed zijn en kwaliteit leveren en, heel belangrijk, hoe andere instellingen dat ook voor elkaar zouden kunnen krijgen.
Voor het bewaken van de kwaliteit zou de overheid, als toezichthouder, soms wellicht kunnen besluiten om scholen die structureel beroerd onderwijs bieden, te sluiten. In het beleid dient niet het voortbestaan van scholen centraal staan, maar de kwaliteit van de scholing. Oftewel de daarvoor aangewezen instellingen moeten kinderen vaardigheden aanleren en opvoeden tot mensen die zin hebben in het leven.
Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld op de particulier gefinancierde IMC weekendschool. Daar krijgen gemotiveerde jongeren van 10 tot 14 jaar, met een sociaal-economische achterstand, les in lezen, rekenen en schrijven maar ook vooral in maatschappijleer. De weekendschool verschilt zowel organisatorisch als inhoudelijk van het reguliere onderwijs. Voor de klas staan geen leerkrachten die opgeleid zijn aan lerarenopleidingen, maar professionals, kunstenaars en wetenschappers die plezier hebben in hun werk en dat plezier willen overdragen aan gemotiveerde jongeren. Artsen, brandweermannen, journalisten en rechters die enthousiast vertellen over hun vak en over de samenleving waarin ze hun werk doen.
Verbetering van onderwijs begint bij lerarenopleiding
Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van het reguliere onderwijs omhoog gaat, dient de overheid er voornamelijk streng op toe te zien dat kinderen op de basisschool echt leren rekenen, lezen en schrijven. En dat begint bij de lerarenopleiding. De toelatingseis tot die opleiding kan hoger. In de afgelopen jaren is verschillende malen aangetoond dat er meesters en juffrouwen op de basisschool zijn, die nauwelijks kunnen spellen en rekenen. Nog te vaak vertrouwen we aan leraren toe dat zij jonge kinderen vaardigheden leren die ze zelf onvoldoende onder de knie hebben. Als psychotherapeut heb ik een lang traject moeten doorlopen alvorens ik überhaupt tot de beroepsgroep werd toegelaten. Ik kan me zo voorstellen dat een dergelijke ‘regeling ook voor kandidaat-leraren gaat gelden waarbij kennis, kunde en motivatie bepalend zijn voor de uiteindelijke toelating tot het vak.
Hier ligt zoals gezegd een taak voor de overheid; niet door het uitvaardigen van weer nieuwe regels maar simpel door goed toezicht uit te oefenen. Als financier van de lerarenopleidingen mag je eisen dat er goede (les-)methoden worden gehanteerd en mag je toetsen of de kandidaten ook aan de gestelde vereisten voldoen. En dat gebeurt nu te weinig. Op de weekendschool merk ik telkens weer op dat op zich intelligente kinderen niet in staat blijken tot begrijpend lezen en foutloos schrijven. Ze leren het niet op school en als ze dan thuis ook niet goed worden opgevangen, dan lopen ze achterstanden op die nauwelijks meer zijn in te halen. De kwaliteit van het onderwijs in wat toch basale vaardigheden zijn, moet omhoog.
Ook valt er veel winst te boeken wanneer scholen zich beter oriënteren op de omringende samenleving. Jongeren wier ouders weinig maatschappijkennis hebben, scoren niet alleen laag op toetsen maar worden ook vaak verkeerd opgevangen. Daardoor krijgen ze het gevoel dat ze weggestopt worden in het Vmbo-onderwijs. En daar lopen ze relatief vaak vast met voortijdig schooluitval als gevolg. Daaraan valt het nodige te doen. Op de weekendscholen willen we die negatieve spiraal doorbreken door jongeren te leren dat veel mogelijk is. Daarvoor heb je bepaalde vaardigheden nodig, maar ook moet je de samenleving en je talenten kennen.
Geef ondernemende schooldirecteuren de ruimte
Mijn pleidooi zou zijn dat de minister van Onderwijs er de komende periode voor zorgt dat ondernemende schooldirecteuren de ruimte krijgen om hun leerlingen zowel de basisvaardigheden bij te brengen als hen grondig voor te bereiden op hun latere deelname aan de samenleving. Daarvoor hoeft geen portemonnee open te worden getrokken en vooral geen nieuwe regels te worden opgelegd. Wat de overheid moet doen, is voorwaarden scheppen voor scholen om adequaat in te springen op de eisen van een dynamische samenleving.
De grootste ramp, als je in dit soort termen zou moeten spreken, is niet zozeer een mogelijk bezuiniging op het onderwijsbudget als wel dat ‘alles wordt doodgeregeld’. Vorig jaar publiceerde de Volkskrant een onderzoek naar wat er in het onderwijs zou moeten veranderen. Er kwamen toen heel veel reacties van leraren die klaagden over de enorme berg aan regels waarmee ze in hun dagelijkse praktijk worden geconfronteerd. Nog afgezien van de vraag of al die klachten terecht waren, tezamen vormen ze wel een veeg teken. Veel leraren voelen zich kennelijk gedwarsboomd in het uitoefenen van hun vak.
Mijn advies aan de partijen die zichzelf in het Catshuis hebben opgesloten om oplossingen te zoeken voor de actuele sociale vraagstukken, waartoe de kwaliteit van het onderwijs zeker behoort: bezondig u niet opnieuw aan regelgeving, maar zorg ervoor dat kinderen op de basisschool goed leren lezen, rekenen en schrijven en dat ze een ruime blik ontwikkelen op zichzelf en de samenleving. Wellicht mooi meegenomen: dat beleid hoeft niet per se meer geld te kosten.
Heleen Terwijn is onderzoeker en psychotherapeut. In 1998 richtte ze IMC Weekendschool op, die op negen plaatsen in Nederland aanvullend onderwijs aanbiedt aan gemotiveerde kinderen in achterstandposities.