Van interveniëren naar innoveren in de Schilderswijk

Overheidsbeleid richt zich in de Schilderswijk op de bestrijding van problemen waarvoor ‘voortdurende aandacht onontbeerlijk is’. Onderzoekers keken of het niet beter is te focussen op potenties in de wijk. Dat leverde veel aanknopingspunten op voor een strategie voor wijkverbetering.

De Haagse Schilderswijk staat te boek als de ultieme ‘probleemwijk’. Armste wijk van Nederland. Veel schooluitval. Hoge criminaliteitscijfers. Sharia-driehoek die toch geen Sharia-driehoek bleek te zijn. IS- en Pro Patria-demonstraties. Of die beelden recht doen aan de realiteit van bijna 35.000 bewoners van meer dan honderd nationaliteiten is de vraag. Misschien een belangrijker vraag is of die focus op alleen de problemen in de wijk (en natuurlijk zijn die er) nu echt productief is bij de oplossing ervan.

Een slecht imago schaadt ook het vertrouwen van wijkbewoners

De gemeente legt, gebaseerd op de statistieken, ook de nadruk op problemen met de bestrijding van criminaliteit en drugsoverlast, de begeleiding van gezinnen met een bijstandsuitkering naar een baan of vrijwilligerswerk en met haar sociale interventie (achter-de-voordeurbeleid). Het is kennelijk politiek opportuun om de problemen eerst uit te vergroten om daarna te kunnen laten zien hoe daadkrachtig je die problemen weer aanpakt. Maar stoer beleid leidt echt niet meteen tot oplossingen. Opeenvolgende gemeenterapportages spreken nog altijd over het ‘hardnekkige karakter van de problematiek’ en over de ‘voortdurende aandacht die onontbeerlijk is’.

Het probleem van het beeld van de ‘probleemwijk’ is dat het zichzelf versterkt, met het risico dat de werkelijkheid steeds meer op het beeld begint te lijken. Ondernemers durven niet meer te investeren, jongeren komen moeilijk aan het werk, succesvolle middenklassers verhuizen de wijk uit. Je hoort wel zeggen dat een slecht imago een zaak is van buitenstaanders en de bewoners niet deert; die weten immers wel anders. Helaas, een slecht imago doet niet alleen afbreuk aan de reputatie bij anderen, maar schaadt ook het vertrouwen dat bewoners hebben in de buurt en in hun buren.

Bewoners eigenen zich plekken toe

Wij gingen in de wijk op zoek naar de kiemen van een andere aanpak met een ander perspectief, een aanpak die uitgaat van de potenties in de wijk en die aansluit bij het al aanwezige zelforganiserend en regenererend vermogen. We concentreerden ons op het publiek domein en dwaalden twee jaar lang door de wijk. We zaten op bankjes op de pleinen, zochten naar open hekken van de binnentuinen en liepen binnen bij gebouwen met publieke activiteiten. Voor ons is dat de publieke ruimte. Daar vindt ontmoeting plaats en daar is culturele uitwisseling.

We zagen georganiseerd gebruik van de ruimte, maar ook heel veel informeel gebruik. Bewoners eigenen zich plekken toe. De fietsclub geeft fietsles op een basketbalterreintje op het Oranjeplein waar fietsen officieel verboden is. De ING-bank is door zijn inrichting een ontmoetingsplek en leert klanten internetbankieren. Saïd is een Turkse vrijwilliger die tot ieders tevredenheid een verkavelde binnentuin aan het Jacob van Campenplein beheert. Het Stagehuis heeft zich in een oud woonhuis gevestigd en heeft zoveel activiteiten en zoveel actieve deelnemers dat er meer dan zestig sleutels van in omloop zijn. En om onze blik nog wat scherper te krijgen organiseerden we twaalf maal een Schilderswijktour; de wijk door de ogen van twee Marokkaanse meiden. We zagen steeds meer plekken in de wijk met een speciale betekenis voor (groepen) bewoners. Dat kan simpelweg zijn om in het zonnetje te zitten, maar veel vaker dan je denkt organiseren zij er hun ontmoetingen en activiteiten.

Daarnaast zie je in de Schilderswijk de opkomst van een nieuwe middenklasse. Beter opgeleid dan hun ouders hebben zij de behoefte om zich bewust te laten zien in de wijk. Er is een snelle groei van zelforganisaties die hun eigen (informele) netwerken onderhouden en zich met eigen activiteiten en panden manifesteren in het publiek domein. Dat houdt ook in dat zij zich in de publieke opinie te weer stellen tegen het beeld van de probleemwijk en bijvoorbeeld duidelijk maken dat ze geen behoefte hebben aan demonstraties in de wijk, niet van IS en niet van Pro Patria. Er ontstaan zo nieuwe publieksgroepen die dragers zijn van de publieke ruimte, zowel in de fysieke zin als in de betekenis van het publieke belang en het publieke debat.

Geef publieke domein de ruimte

In dat scala aan activiteiten in de publieke ruimte zien we een krachtige bron om de wijk te versterken. Op drie terreinen deden we aanbevelingen:

  • Zet de stap van interventiewijk naar innovatiewijk. De multiculturele wijk is een gegeven; investeer er liever in dan dat te ontkennen. In de publieke ruimte manifesteren bewoners hun maatschappelijke ambities. Daar kan je op aan sluiten.
  • Zie organisaties en zelforganisaties. Het ‘oude’ welzijnswerk functioneert nog steeds in de wijk. Maar er is inmiddels ook een hele serie aan zelforganisaties waarin particulier initiatief publieke belangen behartigt. Het is helemaal niet zo moeilijk om dat te ondersteunen, ook al is het geen gemeentelijk initiatief. En dit zijn ook de activiteiten die publiciteit verdienen.
  • Maak de wijk (weer) onderdeel van de stad door specifieke aandacht voor knooppunten en doorgaande routes en voor stedelijke, bovenwijkse voorzieningen, zoals een bedrijfsverzamelgebouw voor nieuwe maakindustrie, studentenhuisvesting, of een hoger onderwijs-dependence. Presenteer ontwikkeling in de directe omgeving als signalen van de opleving van de Schilderswijk. Faciliteer gebruik en toe-eigening door verschillende groepen. Ontwikkel strategieën om leegstaand maatschappelijk vastgoed te ontwikkelen tot nieuwe collectieve, parochiale en publieke domeinen.

Het verslag van ons onderzoek is omarmd door organisaties in de wijk. Binnenkort gaan ze samen met ons en met de gemeente praten over een vernieuwingsstrategie die uitgaat van versterken van publieke plekken voor ontmoeting, uitwisseling en emancipatie in de wijk.

Trancity (Simon Franke, Lenneke Overmaat) schreef i.s.m. Arnold Reijndorp het rapport ‘Plekken van betekenis in de Schilderswijk - Publiek domein als strategie’.