Stop toch met die criminalisering van cannabisgebruik

Een cannabisbeleid gestoeld op het strafrecht doet de risico’s van cannabisgebruik toenemen, meent Tom Decorte.  Evenals Matthijs Pontier pleit hij voor regulering. Dat vermindert de criminaliteit, leidt tot kwaliteitsverbetering van de wiet en biedt meer ruimte voor hulpverlening.

In onze samenleving heeft de idee dat ‘drugs en zelfcontrole’ een contradictio in terminis bevat, tal van externe controlemechanismen opgeroepen. Een van de belangrijkste fundamenten van dat systeem is het feit dat enkele middelen - zo ook cannabis - het voorwerp uitmaken van een strafwet. Dit repressieve beleid heeft tal van onbedoelde maar negatieve gevolgen. Door de fundamentele paradox van repressie (hoe intenser en effectiever de repressie, hoe groter de winstgevendheid van illegale drugsproductie en -handel) kunnen overheden geen effectief beleid voeren. Het aanbod is niet te beïnvloeden en een repressieve aanpak leidt hooguit tot geografische verschuivingen en gedaanteveranderingen. Bovendien creëert de paradox vele onbedoelde gevolgen: een ‘criminele’ cannabismarkt, corruptie, aantasting van andere economische sectoren, en op het internationale vlak: gewelddadige conflicten, bedreiging van de democratische instellingen en ecologische schade.

Regulering biedt meer ‘tools’ voor controle

Tegelijkertijd bezitten overheden geen ‘tools’ om de samenstelling en de kwaliteit van illegale cannabis te controleren en de marketingstrategieën van cannabisproducenten te beïnvloeden. Bovendien heeft een repressief beleid weinig of geen aandacht voor de onderliggende voedingsbodem van problematisch druggebruik en van de illegale handel, namelijk persoonlijke problemen en trauma’s, en maatschappelijke problemen zoals armoede en sociale uitsluiting. De bijzonder grote overheidsuitgaven die met het opsluitingsbeleid en met de vruchteloze strategieën om het aanbod te doen slinken, gepaard gaan, verdringen meer kosteneffectieve en op wetenschappelijke evidentie gebaseerde investeringen in de reductie van de vraag en schadebeperking.

Regulering daarentegen kan weliswaar geen ‘oplossing’ bieden voor het cannabisgebruik in onze samenleving, maar biedt wel meer ‘tools’ voor de controle op productie en distributie, de wijze waarop cannabisproducten beschikbaar zijn, regels voor gebruikers, voor de traceerbaarheid van doelgroepen voor preventiewerkers en hulpverleners en voor het verminderen van de aantrekkingskracht van de illegale handel voor en de winstmarges van professionele criminelen. De wereldwijde ervaringen met het reguleren van tabak, alcohol en geneesmiddelen kunnen hierbij als een belangrijke leerschool dienen voor wat wel en niet werkt.

Nederlands gedoogbeleid leidt tot eenzelfde criminele markt

Het Nederlandse gedoogexperiment met coffeeshops toont aan dat het toestaan en reguleren van distributiepunten voor gebruikers mogelijk is zonder dat dit automatisch leidt tot een ‘narcostaat’, tot een samenleving die massaal aan cannabis hangt. Nederland kent niet meer problematische cannabisgebruikers dan buurland België. Bovendien heeft Nederland coffeeshops geopend om cannabis van de heroïnemarkt te scheiden en op dat vlak is het beleid erg succesvol. Nederland heeft minder harddruggebruikers, drugsdoden en hiv-geïnfecteerden dan de meeste Europese landen.

