Versobering verzorgingsstaat is slecht voor economische groei

De eurocrisis doet een appèl op beleidsmakers om hun denkbeelden over kapitaalmarkten, overheidsbeleid en verzorgingsstaten te ontstijgen. Niet de versoberingssagenda, maar de toerustingsagenda biedt de beste mogelijkheden voor versterking van de economie.

Vier jaar na de val van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers is het evident dat we met een economische crisis te maken hebben met de proporties van die in de jaren ‘30 en ‘80 van de vorige eeuw. Oplopende begrotingstekorten en hogere staatsschulden dwingen nationale beleidsmakers tot forse ombuigingen. In de EU-lidstaten bezuinigen regeringen vooral op de sociale voorzieningen, waarvan de kosten gemiddeld tussen de 16 en 30 procent van het overheidsbudget beslaan.

Bij versobering gaat het een ten koste van de ander

Nu zijn er in het debat over de bestrijding van de crisis twee benaderingen te onderscheiden: de versoberingsagenda en de toerustingsagenda. In de versoberingsagenda wordt sociaal beleid primair gezien als een vraagstuk van collectieve kosten en verdeling. Deze benadering stuurt aan op een beleidsmix van begrotingsdiscipline, kostenbeheersing, eigen verantwoordelijkheid en het bevorderen van werkgelegenheidsgroei door financiële prikkels. In zorg, onderwijs, activering, inburgering en kinderopvang vertaalt deze agenda zich in het korten van uitkeringen, versoberen en selectiever maken van voorzieningen en het verhogen van premies en eigen bijdragen.

De theorie achter de versoberingsagenda grijpt terug op de Amerikaanse econoom Arthur M. Okun, die in 1975 sprak over een een big trade-off tussen economische efficiency en sociale rechtvaardigheid. Meer van één is minder van het andere. Ofwel naarmate hoge uitkeringen de inkomensverschillen kleiner maken, loont het minder voor mensen om zich in te spannen op de arbeidsmarkt. Een genereuze verzorgingsstaat in de dynamische internationale economische omgeving van de 21ste eeuw is in die visie beperkt houdbaar en dus zijn ingrijpende sociale versoberingen onvermijdelijk. En dat houdt in dat grotere ongelijkheid politiek geaccepteerd moet worden om economisch het hoofd boven water te houden.

Sociaal beleid als productieve factor

De basisidee achter de toerustingsagenda daarentegen is dat een sterke verzorgingsstaat, zeker bij een teruglopende beroepsbevolking, noodzakelijk is. Het niet bestrijden van armoede, zeker als die van generatie op generatie wordt overgegeven, leidt tot een enorme verspilling van menselijk kapitaal. Het aanknopingspunt van de toerustingsagenda ligt veel minder bij de externe druk van globalisering en veel meer bij endogene maatschappelijke problemen zoals de bestaande arbeidsmarktregulering, de passieve sociale verzekeringen en het kostwinnerhuishouden als kerninstitutie van sociale bescherming. De basisredenering achter deze agenda is dat sociaal beleid een potentiële ‘productieve factor’ van formaat is en dat een open postindustriële kenniseconomie, met sterk veranderende samenlevingsvormen en arbeidsmarktpatronen, andere – meer actieve – sociale zekerheden vergt dan voorheen. Economische wendbaarheid veronderstelt weerbare burgers.

‘Nieuwe sociale risico’s’ (achterblijvende scholing en beperkte mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren) verbonden met flexibele(re) arbeidspatronen, groeiende arbeidsdeelname van vrouwen, veranderde gezinssamenstelling en demografische ontwikkelingen (vergrijzing) pakken nadelig uit voor laagopgeleide werknemers, jongeren, werkende vrouwen, migranten en gezinnen met kleine kinderen. Naarmate de maatschappelijke achterstand toeneemt, worden de mogelijkheden van gezinnen om in de toekomst van hun kinderen te investeren steeds ongelijker verdeeld, met achterblijvende sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen en hogere schooluitval op latere leeftijd als gevolg.

Houdbaar pensioneren is in kinderen investeren

Een overkoepelende doelstelling in de toerustingsagenda is om burgers en gezinnen te ondersteunen bij precaire transities in de levensloop, zoals tussen onderwijs en de eerste baan, tussen werk en gezinsuitbreiding, werkloosheid en scholing. Door de hele levensloop in ogenschouw te nemen, is het mogelijk om de complexe zorgvraag van kinderen, ouderen en andere groepen te identificeren, die in potentie duurzame arbeidsdeelname en –productiviteit bevorderen.

Vanuit een levensloopperspectief bezien is de lakmoesproef voor een ‘productief’ toerustingsbeleid gelegen in de mate waarin vrouwen in staat worden gesteld om de spanning op te heffen tussen carrièrepreferenties en de wens om een gezin te vormen. Voor werkende moeders met kleine kinderen is betaalbare hoogstaande kinderopvang onmisbaar. Hiernaast hebben werkende ouders behoefte aan flexibiliteit in arbeidsrelaties met verlofregelingen, die niet nadelig uitpakken in de sfeer van carrièrepaden, sociale zekerheid en pensioenen.

Toerusting is niet goedkoop, maar wel duurzaam

Het voert te ver om de ‘evidence base’ van de toerustingsagenda uitvoerig te bespreken. In mijn onlangs verschenen boek Changing Welfare States heb ik inzichtelijk gemaakt dat een ambitieuze en proactieve verzorgingsstaat in de internationale kenniseconomie eerder een voordeel dan een nadeel is. De meest ambitieuze Scandinavische verzorgingsstaten, maar ook Duitsland, Nederland en Oostenrijk, kenden een bovengemiddelde groei in de tien jaar tussen 1997 en 2007. Dat wil zeggen dat er in termen van welvaartsontwikkeling geen sprake is van een uitruil tussen een hoog bruto binnenlands product (BBP) en de omvang van publieke sociale uitgaven. Ergo, de bezorgdheid van Okun over de kosten van herverdeling, is onnodig. Macro-economisch succes bij hoogproductieve voltijdse arbeidsdeelname, stelt genereuze verzorgingsstaten goed in staat om relatieve armoede effectief te verzachten. In een consistent toerustingsbeleid tekent zich een evidente win-win-strategie af: de arbeidsparticipatie en –productiviteit worden verhoogd, het welzijn van gezinnen wordt versterkt, de leerprestaties van jongeren verbeterd, de kosten van vergrijzing gedrukt, en de trend van dalende vruchtbaarheid gekeerd. Onderinvestering in toerusting gaat gepaard met economisch verlies, tekortschietende scholing, achterblijvende arbeidsdeelname en groeiende sociale ongelijkheid.

Een toerustingsagenda is niet goedkoop. Er gaan jaren overheen voordat investeringen in gerichte gezinsondersteuning hun vruchten afwerpen in de vorm van een kwantitatief omvangrijke en kwalitatief hoogwaardige arbeidsdeelname. Maar het is evengoed een illusie om te menen dat een versoberingsagenda op een koopje kan. De ervaring van het eerste kabinet Rutte is illustratief. In de verkiezingscampagne van 2010 koos de VVD voor een radicale versoberingsagenda, ook om de PvdA toen uit de coalitieonderhandelingen te weren. Maar de gedoogconstructie met de PVV dwong de liberalen om op het punt van verworven rechten veel water bij de wijn te doen, met als gevolg dat hervormingen op het terrein van de arbeidsmarkt, woningmarkt, en de pensioenen op de lange baan werden geschoven. Overigens werd er ook niet mee voldaan aan de door de VVD politiek beoogde fiscale versobering en was het akkoord bovendien politiek uitermate fragiel. Het gedoogakkoord, waarin saneren op bijstand en kinderopvang en bezuinigingen in het onderwijs werden geofferd voor behoud van baanzekerheid voor insiders op de arbeidsmarkt, stond daarmee haaks op de nieuwe ideeën van de productieve verzorgingsstaat voor de 21ste eeuw.

Anton Hemerijck is decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen aan de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. Hij is tevens hoogleraar Institutionele Beleidsanalyse aan de VU, oud-directeur van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en bijzonder hoogleraar Vergelijkende Analyse van de Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn boek ‘Changing Welfare States’, isbn 9780199607594, wordt uitgegeven door Oxford University Press.

Morgen volgt deel 2 van deze analyse:  'In EU betalen sociale investeringen zich dubbel en dwars terug'.

Dit artikel is 3158 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Door mijn werk aan het boek Wie schrijft die blijft, twijfels bij de kenniseconomie, heb ik uit vergelijkbare cijfers heel andere conclusies getrokken. De koppeling van economische groei en een grote verzorgingsstaat komt niet, doordat het ene goed is voor het andere, maar omdat beide gefinancieerd zijn met drie perverse inkomensbronnen: uitputting van het milieu (in 50 jaar tijd de in miljoenen jaren opgebouwde reserves verbrast), uitbuiting van werkers in ontwikkelingslanden, en uitstel van betaling door zowel particulier als collectief heel veel geld te lenen van de toekomst.
    Het mag waar zijn dat het in het verleden goed was om met deze gelden een grote verzorgingsstaat en een expansieve economie te laten draaien, we staan nu op een keerpunt waarop uitbuiten, uitputten en uitstellen niet meer kunnen.
    Ook eerdere ‘bewijzen’ van het PvdA-dogma dat een royaal spenderende overheid de economie stimuleert (de Hooverdam als populair voorbeeld) worden danig ontkracht als je je realiseert dat de rekening van economische activeringsprogramma’s altijd worden neergelegd bij het proletariaat van twee generaties later.
    Onze schuldenproblematiek is rechtstreeks veroorzaakt door de royale investeringsagenda van Den Uyl, Kok en alle andere regeringen die ‘slochteren’ leegverkochten en desondanks ook nog begrotingstekorten propageerden.
    Als we niet versoberen, blijven we gewoon stelen van onze kleinkinderen en van het milieu. Het wordt heel hard tijd dat deze manier van redeneren wordt afgeleerd, het is het oude denken dat ons de huidige crisis heeft gebracht.

    Een eerste versie van mijn boek is op aanvraag beschikbaar: powerpoint + luisterboek.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.