Tolerantie ontstaat niet als mensen maar dingen samen gaan doen

Als mensen van verschillende afkomst, ras, religie en cultuur nu maar dingen samen doen, ontstaat er vanzelf meer begrip en tolerantie. Die aanname is sinds de jaren ’90 breed verspreid, maar klopt ze ook? Nee, er bestaat geen gemakkelijke opstap naar tolerantie.

De assumptie dat etnisch gemengde verenigingen tolerantere burgers creëren, volgt de sociaal-kapitaal theorie van Robert Putnam (hier in interview). Volgens Putnams theorie van het sociaal kapitaal is betrokkenheid bij het verenigingsleven een belangrijke voedingsbodem voor een bloeiende democratie. Dat geldt vooral voor verenigingen waarin mensen van verschillende, vooral etnische achtergronden elkaar tegenkomen. Verenigingen waarin mensen met eenzelfde achtergrond elkaar tegenkomen, zouden veel minder goed werken.

Leidt diversiteit tot meer tolerantie of niet?

In zijn vaak geciteerde boek Bowling Alone schrijft Putnam dat gemengde verenigingen bijdragen aan tolerantie en groep overschrijdend vertrouwen - overbruggend sociaal kapitaal - en dat homogene verenigingen vooral de loyaliteit aan de eigen groep versterken, bindend sociaal kapitaal. De gedachtegang lijkt logisch, maar klopt ze ook?

Nota bene Putnam zelf lijkt er niet al te vast van overtuigd. In 2007 betoogde hij bij meerdere gelegenheden namelijk precies het omgekeerde: diversiteit zou het sociaal kapitaal van mensen juist níet vergroten, maar er eerder toe leiden dat ze in hun schulp kruipen. Hoewel het onderzoek naar deze ‘constrict’-stelling vooral was gericht op de diversiteit van de woonomgeving (en de stelling grotendeels verwierp, althans buiten de VS), is deze later ook getoetst in organisaties, scholen, bedrijven, en vriendschapsnetwerken.

Dus hoe zit het nu met die gemengde verenigingen? Creëren ze nu wel of geen tolerantere burgers, of leiden ze eerder tot het spiegelbeeld daarvan, teruggetrokken burgers, of, een derde mogelijkheid, doen ze helemaal niets? Bestaand onderzoek kan die vraag, vanwege zijn beperkingen, niet beantwoorden. Ten eerste doordat het de diversiteit van verenigingen slechts indirect meet - door naar de zienswijze van leden te vragen - of doordat het naar de diversiteit van een sector kijkt en niet naar die van individuele clubs. En ten tweede kon dat onderzoek, als er al verschillen werden gevonden tussen leden van gemengde en homogene verenigingen, geen onderscheid kunnen maken tussen twee verklaringen: maken die gemengde verenigingen hun leden toleranter (socialisatie), of worden tolerantere burgers juist eerder lid van gemengde verenigingen (zelfselectie)?

Beperkingen van bestaand onderzoek omzeild

In een door Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek gefinancierde studie in Social Science Research heb ik de genoemde beperkingen omzeild door gebruik te maken van gegevens uit het CID-onderzoek dat gelijktijdig informatie verzamelde over verenigingen  in een reeks gemeenten - waaronder Aberdeen, Enschede en Mannheim - én naar de leden van die verenigingen.

Het CID-onderzoek biedt dus zowel zicht op samenstelling en doelen van verenigingen als op de betrokkenheid van hun leden. Beide zijn noodzakelijk om socialisatie en zelfselectie uiteen te kunnen trekken.

Het figuur hieronder beschrijft in hoeverre leden van etnisch homogene (H) en diverse (D) verenigingen in drie steden minderheden accepteren als buur, vertrouwen hebben in etnische minderheden, en zich betrokken voelen bij mensen met dezelfde culturele achtergrond.Grafiek acceptatie etnische minderheden

We zien dat er weliswaar grote verschillen bestaan tussen de drie steden - meeste acceptatie en vertrouwen in Enschede, minste in Mannheim -, maar dat de verschillen tussen leden van homogene en diverse verenigingen tamelijk klein zijn.

In de diverse verenigingen is er een grotere acceptatie van etnische buitenstaanders dan in homogene verenigingen, wat in overeenstemming is met het idee van overbruggend sociaal kapitaal. Eenzelfde verschil zien we echter niet voor vertrouwen in etnische minderheden. In lijn met het idee van bindend sociaal kapitaal zien we dat de hechting aan de eigen groep groter is in homogene verenigingen.

Kleine verschillen niet terug te voeren tot diversiteit

Deze resultaten betekenen echter niet dat de (kleine) verschillen ook daadwerkelijk worden veroorzaakt door de verenigingen zelf. Uit nadere analyse van de verschillen blijkt dat, wanneer rekening wordt gehouden met alternatieve verklaringen, de etnische diversiteit van verenigingen alleen verband houdt met hogere acceptatie van migranten of mensen van een ander ras als buur. Maar zelfs dat kan niet geïnterpreteerd worden als een socialiserend effect van hun samenstelling. Als de diversiteit werkelijk een socialiserend effect zou hebben, zou de vereniging meer invloed moeten hebben op actieve leden dan op passieve leden, en meer op langdurige leden dan op nieuwkomers. De onderstaande tabel, toegevoegd voor de fijnproevers, laat zien dat daar geen enkele bewijs voor is.

Tabel socialiserend effect verenigingen

Geen gemakkelijke opstap naar tolerantere burgers

Concreet betekent dit dat leden van etnisch gemengde verenigingen toleranter zijn en minder gehecht aan de eigen groep. Maar dit komt doordat tolerantere burgers eerder lid worden van zulke verenigingen. Etnisch gemengde verenigingen weten volwassen burgers dus niet te veranderen in tolerantere burgers. Zelfs als er een effect is, lijkt het te klein om opgepikt te kunnen worden in een grootschalig survey-onderzoek.

Anders dan het sociaal kapitaal-vertoog van Putnam ons doet geloven, is het verenigingsleven géén gemakkelijke opstap naar tolerantere burgers. Althans, niet onder volwassenen. Dat moet ons eigenlijk niet bevreemden: hoe waarschijnlijk is het nu dat volwassenen nog sterk worden beïnvloed door de vereniging die ze zelf hebben uitgekozen? Waarschijnlijker, in ieder geval in theorie, is dat verenigingen wel een sterke socialiserende invloed op kinderen kunnen hebben. Maar dat is nog niet getoetst.

Tom van der Meer is politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam

Afbeeldingsbron: mjf. Fonseca (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 2908 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Tolerantie doet zich voor ten opzichte van de Ander wiens gedrag Jij afkeurt, maar niet afstraft, ofschoon je er wel de macht toe hebt. Als haar bereik groot is en routinegedrag van veel mensen, mag je geloven dat tolerantie ingestudeerd is, i.e. van een Cultuur, maar niet van alle Culturen. En waarin wel, niet in dezelfde mate. Wij kunnen dit ‘berekenen’ aan de hand van de Ander, in de mate waarin hij hier en daar voorkomt of ontbreekt. In sommige samenlevingen staat de Ander als Ongelovige bekend.

    Impliciet zal nu al duidelijk zijn dat Tolerantie niet absoluut is en dat Tolerant is wat wij vandaag tolerant vinden, maar gisteren nog niet. Deze gedachte combineert cultuur en geschiedenis. Tolerantie is met het zwaard ingevoerd en kan met het zwaard worden afgeschaft.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.