Vanwaar die roep om meer toezicht?

Er moet meer toezicht komen in de kinderopvang, zegt de commissie Gunning. De overheid doet of haar neus bloedt en schuift de verantwoordelijkheid naar andere partijen. Maar daarmee wordt geen recht gedaan aan andere mogelijke oorzaken van misstanden.

Overal waar iets mis gaat, is de reflex: er moet meer toezicht komen! Meer toezicht bij banken, asielzoekerszorg, adoptiegezinnen, onderhuur, het leger, zwakke scholen, ontwikkelingsgelden, rekrutering van Oost-Europeanen, hbo-fraude en aanbesteding van grote projecten. En bij de kinderopvang, naar aanleiding van het rapport van de commissie-Gunning. Gunning onderzocht hoe het mogelijk is dat kinderopvangmedewerker Robert M. jarenlang ongestraft kinderen kon misbruiken. Meer persoonlijk toezicht op groepen - altijd vier ogen of oren - en meer bestuurlijk toezicht van gemeenten en inspectie, beveelt Gunning aan. En nog veel meer, maar de regering neemt alleen de aanbevelingen voor meer toezicht ter harte, blijkens de kabinetsreactie.

Waar hebben we de alom hoorbare roep om meer en intensiever toezicht aan te danken? Waardoor heeft meer toezicht zo’n grote urgentie gekregen? Waarom pikt de regering juist de toezichtvoorstellen uit het rapport-Gunning? Gunning bepleit ook betere werving en selectie van personeel en betere samenwerking tussen instellingen. Kinderopvang moet gericht worden op ontplooiing in plaats van het opvangen van kinderen. Het opleidingsniveau moet omhoog. Er moeten meer hbo’ers instromen en blijven. Betalen van hbo’ers op mbo-niveau, zoals nu gangbaar is, moet afgelopen zijn.

Kabinet plaatst zich op de achtergrond
De regering bestrijdt deze voorstellen niet, maar zwakt ze impliciet wel af en schuift de verantwoordelijkheid naar andere partijen. Ze prijst bijvoorbeeld initiatieven in de branche voor bijscholing via het volgen van modules op mbo-3 niveau - alsof je daarmee meer hbo’ers krijgt. En ontplooiing is reeds een taak van de kinderopvang, stelt het kabinet, want het woord wordt in de wet genoemd.

Maar krijg je met meer persoonlijk toezicht - vier oren of ogen - niet vanzelf meer personeel? Nee. Dat vindt Gunning trouwens ook niet nodig. Je kunt ook denken aan vrijwilligers, zoals 65-plussers of ouders die een uurtje langer blijven, stelt ze. En het kabinet vindt vier ogen of oren weliswaar ‘heel belangrijk’, maar voegt er meteen aan toe dat er van kan worden afgeweken ‘als het in de uitvoeringspraktijk tot problemen leidt’ (kabinetsreactie 20 april).

Boterzacht dus, die vier oren en ogen-eis. Tot meer personeel zal die eis niet leiden, en al helemaal niet tot hoger opgeleid personeel. Het nettoresultaat van de commissie-Gunning is dus meer toezicht, en daarmee is de kous af.

Op de oorzaken van misstanden wordt niet ingegaan
Meer toezicht - of het nu om kinderopvang gaat of om banken of veetransport - is het logische resultaat van twee decennia zelfregulering en marktwerking. De overheid trekt zich terug en laat het aan kinderopvanginstellingen, GGD, onderwijsinstellingen en bonden over om goede kwaliteit te regelen. Lukt dit niet - wat we slechts merken via schandalen, en zelden door alledaagse deplorabele toestanden - dan klinkt de roep om meer toezicht.

Door meer toezicht te eisen, negeer je meer structurele oorzaken van misstanden. De commissie-Gunning analyseerde die wel en legde de vinger op een veel dieperliggend probleem in de kinderopvang: tekortschietende pedagogische kwaliteit door te laag opgeleide leidsters en te weinig gerichtheid op de ontwikkeling van kinderen. Met Zweden als eeuwig maar nog steeds actueel voorbeeld van hoe het wel moet. Aan Zweden moeten we een voorbeeld nemen, vindt Gunning. Ook die oproep negeert de regering volledig.

Bij de behandeling van de Wet Kinderopvang in de Tweede Kamer aan het begin van deze eeuw wilden de rechtse partijen vrijwel niets regelen op het gebied van kwaliteit of opleiding. Geen minimale eisen aan het opleidingsniveau of het aantal begeleiders. Dat moesten we aan de markt overlaten. Nu het mis gaat - niet alleen bij Het Hofnarretje maar ook bij andere instellingen, signaleert Gunning - is meer toezicht de oplossing. Als het toezicht faalt, moet er beter toezicht op het toezicht komen. Zo stapelen we toezicht op toezicht, in de woorden van hoogleraar Pauline Meurs. En wantrouwen op wantrouwen. Bij goed werk merk je van toezichthouders immers niet veel. Alleen bij misstanden treden ze op de voorgrond. Hun falen versterkt dan het wantrouwen en de roep om meer toezicht op het toezicht.

Voor herstel van vertrouwen is niet meer toezicht nodig, maar betere basale kwaliteitseisen. Voor de kinderopvang betekent dit: betere opleiding en meer gerichtheid op ontplooiing van kinderen. Hoelang moet Zweden nog als gidsland genoemd worden tot het eindelijk mag gidsen?

Evelien Tonkens is bijzonder hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel verscheen op 27 april 2010 in De Volkskrant.