Aan de andere kant leert het Nederlandse experiment ons dat men - eens men beslist om te reguleren - het hele model wel in zijn consequenties moet doordenken. De vreemde spagaat tussen de ‘voordeur’ en de ‘achterdeur’ - gebruik en distributie gedogen en de productiezijde erg repressief aanpakken - is niet consistent. De facto heeft dat geleid tot precies dezelfde criminele markt die repressief ingestelde landen hebben. Nederwiet, belgowiet, dat is momenteel allemaal hetzelfde: geproduceerd door schimmige organisaties, met alle gevaren voor de volksgezondheid van dien. Bovendien was het beleid van Nederland er de laatste decennia onder meer op gericht om het aantal coffeeshops te reduceren. Gezien de stijgende vraag naar cannabis, betekent dat uiteraard dat de druk op de coffeeshops die overbleven, moest stijgen: meer klanten en dus nood aan grotere voorraden. Het gevolg: nauwere relaties met grootschalige producenten, meer overlast rond de coffeeshops en meer aanzuigeffecten op mensen die in de schaduw van de coffeeshops andere drugs willen slijten. En ook: hoe minder coffeeshops in de buurt, hoe talrijker het aantal onvergunde, illegale verkooppunten van cannabis.

Daar komt bij dat de oorspronkelijke idee dat coffeeshops langs de achterdeur wel door de idealistisch geïnspireerde hobbytelers bevoorraad zouden worden, de laatste decennia onhoudbaar is gebleken. Dat heeft onder meer te maken met de stijgende vraag naar cannabis, maar evenzeer met de repressieve aanpak van de cannabisteelt, waardoor de cannabisindustrie ‘crimineler’ werd. Nederland heeft decennialang nagelaten om het drugstoerisme vanuit België, Frankrijk, Duitsland in te dijken (tot invoering ingezetenencriterium in 2013). Ook dat heeft de druk op de coffeeshops vergroot, met dezelfde gevolgen als hierboven beschreven. Nederland betaalt dus niet de prijs voor zijn permissiviteit, zoals sommigen willen doen geloven, maar wel voor de inconsistenties van het reguleringsmodel.

Alternatieven voor strafrechtelijke repressie van de cannabismarkt

De belangrijkste argumenten tegen een debat over alternatieven voor de criminalisering van cannabis zijn gebaseerd op foutieve veronderstellingen, zoals de idee dat met regulering de prijzen zullen dalen en het gebruik - vooral onder jongeren - zal toenemen (dat hoeft niet, kijk maar naar alcohol, die is duur door hoge accijnzen). Ook beweert men - geheel ten onrechte - dat de internationale verdragen geen enkele ruimte bieden. In werkelijkheid zullen via koersveranderingen in het lokale en nationale beleid de uitgangspunten van de war on drugs ontkracht worden. Steeds meer landen testen de plooibaarheid van de internationale verdragen uit, omdat ze meer inzicht verwerven in het complexe karakter van het drugsfenomeen en de mogelijke strategieën om ermee om te gaan, en omdat ze het pad van de war on drugs willen verlaten. Juridisch valt goed te beargumenteren dat de internationale verdragen regulering toestaan, op voorwaarde dat het beleid van andere landen niet in de wielen wordt gereden.

Zo is er in Uruguay en in de Amerikaanse staten Colorado en Washington gekozen voor een regulering van de hele cannabismarkt (en alles wijst erop dat in 2014 en 2015 nog andere Amerikaanse staten voor de regulering van cannabis zullen kiezen). De gezaghebbende Global Commission on Drug Policy pleit sinds juni 2011 onafgebroken voor het beëindigen van de wereldwijde war on drugs. In Europa ten slotte hebben landen als Portugal, Zwitserland en Tsjechië reeds belangrijke hervormingen inzake decriminalisering doorgevoerd. Het internationale politieke getij oogt dus zeldzaam gunstig.

Tom Decorte is hoogleraar criminologie aan de faculteit Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Gent en directeur van het Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek (ISD). Eind 2013 presenteerde hij samen met hoogleraar economie Paul De Grauwe en hoogleraar toxicologie Jan Tytgat een academische visietekst over het Belgische cannabisbeleid.