Vader is meer dan een gezagsfiguur

Jongens zijn van nature baldadig, en meisjes rustig. Vaders moeten meer opvoeden en grenzen stellen aan het gedrag van hun zonen. Op die stelling van auteurs als Irene de Zwaan en Angela Crott valt wel wat af te dingen.

Jongens en meisjes gedragen zich van nature anders. Jongens zijn wild, baldadig, druk en houden van avontuurlijke dingen. Meisjes zijn rustig, meegaand, ijverig en praten veel. Vaders moeten meer betrokken worden bij de opvoeding van de kinderen, omdat alleen zij grenzen stellen aan het gedrag van hun zonen. Moeders zijn vooral bezig met troosten, knuffelen en beschermen. Dat is de strekking van een aantal recent verschenen boeken over de rol van de vaders (Irene Zwaan,  De afwezige vader bestaat niet) en over jongens in het onderwijs (Angela Crott, Jongens zijn ´t. Van Pietje Bell tot probleemgeval [1]).

Deze visie op het gedrag van mannen en vrouwen betekent een regelrechte terugkeer naar de jaren vijftig; alle gedragingen van mannen en vrouwen werden destijds verklaard vanuit biologische verschillen in aanleg (nature). In de jaren zeventig kwam er een kentering in dit denken en werden alle verschillen toegeschreven aan de verschillende socialisatie van mannen en vrouwen in opvoeding en onderwijs (nurture). Nieuwe wetenschappelijk inzichten uit vooral de neuropsychologie[2] hebben de beide standpunten in het nature-nurture debat voorlopig met elkaar verzoend. Er zijn weliswaar verschillen tussen mensen in aanleg en ook wordt steeds meer duidelijk over de rol die het mannelijk hormoon testosteron heeft op het gedrag van mannen. Maar de hersenen blijven voortdurend (ook bij volwassenen) in ontwikkeling onder invloed van de omgeving en de activiteiten die mensen zelf ondernemen. Irene Zwaan gaat volledig voorbij aan deze omgevingsinvloeden in het debat. Angela Crott bespreekt deze wel, maar kiest in de rest van haar betoog toch sterk voor de nature-kant.

De conclusie die we uit het nature-nurture debat kunnen trekken is dat het doen van huishouden en zorgtaken te leren is. Ook vrouwen kunnen dit niet ‘van nature’. Niet voor niets leren de meeste jonge moeders en vaders van de kraamverzorgster hoe je een baby moet verzorgen. Vaders zijn in de afgelopen dertig jaar meer tijd gaan besteden aan zorg, maar ze doen nog steeds minder dan de moeders, zo blijkt uit de Emancipatiemonitor 2012. Het gros van de vaders blijft fulltime werken na de geboorte van hun kind[3]. Dat komt niet doordat ze niet kunnen zorgen, maar omdat ze betaald werk (nog) belangrijker vinden dan zorgtaken[4]. Vaders die wel veel voor hun kinderen zorgen, zijn tevreden omdat ze een hechte band met hun kinderen ontwikkelen[5].

Uit het Gezinsrapport blijkt dat vaders en moeders weinig verschillen in hun manier van opvoeden[6]. Het enige punt van verschil is dat moeders eerder zien dan vaders hoe het met hun kind gaat en daar ondersteunend op reageren. Als het gaat om straffen en het hanteren van regels in de opvoeding zien we geen enkel verschil. Even veel vaders en moeders (beide een derde) geven aan wel eens moeite te hebben met het consequent stellen van grenzen. Vijftien jaar geleden waren er nog wel verschillen in opvoedstijl van vaders en moeders te zien. Het argument dat vaders in de opvoeding nodig zouden zijn omdat alleen zij gezag over kinderen hebben en grenzen stellen, snijdt dus geen hout (meer).

Afwezige vader is niet het enige probleem na een scheiding

De afwezigheid van de vader is volgens Zwaan en Crott de oorzaak van psychische problemen van kinderen, vooral in eenoudergezinnen. Maar ook vaders in tweeoudergezinnen zijn veel weg vanwege hun werk en zien hun kinderen helemaal weinig als ze carrière maken.

Natuurlijk is het een drama als kinderen en vaders elkaar na een scheiding helemaal niet meer zien, vaak doordat de moeder (die het juridische gezag heeft) niet meewerkt aan de uitvoering van een omgangsregeling. Daarnaast  zijn er vele andere oorzaken aan te voeren voor de problemen van kinderen van gescheiden ouders, zoals conflicten tussen ouders rond (en soms na) de scheiding of de slechte financiële situatie van veel eenoudergezinnen.

