Taalonderwijs is zijn geld meer dan waard

In Nederland bedraagt het aantal laaggeletterden maar liefst 12 procent. Vooral onder de groep van 45 jaar en ouder is het aandeel fors. Een van de manieren om laaggeletterdheid te bestrijden is het aanbieden van taallessen. Het huidige aanbod voor volwassenen is echter versnipperd.

In haar brief aan de Tweede Kamer over het actieprogramma Laaggeletterdheid van 6 maart 2015 omschreef de minister Bussemaker van Onderwijs laaggeletterdheid als ‘een maatschappelijk probleem waar vaak nog een taboe op rust’. Voorop staat dat taboeïsering sowieso niet de beste manier is om een sociaal vraagstuk aan te pakken. Sterker nog, gezien de omvang van het probleem -ongeveer 1,3 miljoen Nederlanders tussen de 16 en 65 jaar zijn laaggeletterd – is eerst en vooral daadkrachtig beleid vereist. Een hoogontwikkeld land als het onze waarvan de economie voor een heel groot deel rust op de kennis van informatie en communicatietechnologie, kan het zich namelijk niet veroorloven dat 12 procent van haar inwoners grote moeite hebben met lezen, schrijven en communiceren in het Nederlands.

Minder versnipperde aanpak van laaggeletterdheid vereist

Terwijl taal steeds belangrijker wordt om zelfstandig te kunnen participeren in de samenleving, is, ‘ondanks de inzet van velen’ de laaggeletterdheid in de afgelopen jaren niet afgenomen. Integendeel, bij sommige groepen is die zelfs toegenomen. Dat komt onder andere, doordat de aanpak van de laaggeletterdheid door de overheid versnipperd is. Het ministerie van OCW heeft de Stichting Lezen & Schrijven daarom de opdracht gegeven een pilotproject te ontwikkelen om laaggeletterde Nederlanders beter te herkennen en beter naar taaltrajecten toe te leiden.

Taaltrajecten die, zo hebben meerdere onderzoeken uitgewezen, niet alleen oplossing bieden voor laaggeletterdheid, maar ook kunnen bijdragen aan de verbetering van het welzijn, de arbeidsmarktpositie en de gezondheid van de deelnemers.

Het door de Stichting Lezen & Schrijven ontwikkelde pilotproject - ‘Taal voor het Leven’ - bestaat feitelijk uit een verzameling van taaltrajecten die, onder regie van de stichting, door lokale en regionale partijen worden gegeven. De afdeling Educational Research and Development (ERD) van de Maastricht University School of Business and Economics heeft de opbrengsten van de pilot onderzocht. De onderzoeksresultaten indiceren, dat deelname aan een taaltraject in het ‘Taal voor het Leven’ pilotproject een positieve invloed heeft op de taalvaardigheid van de deelnemers, maar ook hun sociale participatie, gezondheid en arbeidsmarktpositie ten goede komt.

De resultaten kort op een rij: 51 procent tot 71 procent van de deelnemers vindt zijn positie in de samenleving verbeterd. Daarnaast heeft circa 53 procent na het volgen van een der taaltrajecten een betere leesvaardigheid verkregen en kan 58 procent nu beter schrijven. Ten slotte ervaart 53 procent een betere psychische gezondheid, 39 procent een betere fysieke gezondheid en gemiddeld 27 procent van de deelnemers geeft aan dat zijn of haar positie op de arbeidsmarkt is versterkt.

Investeringen in taaltrajecten zijn hun geld meer dan waard

Uit eerder onderzoek (Kok & Scholte,2013) blijkt, dat taaltrajecten voor laaggeletterden een rendement van 700 miljoen euro opleveren. Daarnaast leveren de trajecten 556 miljoen euro aan besparingen op (PWC, 2013 (intern document)). Men kan dan ook met een gerust hart zeggen, dat investeren in taaltrajecten en educatie voor volwassenen hun geld meer dan waard zijn.

Op basis van de resultaten bij de taaltrajecten georganiseerd door lokale en regionale taalaanbieders in de 6 pilotregio’s heeft het kabinet inmiddels dan ook besloten ‘Taal voor het Leven’ in alle arbeidsmarktregio’s te implementeren. Om dat te kunnen verwezenlijken, wordt ‘Taal voor het Leven’ onderdeel van het landelijk actieprogramma ‘Tel mee met Taal’. Met dat overkoepelende programma willen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, het ministerie van Volksgezondheid en Sport en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gezamenlijk voorkomen dat mensen met een beperkte taalvaardigheid aan de kant komen te staan (Rijksoverheid, 2015).

Het idee is dat alle arbeidsmarktregio’s en gemeenten actief aan de slag gaan om een lokaal en regionaal taalbeleid op te zetten. Ook moeten ze zich gezamenlijk sterk maken om laagopgeleiden en laaggeletterden naar de arbeidsmarkt of het middelbaar beroepsonderwijs toe te leiden. Terecht verwacht de regering behalve economische ook sociale revenuen. Betere lees- en schrijfvaardigheid leiden immers tot grotere economische én sociale weerbaarheid van burgers en dragen daardoor bij aan de realisering van een samenleving waarin iedereen naar vermogen kán bijdragen.

Maurice de Greef is als extern onderzoeker verbonden aan Maastricht University en is tevens gastprofessor aan de Vrije Universiteit Brussel. Mien Segers is professor Corporate Learning aan de afdeling Educational Research and Development van Maastricht University.

1. PWC. (2013). Laaggeletterdheid in Nederland kent aanzienlijke maatschappelijke kosten. Amsterdam: PWC.

Foto: Rebecca Wilson (Flickr Creative Commons)