Verkiezingscampagnes: waar blijft de verantwoording?

De campagne voor de Kamerverkiezingen van 15 maart 2017 is informeel afgetrapt. In verkiezingstijd leggen politici te weinig verantwoording af over hun daden in het verleden. Dat moet veranderen.

Niemand formuleert het puntiger dan de grijze eminentie van de Nederlandse tv-journalistiek en eindredacteur van vele verkiezingsdebatten op televisie, Ad van Liempt. ‘Nu is aan de orde: wat gaan de politici doen, en met wie? Aan de orde zou ook moeten komen: waarom heeft u…?’

Van Liempt hekelt de ruimte die politici in tv-debatten krijgen om fraaie plannen te ontvouwen of de plannen van hun tegenstanders vakkundig zwart te maken, en om te vertellen met wie ze graag zouden (door-)regeren en wie ze juist uitsluiten. Hij kaart het gebrek aan verantwoordingsgerichte waakhond-journalistiek aan die politici ondervraagt over de mate waarin ze eerder aangekondigd beleid al dan niet hebben waargemaakt.

In het tv-debat is niet de politicus, maar de debatleider veel aan het woord

De interviews met Van Liempt en negen collega-journalisten - onder wie debatleiders Frits Wester, Paul Witteman, Ferry Mingelen en Dominique van der Heyde - vormden het sluitstuk van mijn promotieonderzoek naar de deugdelijkheid van de politieke journalistiek en de verantwoordingsgerichtheid in Nederlandse verkiezingsdebatten op televisie.

Eerst onderzocht ik de vragen van debatleiders in tien debatten voor de Kamerverkiezingen van 2002, 2003, 2006, 2010 en 2012. Vervolgens analyseerde ik de berichtgeving over deze debatten in de vier grootste landelijke kranten en op nu.nl. En tot slot sprak ik met politieke journalisten zelf, om hen te confronteren met de uitkomsten. Ik weet nog goed hoe ik helemaal aan het begin van het onderzoek een paniekaanval kreeg bij de gedachte dat de debatleiders wellicht weinig tot niets gevraagd hadden en ik dus bitter weinig materiaal zou hebben. Immers: bij een debat praten de politici, en gunt of ontneemt de moderator hen hoogstens het woord.

Mijn tweede paniekaanval kwam toen deze angst geheel ongegrond leek, en ik over 745 minuten debattijd een enorme hoeveelheid interventies en interrupties van de debatleiders moest noteren en analyseren. Nederlandse debatleiders, zo bleek, zijn vaak en veel aan het woord - doorgaans met inhoudelijke en sturende opmerkingen - en onderbreken politici daarbij meer dan ze hen aan het woord laten.

Politici worden niet of nauwelijks kritisch bevraagd

Ook bleek dat debaters in verkiezingstijd maar zelden worden lastiggevallen met openlijk aanvallende bijdragen van Wester, Witteman, Mingelen of Van der Heyde. Slechts in 8 procent van al hun interventies confronteerden zij politici met kritiek, van henzelf of van andere debaters. Nog veel zeldzamer waren verantwoordingsgerichte vragen zoals ‘waarom heeft u…’ of ‘hoe kan het dat u…?’ In de tien onderzochte debatten kwamen dergelijke vragen slechts negenmaal voor op in totaal 618 vragende interventies.

De betrokken debatleiders verantwoorden (sic) dit redelijk overtuigend met het argument dat debatten zich minder goed lenen voor het kritisch bevragen van politici dan bijvoorbeeld 1-op-1-interviews. Ook zouden debaters elkaar al stevig partij geven. Daar staat tegenover dat verkiezingscampagnes niet alleen moeten bestaan uit mooie edoch onweersproken beloftes, maar ook uit kritische vragen, vaak over het verleden. Die vragen kunnen niet worden overgelaten aan andere politici met hun eigen agenda, maar dienen te worden gesteld door onpartijdige journalisten.

Het is opvallend hoe de campagne voor de eerstvolgende Kamerverkiezingen is begonnen: met excuses van Mark Rutte voor de verkiezingsbeloftes die hij deed in 2012. Deze excuses bood hij aan in een interview met De Telegraaf. Het vormt een indicatie voor de geschiktheid van het 1-op-1-interview om politici kritisch aan de tand te voelen. Dit soort interviews is echter ook geschikt om de politicus te laten zeggen wat hij al beoogde te zeggen. Voordeel daarentegen van een direct uitgezonden interactie tussen journalist en politici zoals het tv-debat is dat de de politicus daarbij onverwachte vragen over zijn beleid direct, met een publiek erbij, dient te beantwoorden.

Debatten moeten veel meer gaan over de grote waaromvragen

In hun huidige vorm lenen verkiezingsdebatten zich maar heel beperkt voor verantwoordingsgerichte vragen. De debatleider heeft te maken met meerdere politici, die hij bovendien idealiter allemaal even kritische vragen stelt, terwijl ze zeer uiteenlopende posities hebben; de een is fractieleider, de ander minister-president, en een derde heeft nog helemaal geen publieke functie.

Mijn stelling is dus dat politici in verkiezingstijd vaker buiten het traditionele debat dienen te worden geconfronteerd met kritische vragen van journalisten over wat ze als Kamerlid voor wetgeving hebben gerealiseerd; of wat ze als minister voor maatregelen hebben genomen. Dat lijkt me veel waardevoller dan het eindeloos herhalen van hun stokpaardjes; of het wegzetten van hun opponenten, vaak met zorgvuldig voorbereide oneliners. Voorbij de bestaande debatten is een zoektocht geboden naar andere formats voor politieke tv die politici verantwoording vraagt. Denk aan een ‘town halldebat’ zoals dat gebruikelijk is in de VS en Groot-Brittannië, waarbij het publiek de kans krijgt politici direct vragen te stellen. Mits die vragen niet vooraf bekend zijn bij de politici, kan dat niet alleen interessante tv opleveren, maar ook de kans voor kiezers om hun vertegenwoordigers zelf aan de tand te voelen.

De NOS experimenteerde tijdens het laatste verkiezingsdebat van 2012 al met dit format, toen drie kiezers vragen mochten stellen aan de debaters (en Diederik Samsom zich daarbij onderscheidde door als enige van de aanwezige politici helemaal géén beloften te doen). Daarnaast zou een programma als ‘Oog-In-Oog’ - waarbij Sven Kockelmann zijn gasten buitengewoon goed geïnformeerd ondervraagt, en dat kritisch op het bijterige af doet - een verkiezingsvariant mogen krijgen. Daarin kunnen alle lijsttrekkers worden geconfronteerd met hun ‘behaalde resultaten in het verleden’. Het zou voor de democratie, en wellicht ook voor de kijkers, goed nieuws zijn als de verkiezingen vaker gaan over de grote waaromvragen dan over ‘wat beloof ik allemaal’ of ‘wie gaat het met wie doen’.

Remko van Broekhoven is politiek filosoof. Hij promoveerde in april dit jaar met zijn dissertatie ‘De Bewakers Bewaakt – Journalistiek en leiderschap in een gemediatiseerde democratie’.

 

Foto: Minister-president Rutte (Flickr Creative Commons)