Bij de problemen van kinderen, vooral jongens, in eenoudergezinnen noemen Zwaan en Crott ook in één adem de diagnose ADHD. De auteurs verklaren dit doordat zij alleen door de moeder worden opgevoed. Crott wijst daarnaast ook op de feminisering van het onderwijs. Vrouwelijke leerkrachten zouden niet met druk jongensgedrag kunnen omgaan, en zorgen voor een hausse van het aantal ADHD-diagnoses. Onderzoek van het ITS van de Radboud Universiteit heeft echter aangetoond dat er geen relatie is tussen het geslacht van de leerkracht en de prestaties en gedrag van leerlingen op de basisschool[7].

Het grotere aandeel kinderen met ADHD in eenoudergezinnen zou eerder kunnen worden toegeschreven aan de grotere kans op scheiding van de ouders doordat de aandacht en zorg voor kinderen met ADHD de relatie tussen ouders onder druk zet. Dit wordt nog versterkt doordat deze ouders zelf ook vaak ADHD hebben (ADHD is grotendeels genetisch bepaald).

Vrouwen en vrouwenemancipatie krijgen de zwarte piet

Wat opvalt in de publicaties van Zwaan en Crott is dat vrouwen en meer algemeen de vrouwenemancipatie de zwarte piet krijgen toegeschoven voor problemen die zij signaleren. In hun ogen zou de emancipatiebeweging van de jaren zestig man/vrouw-verschillen ontkennen en van mannen vrouwen willen maken. Dit is echter nooit het doel geweest van de tweede feministische golf. Het idee was dat vrouwen èn mannen zich meer zouden kunnen ontplooien als ze niet langer vast zaten aan hun traditionele rollen van huisvrouw en kostwinner.

En het streven naar emancipatie vond weerklank. Meisjes zijn massaal gaan doorleren en doen het nu beter dan jongens in het onderwijs. Steeds meer vrouwen zijn buitenshuis gaan werken (van 30 procent in 1970 tot ruim 60 procent nu)[8].

In een periode van 40 jaar is er dus veel veranderd. We zouden deze ontwikkelingen ook positief kunnen duiden. Het is echter wrang te moeten constateren dat zodra mannen en jongens op bepaalde terreinen problemen ondervinden, ze als slachtoffers worden beschouwd  van de vrouwen(emancipatie).

Ans Merens is emancipatie-onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau.

 

Foto: Bas Bogers


Noten

[1]  Zie ook: Crott, Angela. Jongens zijn niet gebaat bij zelfontplooiing, Sociale Vraagstukken, 3 mei 2013

[2]  Zie bv. Sitskoorn, Margriet (2008). Het maakbare brein. Amsterdam: Bert Bakker.

[3]  Cloïn, Mariëlle en Harry Bierings (2012). De combinatie van betaalde arbeid en zorgtaken. In: Merens, Ans, Marijke Hartgers en Marion van den Brakel (red.). Emancipatiemonitor 2012. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek, p. 87-101.

[4]  Portegijs, Wil en Mariëlle Cloïn (2012). Verdeling van onbetaalde arbeid tussen partners. In: Merens, Ans, Marijke Hartgers en Marion van den Brakel (red.). Emancipatiemonitor 2012. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek, p. 102-

[5]  Duindam, Vincent (1997). Zorgende vaders. Amsterdam: Van Gennep.

[6] Buckx, Freek en Simone de Roos (2011). Opvoeden in Nederland. In: Buckx, Freek (red.) (2011). Het Gezinsrapport 2011. Een beeld van het gezinsleven. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

[7]  Driessen, G. en J. Doesborgh (2004). De feminisering van het basisonderwijs: effecten van het geslacht van de leerkrachten op de prestaties, de houding en het gedrag van leerlingen. Nijmegen: Instituut voor toegepaste sociale wetenschappen (ITS).

Zie voor een verdere bespreking van deze discussie: Driessen, Geert en Annemarie van Langen (2010). De onderwijsachterstand van jongens. Nijmegen: Instituut voor toegepaste sociale wetenschappen (ITS).

[8]  SCP (1998). Sociaal en Cultureel Rapport 1998. 25 jaar sociale verandering. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, p. 213-233.

Merens, Ans, Marijke Hartgers en Marion van den Brakel (red.) (2012). Emancipatiemonitor 2012. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek.